Interactievaardigheden (PW 2) Flashcards

1
Q

wat zijn interactievaardigheden?

A

de vaardigheden die pm’ers toepassen tijdens de communicatie met alle kinderen op de groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke 2 groepen interactievaardigheden zijn er?

A

basale interactievaardigheden en educatieve interactievaardigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke 6 interactievaardigheden zijn er?

A

basale interactievaardigheden:

  • sensitieve responsiviteit
  • respecteren van de autonomie
  • structuren en grenzen stellen

educatieve interactievaardigheden:

  • praten en uitleggen
  • ontwikkelingsstimulering
  • begeleiden van onderlinge interacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de pedagogische basisdoelen?

A
  • bieden van fysieke en emotionele veiligheid
  • stimuleren van de ontwikkeling van persoonlijke competenties
  • stimuleren van de ontwikkeling van sociale competenties
  • socialisatie door waarden en normen over te dragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het veilig pedagogisch klimaat?

A

een opvoedingsklimaat waarin kinderen zich sociaal, emotioneel en intellectueel kunnen ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is kindvolgend werken?

A

je interactievaardigheden afstemmen op het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe bereik je een veilig pedagogisch klimaat?

A

door kindvolgend te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe kun je interactievaardigheden scholen?

A

met behulp van video-interactiebegeleiding (regelmatig herhalen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is sensitieve responsiviteit?

En wat zijn de kenmerken?

A

gevoelig reageren op signalen van kinderen

Kenmerken:

  • basale interactievaardigheid
  • signalen herkennen en ze correct interpreteren
  • bevestigende, steunende of stimulerende respons geven
  • zien, volgen en benoemen van contactinitiatieven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn contactinitiatieven?

A

de vele manieren waarop kinderen contact met jou zoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de vier stappen bij een contactinitiatief?

A

1) contactinitiatief
2) ontvangstbevestiging
3) benoemen
4) contact afsluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is respect voor autonomie?

en wat zijn de kenmerken?

A

ruimte bieden om eigen keuzes te maken

kenmerken:

  • basale interactievaardigheid
  • oog voor wat het kind zelf wil en waar hun interesses en behoeften liggen
  • kind laten meedenken en meebeslissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe kun je de autonomie bevorderen?

A
  • zelf laten doen

- laten vertrouwen op zichzelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is structureren en grenzen stellen?

en wat zijn de kenmerken?

A

gaat over het overzichtelijk en voorspelbaar maken van de omgeving van het kind.

kenmerken:

  • basale interactievaardigheid
  • kaders
  • regelmaat
  • op een positieve manier richting geven aan het gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe buig je een nee-reeks om naar een ja-reeks

A

door kinderen positief te benaderen, verbaal en non-verbaal, stimuleer je gewenst gedrag en zal het ongewenste gedrag verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is praten en uitleggen?

en wat zijn de kenmerken?

A

gaat over de mate waarin je praat tegen een kind, dingen uitlegt en over de manier waarop je dat doet.

Kenmerken:

  • educatieve interactievaardigheid
  • gelijkwaardig communiceren
17
Q

wat zijn educatieve interactievaardigheden?

A

vaardigheden die je toepast om kinderen te helpen zich verder te ontwikkelen en te ontdekken waar hun kracht ligt.

18
Q

waar let je op als je jouw communicatie afstemt op het kind?

A
  • juiste woorden en juiste toon
  • vragen stellen die uitlokken om verder te praten
  • open en gesloten vragen afwisselen
  • goed luisteren
  • geduldig zijn, doorvragen
  • aansluiten bij onderwerpen van kind
  • gedachten helpen verwoorden
19
Q

wat is gelijkwaardig communiceren?

A

communicatie afgestemd op het kind:

  • aansluiten met woordkeuze en onderwerpen bij beleving van het kind
  • met het kind praten, niet ertegen
  • kind serieus nemen
20
Q

wat leert het kind van praten en uitleggen?

A

begrippen kennen en redeneren

21
Q

wat is ontwikkelingsstimulering?

en wat zijn de kenmerken?

A

gaat over alle dingen die je doet om de verschillende ontwikkelingsgebieden van kinderen te stimuleren

Kenmerken:

  • educatieve interactievaardigheid
  • kind moet zich veilig voelen
  • aansluiten bij interesse en tempo van kind
22
Q

Hoe kun je ontwikkelingsstimulering toepassen?

A
  • net iets moeilijker materiaal geven
  • vragen stellen
  • uitdagende en interessante omgeving bieden
23
Q

wat is begeleiding bij onderlinge interacties?

en wat zijn de kenmerken?

A

mogelijkheden bieden om kinderen positief met elkaar te laten communiceren en te laten samenwerken

Kenmerken:

  • educatieve interactievaardigheid
  • positieve interacties opmerken, benoemen en waarderen
24
Q

wat is taalrijk communiceren?

A

veel begrippen gebruiken en de taal van het kind aanvullen en verrijken.

25
Q

wat is speelpraten?

A

communiceren via spelletjes

  • heel jonge baby’s
26
Q

wat is doenpraten?

A

praten over alles wat er gebeurt tijdens een activiteit

-baby’s en dreumes

27
Q

wat is denkpraten?

A

praten over wat er zich in de hoofden van kinderen afspeelt. Niet alleen concrete dingen, maar ook fantaseren.

  • peuters en schoolkinderen
28
Q

waarom stel je oudere kinderen open, prikkelende vragen?

A
  • brengt verdieping in het gesprek

- zo leren kinderen hun mening te vormen en onder woorden te brengen

29
Q

wat betekent het dat baby’s een tragere reactietijd hebben?

A

dat ze langere tijd nodig hebben voordat hun hersenen ene prikkel of vraag heeft verwerkt

30
Q

wat is belangrijk bij interactie met baby’s?

A
  • verzorgingsmomenten gebruiken voor volledige aandacht
  • rekening houden met trage reactietijd
  • voorspelbaar zijn
  • rustige ruimte
  • vaste gezichten
  • kennis van hun sociale gedrag
  • baby’s bij elkaar in de buurt leggen voor sociale interactie
  • veel praten en babbelen
  • hoge intonatie gebruiken