hoorcollege 9 Flashcards

1
Q

RECAPICULATIE

A

Recapitulatie
Start kennisleer: rationalisme vs. empirisme.
Vanaf log.pos: wetenschapsfilosofie: wat is wetenschap?
Poging demarcatiecriterium te vinden, eindigt bij Lakatos – maar is dat wel een
demarcatiecriterium?
Als dat niet zo is zitten we met “anything goes” - alles is toegestaan & alles is relatief. We
kunnen de objectieve feiten niet kennen. Met andere methoden krijgen we andere data.
Imre Lakatos heeft de posities van Popper en Kuhn samengenomen en genuanceerd.
Je zou kunnen zeggen dat hij meerdere demarcatiecriteria accepteert, waaronder als
belangrijkste falsifieerbaarheid. Maar ook moet een theorie een bevestigde meerinhoud
hebben boven een andere theorie. Het onderzoeksprogramma moet af en toe wel hypotheses
doen die ook uitkomen.
Feyerabend geeft een argument voor zijn methodologisch anarchisme; radicale vrijheid.
Iedereen is vrij in zijn denken. Hierdoor kun je ook Voodoo accepteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

HD: Sokal pleit dus voor een objectieve realiteit en tegen een sociale constructie van de
realiteit.
Gevolg van opgeven objectiviteit:

A

Gevolg van opgeven objectiviteit:
Als je objectiviteit opgeeft en gaat zitten theoretiseren over “de constructie van de
werkelijkheid” dan vind je nooit een effectieve behandeling voor AIDS of een oplossing voor
het broeikaseffect. Je zult nooit feiten kunnen achterhalen. Bovendien kan je in geen enkele
situatie een ander wijzen op zijn of haar (sociale en politieke) fouten – alles is immers een
constructie (want er zijn geen objectieve feiten). De radicale vrijheid die PF voorstaat is
volstrekt negatief: vrijheid wordt opgevat als vrij van beperkingen. Dat is toch echt
onacceptabel, je kan mensen niet op die manier vrij laten zijn en toch een samenleving willen
hebben. Je moet andere juist beperkingen opleggen in een samenleving. Je bent niet radicaal
vrij als je wil dat de samenleving goed loopt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Als feiten subjectief zijn…

A

Als feiten subjectief zijn…
Deny that non-context-dependent assertions can be true, and you don‟t just throw out
quantum mechanics and molecular biology: you also throw out the nazi gas chambers, the
American enslavement of Africans, and the fact that today in New York it‟s raining. […]
[F]acts do matter, and some facts (like the first two cited here) matter a great deal. (1996c)
Als verschillende sociale constructies even veel waard zijn, kan iemand nooit fout zitten. Je
kunt niet iemand straffen dat hij een objectief feit heeft gepleegd. Je raakt je hele moraliteit en
ethiek kwijt.
HD: De “anything goes” mentaliteit mag dan ingegeven zijn door een nobele intuïtie dat één
wetenschappelijke methode een totalitair regime in de kennis is, analoog aan dat in de
samenleving, en dat we tegen elk totalitair regime moeten zijn – het slaat wel te ver door: je
kan nu niet meer objectief vaststellen dat iets een totalitair regime is, of wat de daden zijn die
onder dat regime gepleegd zijn – dat is immers allemaal alleen maar sociale constructie.
Feyerabend vindt dat men niet alle methoden mag gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Goede bedoelingen werken dus niet

A

Goede bedoelingen werken dus niet
Feyerabend wil iedereen vrij laten, maar dat is een zeer naïef idee. Als iedereen immers maar
zelf mag vinden wat waar is, dan kunnen we niemand meer aanspreken op immoreel gedrag.
En dat is nu net wat Feyerabend en de zijnen willen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sokal verdedigt een wetenschappelijk realisme.

