Hoorcollege 1 Flashcards

1
Q

Filosofie is .. 6 dingen

A

Conceptueel onderzoek, conceptuele verheldering, grondslagenonderzoek/geldigheidswetenschap, perspectiefwisseling, Zoektocht naar de waarheid en alle bovenstaande

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Conceptueel onderzoek

A

Er is eeen manifest en een wetenschappelijk wereldbeeld. Onderzoek leidt tot een wetenschappelijk wereldbeeld. Het normale wereldbeeld is het manifeste. Filosofie: Wat bedoel je met term X? En wat is de link tussen deze 2 wereldbeelden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Conceptuele verheldering

A

Filosofie is het verhelderen van concepten (nieuwe info vanuit de wetenschap, dit moet je ttoevoegen aan je eigen concept). Wetenschap kan kennis leveren die niet verkrijgbaar is door alleen conceptuele analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Grondslagenonderzoek/geldigheidswetenschap

A

Filosofie gaat om de begrippen die je gebruikt (bv causaliteit, iedereen gebruikt het. gebruiken we dit begrip terecht? Mogen we dit toepassen op de wereld? Het vraagt naar de geldigheid van fundamentele begrippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

perspectiefwisseling

A

Filosofie is training in het innemen van het standpunt van je tegenstander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zoektocht naar de waarheid

A

bv. het verzet van socrates tegen de sofisten (zij leerden argumenteren: het draait daarbij niet om waarheid, maar om het overtuigen van de ander. je wil een debat winnen. daar verzette socrates zich tegen. socrates wilde weten wat de waarheid is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Alle bovenstaanden

A

We willen weten wat we bedoelen met onze concepten, we willen dat ze geldig zijn. om daar achter te komen, moeten we soms een ander perspectief innemen. Daardoor krijgen we alles zo helder mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wetenschapsfilosofie

A

is een kritische reflectie op wat wetenschap doet/is/aan kennis genereert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bv. Stephen Hawkings

A

zwarte gaten wetenschap en iemand die geholpen wordt door engelen niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Psychologie heeft de status als wetenshap

A

een kritische houding innemen t.o.v. je studie hoort bij je academische vormgeving. 1 psychologie heeft de status van wetenschap: klopt het wel dat psychologie een wetenschap is? Je moet dit kunnen beargumenteneren. Het hoort bij je academische vorming. 2. wetenschap speelt een belangrijke rol in de sameleving. Wetenschap heeft monopolie op kennisverwerving. is dit terecht? en wat is de implicatie van het antwoord voor de psychologie? Kritisch denken dus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wetenschapsfilosofie begon met kennisleer. Kennisleer stelt 3 vragen

A
  1. wat is zekere kennis? 2 hoe kunnen we die kennis rechtvaardigen? 3. wat is de bron van kennis?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met betrekking tot deze kwesties zijn traditioneel 2 posities ingenomen

A
  1. rationalisme; echte kennis is afkomstig van de ratio, de rede 2. empirisme echte kennis is afkomstig van de zintuiglijke ervaring

als je kennis kan bewijzen en rechtvaardigen is het kennis. Rationalisme en empirisme zeggen beide dat er echte kennis is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sceptisicsme

A

stelt vraagtekens bij de gevestigde (vaak mythologische) opvattingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Socrates

A

misschien weten we wel helemaal niks zeker. tegen de gevestigde orde ingaan. je kunt alle zekere kennis altijd in twijfel blijven trekken zonder dat er 1 antwoord is dat je zeker weet “perhaps the conclusion must even be that we don’t know anything at all, and never will

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rationalisme welke twee en welke centrale en geassocieerde beweging

A

tegenstander van sceptisme.

plato en descartes
centrale bewering: echte kennis komt (deels) voort uit het goed gebruiken van je verstand (ratio) of wordt aan de ratio getoetst

Geassocieerde beweging: er bestaat ingeboren kennis (=nativisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

plato 5 dingen

A
  • leerling van Socrates
  • De bron van kennis is de ratio
  • Leren is herinneren = anamnesis
  • Als je nieuwe info opdoet, doe je eigenlijk geen nieuwe info op, maar herinner je dingen. Je doet nooit nieuwe kennis op
  • Reincarnatie: voor je geboorte had je alle kennis al, die ben je vergeten bij je geboorte. Hoe zit dat? Je vergeet dit als de ziel in het lichaam komt (bij de geboorte) Dus reincarnatie vanuit de ideeenwereld
17
Q

Episteme vs doxa

A

episteme echte kennis over hoe de dingen zijn, alleen over onveranderelijke zaken. Doxa mening over hoe de dingen zijn

18
Q

Reageert op heraclitus

A

pantha rhei = alles stroomt/ alles is continu in beweging doordat alles continu in verandering is, kunnen we alleen odxa verwerven geen episteme. Als we kennis hebben over iets dat verandert, klopt deze kennis na 1 uur al niet meer. We leven in een dubbele wereld. De echte wereld = ideenwereld ofwel vormenwereld (als een soort hemel) ideen/vormen bestaan hierin los van ons. De ziel is verwant aan die ideen. Kennis verwerven is daarmee je de ideen herinneren - anamnesis

19
Q

Plato’s allergoei van de grot

A

als men alleen de schaduw van een stoel ziet, denkt men dat de schaduw de echte stoel is. Dit is niet zo, het is een verschijningsvorm. Dit is net zo met de dubbele wereld.

