Infertiliteit bij de man Flashcards

1
Q

Vruchtbaarheidscijfer

A

hoeveelheid kinderen dat geboren wordt per vrouw
Gemiddelde: 2,1 kind per vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vruchtbaarheid van vrouw wordt bepaald door

A

Eisprong dus geslachtsgemeenschap timen op eisprong
Kans op zwangerschap is groter bij dag 2 voor eisprong
Leeftijd van vrouw: jongere vrouw hogere kans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is de kans op zwangerschap het hoogste (frequentie)

A

2, 3, 4 keer per week seksueel contact is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Spermatogenese (11)

A

Wordt aangestuurd vanuit hypothalamus en hypofyse
* HT maakt in GnRH-neuron het hormoon GnRH aan
* GnRH stimuleert de gonadotrope cel in de HF
* Gonadotrope cel maakt gonadotropines LH en FSH aan
* LH stimuleert leydigcellen (in de teelbal)
* FSH stimuleert de sertolicellen
* Leydicellen in teelbal maken T aan
* Sertolicellen in teelbal maken inhibine B aan
* Sertolicellen en T uit teelbal ondersteunen spermatogenese
* Uit kiemcellen worden zaadcellen gemaakt
* T geeft negatieve feedback aan GnRH-neuron en gonadotrope cel
* Inhibine B geeft negatieve feedback aan gonadotrope cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functie sertolicellen

A

Sertolicellen ondersteunen zaadcellen en maken inhibine B aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Effect van injecties van T op ZC aanmaak

A

Injecties van T gaat zaadcel aanmaak verlagen omdat er niet voldoende lokaal aanmaak van T in teelbal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bekijke foto’s op p15 (spermatogenese)

A

Gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom zijn er miljoenen zaadcellen nodig

A

Veel ZC kunnen traject tussen baarmoeder en eileider niet voltooien
In vagina kunnen een heel aantal ZC doodgaan door het zure milieu
Meeste ZC kunnen barriere in baarmoeder niet doorkomen en worden gevangen in het slijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bepalen van optimale spermakwaliteit

A
  • Kijken naar hoeveel ZC er zijn en hoe beweeglijk ze zijn
  • Kijken naar stalen van koppels die binnen het jaar zwanger geworden zijn vs koppels die niet binnen het jaar zwanger geworden zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Optimale spermakwaliteit (aantal ZC)

A

Kans op zwangerschap 90-95% als je 15 miljoen ZC per ml
o Onder 15 miljoen per ml is verminderde spermakwaliteit
o Tussen 15 en 40 miljoen is goed
o Boven 40 miljoen is optimaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Optimale bewegelijkheid

A

Altijd een fractie onbeweeglijk, dus meer dan 70% bewegelijk komt niet vaak voor
o 70% is optimaal
o Tussen 70%-40% is goed
o Voorbij 40% is verminderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

WHO-criteria verminderde spermakwaliteit (8)

A
  • volume: 1.4ml
  • aantal: 39 milj
  • totale beweeglijkheid: 42%
  • progressieve beweeglijkheid: 30%
  • niet progressieve beweeglijkheid: 1%
  • immotiel: 20%
  • Vitaliteit: 54%
  • normale vorm: 4%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Subfertiliteit

A

uitblijven van een zwangerschap bij een koppel, gedurende tenminste 12 maanden bij regelmatige, onbeschermde, op conceptie gerichte coïtus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Subfertiliteit vs infertiliteit

A

Subfertiliteit: verminder vruchtbaarheid
Infertiliteit: onvruchtbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cumulatieve conceptie ratio

A

per cycli of per maand de kans dat je zwanger wordt
* 85% van koppels zijn zwanger na 12 maanden
* 90% van koppels zijn zwanger na 24 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oorzaken subfertiliteit (4)

A

Mannelijke oorzaken: 30-40%
Vrouwelijke oorzaken: 30-40%
Beide partners: 10-20%
Geen verklaring: 5-25%
–> belangrijk om koppel te behandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Globale prevalentie van onvruchtbaarheid

A

1/6 mensen heeft onvruchtbaarheid ervaren
17,5% geschatte prevalentie van onvruchtbaarheid gedurende het leven
12,6% geschatte prevalentie van onvruchtbaarheid gedurende een periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Mannelijke onvruchtbaarheid niveaus

A

Kijken naar de verschillende niveaus waarop het probleem zich voordoet
* Hypothalamus
* Hypofyse
* Teelbal
* Erectie/ejaculatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Oorzakelijke factoren van mannelijke onvruchtbaarheid (6)