A

Sokal verdedigt een wetenschappelijk realisme. Kan dit verdedigt worden op een andere
manier; kunnen we het ethische en politieke aspect ter zijde laten? Dit kan.
Er is een debat gaande over de vraag waar wetenschappen nu over gaan. In dit debat speelt het
empirisme een grote rol, omdat de constructivistisch empirist Bas van Fraassen de grote
anti-realist is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wetenschappelijk realisme

Wetenschappelijk realisme vs. constructivistisch empirisme

A

Wetenschappelijk realisme
Wetenschappelijk realisme vs. constructivistisch empirisme
Als je realist bent m.b.t. X, dan zeg je dat X bestaat (we voeren het debat nu in termen van
realisme vs. anti-realisme). Een wetenschappelijk realist zegt dat als een succesvolle
wetenschappelijke theorie stelt dat X bestaat dat X dan bestaat. Je commiteert je aan X.
Dit is vooral belangrijk bij dingen die we niet kunnen waarnemen. Denk dus aan zaken als
overtuigingen en electronen. Twee domeinen: dingen die zo klein zijn dat je ze niet kan
waarnemen, maar ook mentale toestanden.
De wetenschappelijk realist is dus een anti-constructivist. Het zijn geen constructies die we
bedacht hebben; ze bestaan echt en hier kunnen we voor argumenteren. Het zijn objectieve
feiten dat er electronen en mentale toestanden zijn.
De tegenstander: de constructivist
V: Gegeven de verwerping van radicaal relativisme; wat is dan nog constructivisme?
A: De opvatting dat er meerdere wetenschappelijke theorieën zijn die de objectieve
werkelijkheid mogelijk correct zouden beschrijven, maar waartussen je niet kiezen kan, omdat
ze net zo goed zijn: ze werken net zo goed.
De constructivist waar het nu over gaat stelt dat je niet kan kiezen tussen de theorieeen die de
werkelijkheid beschrijven. Het gaat niet om de dingen die we direct kunnen waarnemen, maar
om de dingen die we niet kunnen waarnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Constructivistisch empirisme

A

Constructivistisch empirisme
Er zijn verdedigers van constructivisme, maar dat is wel een stuk gematigder dan dat van
Kuhn, Feyerabend ect.
Bas van Fraassens constructivistisch empirisme: gaat over de domeinen van de wereld die we
niet met onze zintuigen kunnen waarnemen.
Men is het eens over het waarneembare domein
 Domein I: het met de zintuigen waarneembare.
 Domein II: het met instrumenten waarneembare, dat ook op die manier is waargenomen.
Hier gaat het debat over.
 Domein III: het met instrumenten waarneembare, dat nog niet is waargenomen. Hier
gaat het debat over.
 Domein IV: het principieel onwaarneembare. Hier kunnen we geen kennis over
verwerven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Probleem voor psychologen

A

Probleem voor psychologen
Als je anti-realist bent, dan heeft dat tot gevolg dat de psychologie niet de psyche bestudeert,
maar enkel gedrag. Je kunt geen commitment hebben aan de psyche. Wat dan wel weer
compatibel is met de verdediging van het behaviorisme door de logisch empiristen; want je
kan niet zien wat een ander denkt, ervaart. Mentale toestanden postuleren is wel handig. Of ze
echt bestaan weet je niet.
HD: Voor psychologen (en bijvoorbeeld natuur-, en scheikundigen), is het denk ik interessant
om te kijken of het wetenschappelijk realisme te verdedigen valt. Immers: Als dat lukt, kan jehet gedrag van mensen gebruiken om iets te zeggen over het innerlijk leven van mensen, als
het mislukt, kan je enkel iets over het gedrag zeggen.
Laten we eerst naar wat meer kenmerken van wetenschappelijk realisme kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat accepteren de wetenschappelijk realisten en hoe argumenteren zij?

A

Wat accepteren de wetenschappelijk realisten en hoe argumenteren zij?
In het algemeen kan je zeggen dat het om drie beweringen gaat:
1. Een wetenschappelijke theorie zegt iets over de (onwaarneembare) werkelijkheid
(elektronen / mentale toestanden).
2. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat die theorie (bij benadering) waar is
(en dus dat de termen refereren: de termijn verwijzen naar dingen die daadwerkelijk
bestaan).
3. Er is wetenschappelijke vooruitgang mogelijk. Als je objectieve feiten ontdekt, dan
is wetenschappelijke vooruitgang mogelijk.
What realist do share in common are the convictions that scientific change is, on balance,
progressive and that science makes possible knowledge of the world beyond its accessible
empirical manifestations. Leplin 1984:2
De wetenschappelijke groei is niet alleen in het domein van het observeerbare, maar het gaat
verder dan onze waarneming. HD: Dit is dus duidelijk gericht tegen het empirisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe redeneert de realist nu?