20
Q

Stuk van Plato: Meno

A

Socrates legt aan Meno uit dat leren eigenlijk herinneren is. Meno: als alle mensen alle kennis al hebben, dan kan min slaaf alle wiskundige problemen oplossen. Socrates bevestigt dat. Ze vragen aan de slaaf wat je moet doen om het oppervlak van een vierkant te verdubbelen. De slaaf vervierdubelt het. Als hem wordt uitgelegd hoe het werkelijk moet, herinnert hij het zich. Maar dit is onacceptabel, het wordt gewoon uigelegd. dit soort rationalisme is dus erg extreem. Descartes had een minder sterke visie

21
Q

empirisme centrale bewering en geassocieerde ewering

A

centrale; de bron van kennis is de ervaring opgedaan via de zintuiglijke waarneming. Dit is de common sense opvatting: als je wilt weten hoe iets zit, moet je kijken (of luisteren). Geassocieerde bewering: als alle kennis uit de ervaring via de waarneming voortkomt, is er geen ingeboren kennis

22
Q

empiristisch/emprisch

A

empirischtisch verwijst naar het empirisme. Empirisch is de methode waarbij gebruikt wordt gemaakt van experimentele gegevens om conclsuies te trekken over de wereld.

23
Q

Aristoteles. Van wie leerling en waar weer tegen?

A

Leerling van Plato. VErwerping van Plato’s twee wereleden theorie: er is slechts een wereld en die is met de zintuigen waar te nemen. Afwijzing van de ingeboren ideeen: de mens is een tabula rasa

24
Q

Peripateo

A

Aristoteles is een empirist, maar zijn theorie bevat wel enkele rationalistische elementen. Hij was een peripateo (= wandelend filosoof). Hij gaf zijn studenten al wandelen les. Daarom noemt van Aquino het empiristische principe dat hij baseert op Aristotels ideen, het perpathische principe: Nihil est in intellectu quod non prius fuerit in sensu, ofwel. niets is in het intellect, dat zich niet eerts in de zintuigen bevond.

25
Q

Aquino’s interpretatie van Aristoteles:

A

het belangrijkste uit Aristotels epistemologie is de zintuigelijke waarneming. In die zin kunnen we Aristotels met recht een emprisit noemen

26
Q

Universalia Plato en Aristoteles

A

Plato: idee stoel is een bestaande entiteit in de ideenwereld. Aristoteles: alleen concrete, individuele dingen (iondividuele stoelen) nemen we waar. Hoe kom je dan aan een universeel abstract begrip (het begrip stoel dat op alle individuele stoelen van toepassing is?

27
Q

Inductie, probleem en oplossing

A

op basis van een aantal (maar niet alle) waarnemingen waarin a b is of op a b volgt concluderen dat a altijd b is of op a altijd b volgt.

probleem: weet je zeker at alle mensen sterfelijk zijn? Nee: op basis van de waarneming alleen kan je neit zeggen at de abstrace algemene stelling , alle mensen zijn sterfelijk waar is - je hebt louter correlatie. Toch was ook Aristotels van mening d dat alle mensen zijn sterfelijk noodzakelijk waar was

Oplossing: inductie is slecht een eerste stap. Er is nog een tweede stap nodig: je moet via onfeilbare intellectuele capaciteit van de geest (nous) inzien dat abstracies als alle mensen zijn sterfelijk noodzakelijke waarheden zijn. dit is intuitieve inductie (=inzicht). Maar: dat is een rationalitisch element ijn zijn epistemologoie

28
Q

De rol van Aristoteles in de late middeleeuwen en de 2 waarheden

A

in de middeleeuwen had de katholieke kerk veel macht. kwesties m.b.t. kennis en werkelijkheid werden opgelost door de bijbel of aristoteles te citeren.

Er waren 2 wegen tot waarheid:

  1. openbaring
  2. je verstand goed gebruiken Aristoteles stond hierom bekend in die tijd.
29
Q

Aquino en de christelijke leer en aristoteles voorbeeld en gevolg

A

Aquino probeerde de christelijke leer met de opvattingen van aristoteles te verenigen. bv. aristoteles had een theorie over stof en vorm stof bv marmer is in aanleg iets. pas door e vorm wordt het ook werkelijk iets (denk aan een beeld dat eigenlijk al mogelijk aanwezig is in een stuk marmer. het beeld kan dus ook weer stuk. dit is dus een proces van ontstaan en vergaan.

aquino stelt dat god het proces van onstaan en vergaan in gang heeft gezet. aristotels onbewogen beweger (=de eerste oorzaak)

gevolg van de koppeling van aristoteles aan de bijbel is dat men het daarna niet meer oneens kon zijn met aristoteles. want wat hij zei, was de waarheid en die stond ook in de bijbel. aristoles aanvallen inmpliceerde de bijbel aanvallen.

30
Q

aristoteles en experimenten en reden

A

in de moderene wetenschap doen we experimenten om iets te leren over de natuuurlijke wereld. aristotels deed geen experimenten, omdat die ons niets zouden leren over de natuurlijke wereld. Aristoetels reden: hij wilde ook weten hoe de natuurlijke wereld in elkaar zat. hij had al een hele classficatie van planten en dieren. de methode was die van observatie. precis door dingen te manipuleren bv steen optillen, ging men tegen de natuur der dingen in en leerde men dus ook niets over die natuur. gevolg. in de middeleeuwen stonden zowel de fiolosfoie als de wetenschap (waar feitelijk geen verschil tussen werd gemaakt) min of meer stil

31
Q

Er zijn traditioneel 2 antwoorden op de vraag wat de bron van kennis is

A
  1. rationalisme 2 empirisme