A

secundair hypogonadisme
obstructie van zaadleiders
genetische oorzaken
oncologische ziektes
aangeboren afwijkingen in de uro-genitale kanalen
verworven/secundair testiculaire schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bijdragende factoren van mannelijke onvruchtbaarheid (4)

A

varicocele
leukocytospermie (verhoogd # witte bloedcellen in zc)
chronische ziekte
overgewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Globozoöspermie

A

kop van ZC bevat geen acrosoom (topje van de ZC is er niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Oorzaken mannelijke onvruchtbaarheid (3)

A

Pretesticulair probleem: secundair hypogonadisme
Testiculair probleem: primair hypogonadisme, gestoorde spermatogenese, Y chromosoom deleties, varicocele
Post-testiculair probleem: obstructie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bekijk overzicht onderaan p18

A

Gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Testiculair probleem kwalitatief en kwantitatief

A

Kwantitatief (# ZC dat er gemaakt worden)
Kwalitatief (# is goed maar niet bewegelijk of abnormale vorm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Secundair hypogonadisme

A

Pretesticulair probleem
Hormoonaanmaak verstoord (gonadotropine verlaagd) waardoor er minder T en inhibine B gemaakt en dus ook minder ZC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Oorzaken secundair hypogonadisme (4)

A
  • Hypofysetumor
  • Aangeboren hypofyseprobleem
  • Anabolica
  • Radiotherapie hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Behandeling secundair hypogonadisme

A
  • Oorzaak behandelen (indien mogelijk)
  • Hormoonvervangende therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hormoonvervangende therapie secundair hypogonadisme

A

o LH –> HCG injecties
o FSH injecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

HCG

A

zwangerschapshormoon
Lijkt heel erg qua structuur op LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Bekijk foto op p19 (secundair hypogonadisme)

A

Gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Primair hypogonadisme

A

Testiculair probleem
Problemen met T
* Laag T –> verminderde ZC aanmaak
o Als er geen zc aanmaak is gaan sertolicellen ook geen inhibine B aan maken
* Verhoogde LH en FSH
* Meestal kan er niks aan gedaan worden om ZC aan maak te verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Primair hypogonadisme oorzaken

A
  • Klinefelter syndroom
  • Orchidectomie ikv testistumor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Primair hypogonadisme behandeling

A
  • Oorzaak behandelen: Meestal niet mogelijk
  • Hormoonvervangende therapie: Niet mogelijk
    –> testosteroninjecties onderdrukken spermatogenese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bekijk foto op p19 (primair hypogonadisme)

A

Gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Gestoorde spermatogenese

A

Testiculair probleem
Kan zijn dat T aanmaak normaal is maar dat sperma-aanmaak verstoord is
* Inhibine B laag
* FSH verhoogd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Gestoorde spermatogenese oorzaken (4)

A
  • Afwezige kiemcellen
  • Chemotherapie
  • Y-microdeleties
  • Varicocele
37
Q

Gestoorde spermatogenese behandeling

A
  • Oorzaak behandelen: meestal niet mogelijk
  • Bij verminderde zaadcelaanmaak:
    o Geassisteerde vruchtbaarheidsbehandeling
    –> als er wel ZC aanmaak aanwezig is
  • Bij azoöspermie:
    o Testiculaire sperma-extractie (TESE)
38
Q

Bekijk foto op p19 (verstoorde spermanamaak)

A

Gedaan

39
Q

Y chromosoom microdeleties

A

Genetisch/aangeboren aandoening
Functioneert normaal, maar stukje op Y-chromosoom dat verantwoordelijk is voor ZC aanmaak mist
* Stukje is AZF regios
* FSH hoog en inhibine B laag omdat er geen ZC zijn
* T is normaal

40
Q

Bekijk foto p20 (Y chromosoom microdeleties)

A

Gedaan

41
Q

Varicocele

A

Spatader in teelbal, vergroting van ader die zorgt voor bloedafvoer in teelbal
* Graad 1: enkel palpabel bij Valsalva
* Graad 2: bij palpatie
* Graad 3: bij inspectie

42
Q

Invloed van varicocele op spermatogenese

A

Bij graag 3 heeft 54,9% een lage zaadkwaliteit
Bij graad 2 heeft 40,4% een lage zaadkwaliteit
Bij graad 1 heeft 31,4% een lage zaadkwaliteit

43
Q

Obstructie

A

Post-testiculair probleem
Afvoerwegen zijn niet toegankelijk, wel ZC aanmaak

44
Q

Oorzaken obstructie (5)

A
  • Vasectomie
  • Bilaterale afwezigheid vas deferens (CFTR)
  • Obstructie afvoerwegen
  • Erectiele dysfunctie
  • Ejaculatieproblemen
45
Q