A

Hoe redeneert de realist nu?
De wetenschappelijk realist zegt nu: Hoe kan je nu het succes van een wetenschap die over de
onwaarneembare wereld gaat verklaren, anders dan doordat ze bij benadering waar is?
De wetenschap is voor het grootste deel succesvol (progressief onderzoeksprogramma).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De “bij benadering waar” clausule

A

De “bij benadering waar” clausule
Deze zit erin omdat vrijwel niemand zal zeggen dat wetenschappelijke theorieën af zijn en
zonder fouten zijn. We zien hier dus de erfenis van Popper: mensen zijn feilbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inference to the only explanation (IOE)

A

Inference to the only explanation (IOE)
De wetenschappelijk realist die van het succes naar de (bij benadering) waarheid van de
wetenschappelijke theorie redeneert maakt gebruik van inference to the only explanation:
men redeneert naar de enige verklaring.
Dat is een sterke versie van inference to the best explanation (IBE) = abductie. IOE is ook
abductie.
Laten we eerst naar IBE kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inference to the best explanation (IBE)

A

Inference to the best explanation (IBE)
1. X is het geval. Er is een bepaald fenomeen dat je wilt verklaren.
2. Als A, B, C, D of E het geval was,was X te verwachten. Wat is de meest
waarschijnlijke verklaring voor X? Je zoekt mogelijke verklaringen voor dit fenomeen
en selecteert daar de beste uit.
3. E is de meest waarschijnlijke oorzaak van X;
4. Dus: goede reden om aan te nemen dat E het geval was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vaak gaan we van IBE naar IOE

A

Vaak gaan we van IBE naar IOE
Het wetenschappelijke realisme redeneert naar de beste verklaring, maar vaak zie je dat dit de
enige verklaring is. Heel vaak zijn er in principe wel alternatieven, maar stel je die eigenlijk
niet eens op – precies omdat die heel onwaarschijnlijk zijn. Je stelt bijv. alleen maar
verklaring A op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

We gebruiken IBE/IOE allemaal

A

We gebruiken IBE/IOE allemaal
Horatio Caine vindt op een plaats delict een voetstap.
Men accepteert verklaring #1 als beste verklaring (er heeft een mens gelopen), en eigenlijk
ook als enige verklaring (wat als Horatio Caine zou zeggen dat het 3 (een koe met rare
schoenen) was? Zet je dan de tv niet af?). Mag dat?
IBE mag niet als het een vorm van inductie is (want dat is ongeldig).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Inductie:

A

Inductie:
- Alle voetsporen [A] zijn van mensen [B] (in ieder geval tot nu toe was dat zo) (door
inductie verkregen). Maar als het een alien was, dan geldt de algemene redenering niet meer.
Je kunt niet de waarheid van de algemene bewering accepteren. Je kunt dus niet zeggen dat
dit de enige verklaring is.
- Dit zijn voetsporen.
- Dus zijn ze van mensen (door deductie verkregen). Je kunt geen deductie gebruiken, want
deze krijg je door inductie en dit was niet logisch geldig.
Je moet dus andere, goede redenen aandragen om IBE (en evt. IOE) te accepteren. Je moet
goede redenen hebben om uit verschillende verklaringen deze bepaalde verklaring te
accepteren. Je moet kandidaten hebben die jou de goede redenen bieden.
Kandidaten: ontologische spaarzaamheid (niet meer dingen postuleren dan je nodig hebt),
verklarende kracht, aansluiting bij wat we al weten (Lakatos‟ harde kern van een OP).

17
Q

Verklarende kracht

A

Verklarende kracht
Dit zien we in het wetenschappelijk realismedebat.
Wat is de verklaring dat een wetenschappelijke theorie over het onwaarneembare (mentale
toestanden, elektronen) zo succesvol is (d.w.z. voorspellingen doet die voor het grootste deel
uitkomen)?
De wetenschappelijke realist pleit met de verklarende kracht voor het realisme. Hoe kun je
verklaren dat een wetenschap succesvol is? Dit fenomeen wil je verklaren.

