Kinderreanimatie Flashcards
1
Q
Verschil volwassenen - kinderen
A
- lengte/gewicht
- aard van komst
- anatomie
- psychologie (intellectueel vermogen en emotionele reactie)
- fysiologie
2
Q
Anatomie: airway
A
- relatief grote tong
- kleinere diameter bronchi
- groot hoofd, korte nek -> flexie
- epiglottis hoefijzervorm
- zachte mondbodem
- trachea kort en trechtervormig
3
Q
Fysiologie ademhaling
A
- ademen sneller door hogere O2 behoefte
- hoge compliantie longen
- bij geboorte O2 dissociatie curve naar links: O2 minder makkelijk van Hb af
- zuigelingen zijn afhankelijk vh diafragma
- ribben meer horizontaal -> minder bijdrage uitzetting vd thorax, en breken niet snel
- onrijpe longen -> BPD
4
Q
BPD
A
Bronchiale Pulmonale dysplasie
5
Q
Hoge compliantie longen omdat
A
Zo bewegen de longen makkelijker mee, als compensatie: kinderen hebben minder makkelijk neg thoracale druk, kleinere luchtwegen sluiten al bij eind ademhaling
6
Q
etCO2 meter
A
Meet CO2 die terugkomt
7
Q
Anders bij intuberen van kinderen
A
- cuff: niet altijd nodig door trechter vorm van trachea: kan niks langs tube
- kap voor inslapen: infuus moeilijker prikken
- recht/krom blad: met recht blad beter beeld