Behandeling obstructie

A
  • Oorzaak behandelen: soms mogelijk
  • Testiculaire sperma-extractie (TESE)
46
Q

Investigaties man bij onvervulde kinderwens (4)

A
  • Anamnese en klinisch onderzoek
  • Echo scrotum
  • Hormonaal bilan
  • Genetisch onderzoek
47
Q

Hormonaal bilan

A

Analyse van 2 spermastalen (voormiddag)
Leydig cel functie: LH, testosteron, SHBG, vrij testosteron, prolactine meten
Sertoli cel functie: FSH, bij azoöspermie: inhibine B meten

48
Q

Genetisch onderzoek vruchtbaarheid

A

Karyotype en Y-chromosoom microdeleties: bij concentratie <5 miljoen/mL
CFTR-dragerschap: bij vermoeden obstructieve azoöspermie

49
Q

Spermiogram

A

sperma aantal
sperma morfologie
sperma motiliteit

50
Q

Oligospermie

A

te weinig ZC (≤ 15 milj/ml)

51
Q

Teratospermie

A

abnormale ZC

52
Q

Asthenospermie

A

te weinig beweeglijk

53
Q

Azoöspermie

A

volledige afwezigheid van zaadcellen
(1% van alle mannen, 10-15% infertiele mannen)
Obstructieve azoöspermie (40%)
Niet-obstructieve azoöspermie (60%)

54
Q

Volume en pH sperma

A
  • Volume ≥ 1,5 ml
    o Zaadvocht: afkomstig van de zaadblaasjes, prostaat
    o Verlaagd volume: teken van obstructie
  • pH: 7,2 – 8,0
    o Lage pH: teken van obstructie
55
Q

Telling sperma

A
  • Concentratie ≥ 15,0 milj/ml
  • Totaal aantal zaadcellen ≥ 40,0 milj
56
Q

Motiliteit

A
  • Progressieve motiliteit
    –> motiliteit ≥ 32% progressieve motiliteit
  • Niet-progressieve motiliteit
  • Immotiel
    Opm. Indien geen enkele beweeglijke zaadcel gezien, Vitaliteit testen: (DD dode zaadcellen), met vitaliteitskleuring
57
Q

Motiliteit 4 klassen

A

Klasse A: snelle voorwaartse beweeglijkheid (> 25µm/sec)
Klasse B: langzame voorwaartse beweeglijkheid (>5µm/sec)
Klasse C: ter plaatse beweeglijk
Klasse D: onbeweeglijk

58
Q

Asthenozoöspermie

A

<32% progressieve motiliteit

59
Q

Asthenozoöspermie oorzaak

A
  • Te veel tijd alvorens staalverwerking
  • Genital tract infections (leucocytospermie ≥ 1 milj leucocyten/ml)
  • Varicocoele
  • Verlengd abstinentie-interval
  • Immotile cilia syndrome (Kartagener synroom)
60
Q

Bekijk foto p22 (morfologie)

A

Gedaan

61
Q

Bekijk foto p23 (morfologie)

A

Gedaan

62
Q

Morfologie

A
  • Morfologie ≥ 4% normale vormen
    o Reflecteert de kwaliteit van de spermatogenese: WHO criteria
    o Normale vorm : hoofd = ovaal en glad; nekstuk = recht; staart = ononderbroken, geen krullen of knikken
  • Teratozoöspermie < 4% normale vormen
63
Q

Afwijkende vormen ZC

A

Pinhead: geen/kleine kop, bevat geen DNA
Globozoospermie: round-headed sperm syndrome, geen acrosoom
Macrocephalie: grote kop, extra chromosomen, moeilijke fertilisatie

64
Q

Aanvullende tests op spermiogram

A

Total motile count (TMC)
Vitaliteit (hoeveel ZC leven er?)
o Belangrijk bij hoog percentage onbeweeglijke zaadcellen
* Ronde cellen en leukocytospermie: teken van infectie
* Antistoffen

65
Q

Total motile count

A

(Concentratie x volume ejaculaat x % progressief motiel) / 100
Combi van belangrijke parameters

66
Q

Necrozoöspermie

A

geen vitale zaadcellen

67
Q

Testen voor antistoffen

A

MAR-test: mixed agglutination reaction
Detecteert IgA en IgG antibodes tegen sperma-antigenen
Immunologische infertiliteit

68
Q

Bekijk foto p23 (Sperm preparation techniques)

A

Gedaan

69
Q

Capacitatietest

A

Doel: voorbereiding op fertilisatie: vloeibaar maken van het plasma membraan en veranderingen in motiliteit induceren
Zaadcellen met beste beweeglijkheid selecteren
Techniek: incuberen na isolatie via densiteitsgradiënt op 37°C in incubator gedurende 30 min in speciaal medium ( bicarbonaat + albumine)