18
Q

Mogelijke verklaringen

A

Mogelijke verklaringen
 Verklaring 1: Dat is allemaal toeval (eigenlijk zijn er geen mentale toestanden /
elektronen, maar andere entiteiten).
 Verklaring 2: God zorgt daarvoor.
 Verklaring 3: De malin genie zorgt ervoor.
 Verklaring 4: Dat de wereld (bij benadering) zo is als die theorieën zeggen dat de
wereld is. Dit zegt de wetenschappelijke realist. De theorie is bij benadering waar. Het
geeft inzicht in waarom de wetenschap succesvol is. Want als er electronen/mentale
toestanden bestaan verklaart dit waarom de voorspellingen daarover uitkomen.
HD: Zijn er nog andere verklaringen? Alleen verklaring 4 levert ook inzicht op waarom een
wetenschappelijke theorie succesvol is; IBE dus en omdat de andere verklaringen zo
onwaarschijnlijk zijn: IOE.
No miracles!
“[I] believe realism is the only philosophy that doesn‟t make the success of science a
miracle.” (1975: 73)Bij 1,2,3 is het nog steeds een mirakel hoe het kon gebeuren. Alleen als mentale
toestanden/electronen echt bestaan, snappen we dat de uitspraken van een wetenschap
succesvol zijn. Dit is een abductieve redenering: IOE.

19
Q

Dit is het centrale debat tussen de realisten en de anti-realisten

A

Dit is het centrale debat tussen de realisten en de anti-realisten
Hoe goed kan je IOE verdedigen? Wat valt er tegenin te brengen?
Voordat we daar naar gaan kijken, kijken we eerst nog wat posities binnen het
wetenschappelijk realisme zelf, zodat we beter zien wat daar meestal verdedigd wordt.

20
Q

Het gaat om gematigd wetenschappelijk realisme

Er zijn 5 soorten wetenschappelijk realisme te onderscheiden:

A

Het gaat om gematigd wetenschappelijk realisme
Er zijn 5 soorten wetenschappelijk realisme te onderscheiden:
1. Naïef wetenschappelijk realisme (dit kom je niet echt tegen).
Alles wat in de werkelijkheid bestaat kan door ons begrepen worden met de categorieën
die we nu hebben.
Je kunt dus niks over de wereld ontdekken dat volledig nieuw is.
2. Sterk wetenschappelijk realisme (dit kom je niet echt tegen)
We hebben goede redenen om aan te nemen dat een theorie waar is.
Er is geen wetenschapper die claimt dat er maar 1 wetenschappelijke theorie is die
volledig waar is, zonder fouten.
3. Gematigd wetenschappelijk realisme
We kennen grofweg de structuur van de werkelijkheid / Theorieën zijn bij benadering
waar.
We weten niet alles over de wereld. Maar grofweg kennen we de structuur van de
werkelijkheid. Bij benadering zijn onze theorieeen wel waar.
4. Entiteitenrealisme (niet echt realisme volgens gematigd realisme)
Zwakke vorm: er zijn entiteiten (Cf. er is iets weg ⇒ er is een dief).
Er zijn wel entiteiten, maar wat het is weten we eigenlijk niet. Een gematigd realist zal
zeggen: de psychologie zegt dat er mentale toestanden zijn en hieraan heb je een
commitment.
5. Methodologisch realisme (niet echt realisme volgens gematigd realisme)
We doen alsof er superstrings (atomen/mentale toestanden) bestaan (er is iets weg
⇒ misschien is er een dief).
Het is een soort instrument; het werkt handig om mentale toestanden te introduceren. Je
hebt er niet echt iets aan of ze nou wel of niet zouden bestaan. Gematigd realist: maar je
hebt er geen commitment aan, dan ben je dus geen realist.
Misschien dat we de anti-realisten beter agnosten zouden noemen, maar dat is niet
gebruikelijk. Van Fraassen zegt bijvoorbeeld dat je best mag geloven dat er mentale
toestanden of elektronen zijn, maar dat er net zo goed iets anders kan zijn dat we niet kunnen
zien (en dan kan je dus ook in god geloven). Hij gaat in tegen het idee dat je een commitment
moet hebben aan het bestaan van iets. Je hoeft niet per se een commitment daaraan te hebben.
Van Fraassen zegt niet dat electronen niet bestaan, maar hij commiteert zich niet aan de claim
dat ze wel bestaan (agnost). Je komt in de buurt van entiteitsrealisme. Je mag er best in
geloven, maar het is niet noodzakelijk.

21
Q

Argumenten tegen het wetenschappelijk realisme + evaluatie van die argumenten

A

Argumenten tegen het wetenschappelijk realisme + evaluatie van die argumenten
Korte samenvatting:
1. Een wetenschappelijk realist zegt dus: er is geen andere verklaring mogelijk voor het
succes van de wetenschap dan dat de theorieën bij benadering waar zijn.
2. Dit is een inference to the best/only explanation.
Dat is waar de anti-realisten dus tegen ingaan. De anti-realist probeert het argument van
IBE/IOE te weerleggen.
Argumenten tegen:
1. Eerste argument: empirische adequaatheid
Een theorie hoeft alleen maar empirisch adequaat te zijn, d.w.z. succesvolle
voorspellingen op het waarneembare niveau te doen. In de wetenschap gaat het toch
alleen om de voorspellingen; ze moeten uitkomen op het waarneembare niveau.
Je hoeft je helemaal niet te committeren aan de waarheid van de theorie over de nietwaarneembare
domeinen. Het gaat er niet om of er nou echt atomen of mentale
toestanden zijn.
Is dat wel zo?
Je kan natuurlijk met BvF meegaan & dit beweren; Maar willen wetenschappers niet
meer dan correct voorspellen? Wil je geen inzicht verkrijgen in hoe de wereld in
elkaar steekt? Als je dat laatste wilt, dan zal je iets moeten zeggen over de
waarheidswaarde van zinnen als “atomen kan je splitsen” en “verlangens motiveren
mensen”.
2. Tweede argument: gericht tegen het gebruik van IBE/IOE
Wat nu als Horatio Cane en zijn CSI-team een bepaalde hypothese niet opstellen (die
de juiste zou zijn)? Dan zullen ze nog steeds de beste verklaring accepteren en dan
daar een arrestatie op baseren. Maar: dit is the best of a bad lot: je redeneert naar de
beste verklaringen van een hoop slechte verklaringen (waar de goede verklaring niet
eens tussen zit).
Dit argument ligt in het verlengde van het meer traditionele argument van
onderdeterminatie.
3. Derde argument: onderbepaaldheid van de theorieën door de empirische data
(zagen we al eerder in college 3)..
Er bestaan (of kunnen bestaan) altijd meerdere theorieën die empirisch equivalent
(empirisch dezelfde voorspellingen oplevert) zijn maar die met elkaar in tegenspraak
zijn. Je kunt altijd een andere theorie hebben
Centrale idee hier:
De wetenschap heeft het over allerlei dingen die we niet waar kunnen nemen en die
we ook niet kunnen testen. Je kunt niet testen welke theorie de juiste is, want je hebt
alleen maar de zintuigelijke waarneming om dit vast te stellen. De zintuigelijke
waarneming past op beide theorieen. Je kunt niet op basis van je zintuigen uitmaken
welke theorie correct is.
Dat maakt rivaliserende theorieën mogelijk die net zo goed met de dingen die we wel
waar kunnen nemen om kunnen gaan. Als de theorie nu geen alternatief heeft, kan je
er altijd wel één bedenken.
Popper: “[T]here may be two theories which are incompatible, but have identical
observational consequences.” (1974: 1108) Ze postuleren misschien andere dingen, maar voorspellen hetzelfde. Zo worden ook
tegelijkertijd bevestigd/gefalsifieerd.
Ze zijn met elkaar in tegenspraak, maar worden wel tegelijkertijd bevestigd /
gecorroboreerd;
Elke theorie wordt net zo goed bevestigd als de andere theorieën: Dat houdt dus in dat
je niet op basis van de empirische data kan bepalen welke theorie de juiste is.

22
Q

stelling

A

Stelling: We hebben verschillende rivaliserende theorieën (die net zo goed zijn) of kunnen die
gemakkelijk construeren.
 De realist zegt: één daarvan is juist & als dat nu niet uit te maken valt, dan is dat wel
zo in de toekomst – en ik kan nu al zeggen / beargumenteren hoe we dat dan bepalen.
Je kunt het feitelijk over hetzelfde hebben, maar je noemt het alleen anders. Als je een
echte andere theorie hebt, dan moet je uiteindelijk ook ergens een verschil maken in
de voorspellingen. Dan kijk je welk van deze voorspellingen uitkomt en dan verwerp
je de andere.
 De anti-realist zegt: dat valt nooit uit te maken. Je kunt altijd een alternatieve theorie
bedenken die even empirisch adequaat is.