70
Q

TOTAL MOTILE COUNT na capacitatie

A

o TMC ≥ 5 miljoen IUI
o TMC 2-5 miljoen IVF
o TMC ≤ 2 miljoen ICSI

71
Q

Voorgeschiedenis vruchtbaarheid

A

Secundaire geslachtskenmerken: Indalen van de teelballen, verloop puberteit
Medische voorgeschiedenis: radio/chemotherapie, chronische ziekte
Heelkundige voorgeschiedenis: ingreep voor niet-ingedaalde teelbal, varicocele behandeling, vasectomie, ingrepen genitale regio
Infecties: bof orchitis, seksueel overdraagbare aandoeningen, urogenitale infecties, prostatitis

72
Q

Anamnese vruchtbaarheid

A

Seksueel: libido, erectiele function, coitusfrequentie
Medicatie: (anti)androgenen, corticosterioden, opioiden, medicatie die hyperprolactinemia kan veroorzaken (domperidone, antipsychotica, …
(Ab)usus: alcohol, roken, chemicalien, druggebruik, anabolica gebruik

73
Q

Klinisch onderzoek vruchtbaarheid

A

Algemeen: BMI, lichaamsbeharing, gynaecomastie

Genitaal onderzoek
Testiculair volume Prader orchidometer
Palpatie teelballen Normaal, zacht, stevig
Peniele anatomie Locatie van de urethrale meatus
Varicocoele
Vas deferens Aanwezig/afwezig
Epididymis Normaal/opgezet

74
Q

Bekijk foto p24 (echo scrotum)

A

Gedaan

75
Q

Bekijk foto p25 (hormonaal bilan)

A

Gedaan

76
Q

Bekijk foto p25 (Genetisch onderzoek)

A

Gedaan

77
Q

Obstructieve azoöspermie

A

Er is wel zaadcelaanmaak in de teelbal, maar geen zaadcellen in ejaculaat

78
Q

Niet-obstructieve azoöspermie

A

Er is geen zaadcelaanmaak in de teelbal, ook geen zaadcellen in ejaculaat

79
Q

Sperma-analyse obstructieve azoöspermie

A

o Laag volume
o Lage pH
o Laag fructose

80
Q

Hormonaal bilan obstructieve azoöspermie

A

o LH/FSH: normaal
o Testosteron: normaal
o Inhibine B: normaal

81
Q

Scrotale echografie obstructieve azoöspermie

A

tekens van obstructie tonen, bv thv epididymis

82
Q

Sperma-analyse niet-obstructieve azoöspermie

A

o Normaal volume
o Normale pH
o Normaal fructose

83
Q

Hypofysair probleem niet-obstructieve azoöspermie

A

Hormonaal bilan:
o LH en FSH: verlaagd
o Testosteron: verlaagd
o Inhibine B: verlaagd

84
Q

Testiculair probleem niet-obstructieve azoöspermie

A
  • Gestoorde testosteronaanmaak:
    o LH en FSH: verhoogd
    o Testosteron: verlaagd
    o Inhibine B: verlaagd
  • Gestoorde zaadcelaanmaak:
    o LH: normaal
    o FSH: verhoogd
    o Testosteron: normaal
    o Inhibine B: verlaagd
85
Q

TESE

A

Testicular sperm extraction
Stukje tubili seminiferi en dan in labo uit die tubuli de ZC eruit halen
* Obstructieve azoöspermie: 100% kans op vinden van zaadcellen bij TESE
* Niet-obstructieve azoöspermie: 40-50% kans op vinden van zaadcellen bij TESE

86
Q

Surgical sperm retrieval

A

Tubuli seminiferi die het meest gezwollen zijn want dit is teken van meer ZC
ZC op verschillende manieren uit teelbal halen (naald uit bij-/zaadbal, chirurgisch uit bij-/zaadbal, op een of meerdere plaatsen)

87
Q

“Behandeling” mannelijke infertiliteit

A

Intra-uterine inseminatie
IVF
ICSI

88
Q

In vitro fertilisatie (IVF)

A

Hormonale stimulatie om meerdere eicellen te laten uitrijpen
Pick-up van de eicellen uit de eierstokken doorheen de vaginawand
Eicel samenbrengen met veel ZC zodat ZC eicel gaat bevruchten

89
Q

Intracytoplasmatische injectie (ICSI)

A

Hormonale stimulatie om meerdere eicellen te laten uitrijpen
Pick-up van de eicellen uit de eierstokken doorheen de vaginawand
ZC in eicel injecteren