23
Q

Hoe zouden we argument 2 & 3 aan kunnen pakken?

A

Hoe zouden we argument 2 & 3 aan kunnen pakken?
Je zou kunnen zeggen: kom maar op met die andere theorie (want meestal is die er niet).
Tegenargument: het gaat om het principiële argument – je bent niet gerechtvaardigd de
theorie voor (bij benadering) waar te houden, omdat er een andere theorie bedacht kan
worden die empirisch equivalent is. Je kunt altijd een theorie verzinnen die net zo goed is.
Je zou kunnen zeggen: Maar de theorie is toch heel erg coherent en complex – dat wijst er
toch op dat als de theorie succesvol is dat deze bij benadering waar is?
Tegenargument: Dit is gewoon wat toevoegen aan het no miracle argument – het principiële
punt dat er altijd een alternatieve theorie mogelijk is (net zo coherent en complex) blijft staan.
De realist zou kunnen zeggen: Wat bedoel je eigenlijk met “empirisch equivalent”?
Daarmee wordt bedoeld dat twee theorieën dezelfde observeerbare consequenties hebben. Dit
houdt in dat de notie van observeerbaarheid heel belangrijk wordt.
Maar dan gaat het dus een rol spelen wat observeerbaar is en wat niet?
Een realist zal zeggen: ik kan dingen observeren en detecteren. Detecteren is een manier van
observeren waarbij je een instrument of theorie gebruikt en dus niet alleen je zintuigen.
Detectie (die geen loutere observatie is) moet door Van Fraassen afgewezen worden. Je kunt
geen electronen/mentale toestanden detecteren, want dan zou je er een commitment aan
hebben dat deze echt bestaan.

24
Q

Observatie en detectie

A

Observatie en detectie
Observatie: een meneer. Detectie: boosheid. Je hebt een theorie waarmee je
gezichtsuitdrukkingen kunnen interpreteren. Zie je nou dat iemand boos is of detecteer je dat?
Observatie en detectie zijn niet gemakkelijk te scheiden.
Letters in de krant: wat als je een bril nodig hebt om de letters in de krant te lezen? Je bent
aan het detecteren, want je gebruikt een instrument. Zijn die letters dan “postulaten” – zou er
net zo goed wat anders kunnen zijn? De letters bestaan echt.
Van Fraassen komt hier in de problemen.
Telescoop en microscoop: feitelijk werken deze detectieapparaten hetzelfde.
Maar: Bas van Fraassen accepteert de gegevens van een telescoop wel en die van een
microscoop niet, omdat planeten in principe wel waarneembaar zijn. Je kunt planeten met je eigen zintuigen waarnemen. Je kunt het verschil tussen observeren en detecteren eigenlijk niet
meer maken.
Realist: Als detectie en observatie niet gescheiden kunnen worden, en observatie (i.t.t.
detectie) een centrale rol speelt in het argument van onderbepaaldheid, dan is dat niet langer
een geldig argument.
Tegenargument: Het blijft toch in ieder geval geldig voor die domeinen waar we het eens
zijn dat observatie en detectie wel te scheiden zijn.
Sceptisch?
HD: De realist zou nog kunnen argumenteren dat de constructivistisch empirist de scepticus te
serieus neemt. Als je naar zekere kennis zoekt, en inziet dat mensen feilbaar zijn en theorieën
falsifieerbaar, dan bestaat er de kans (hoe klein die ook is) dat een tot nog toe onbekend
alternatief correct blijkt te zijn. Je zou ook de zoektocht naar die zekere kennis op kunnen
geven (en dus de scepticus niet langer serieus nemen).
We zoeken niet langer meer naar zekere kennis.
Conclusie
Het debat tussen de realisten en de anti- realisten is zeker niet voorbij: dit is typisch een debat
waar de afgelopen jaren veel over geschreven is in de moderne wetenschapsfilosofie.