Hoorcollege 6 Theorieën over gedragsverandering (deel 2) Flashcards
Gedragspsychologie: het effect van belonen en straffen.
Leren => conditioneren
Gewenst gedrag belonen:+bekrachtigen
Ongewenst gedrag afleren bestraffen: - bekrachtigen
Ook psychosociaal karakter: aandacht en complimentjes.
Verandering: oud gedragafleren en nieuw gedrag aanleren.
In de praktijk:
- Gedrag veranderenmet gerichte complimenten, aanmoedigingen en(selectieve)aandacht.
- Hoe is ongewenst gedrag (en bijhorende problematiek) ontstaan en hoe wordt het in stand gehouden?
Dit biedt inzicht én aangrijpingspunten voor aanleren van vervangend gedrag.
- Ontkoppeling onterecht geassocieerde zaken. –> Creëer veiligeoefensituatiesen beperkt van omvang.
De rationeel-emotieve benadering
Theorie dat het gevoelsleven en daarmee ook het psychosociale functioneren, behalve door emoties ook sterk wordt gestuurd door gedachten en interpretaties. Denk aan het glas halfvol of halfleeg, dit is gestuurd door gedachten en interpretaties.
Hinderlijke of belemmerende gedachten kunnen problemen doenontstaan of verandering belemmeren.
Helpende gedachten kunnen helpen omproblemen aan te pakken of een gewenste verandering teweegbrengen.
Gebeurtenissen/ feiten veroorzaken reactie/ gevoelens.
Vb. Ik heb een presentatie daardoor ben ik zenuwachtig.
Dit is een onrealistisch beeld van stappen, een beter beeld is:
Gebeurtenissen/ feiten worden geïnterpreteerd door het individu en vervolgens komt er een reactie/ gevoel uit de interpretatie.
Vb. Iemand grijpt je arm –> interpretatie: hij wil ruzie –> agressieve reactie
Vb. Iemand grijpt je arm –> interpretatie: hij wil wat vragen –> rustige reactie
Er is echter nog een extra stap in deze theorie: Gedachten
Vb. Iemand grijpt je arm –> interpretatie: hij wil ruzie –> Gedachten: ik zit in een gevaarlijke situatie –> agressieve reactie.
Gedachten liggen dicht bij interpretaties.
In de praktijk:
- Welke gedachten liggen aan de basis?
- Mogelijke inadequate interpretaties en gedachten uitdagen/onderzoeken.
- ‘foute’, destructieve of negatieve gedachten worden vervangen door alternatieve, meer positieve.
Attributietheorie
Aan wat geven we de oorzaak van wat ons overkomt?
Schrijven we het intern of extern af?
–> Intern, ik heb mijn motorexamen gehaald.
–> Extern, het was gewoon een goede dag met verkeer, daardoor heb ik mijn examen gehaald.
Is het veranderbaar of onveranderbaar?
–> Veranderbaar, Ik voel me enorm moe na het sporten, mijn lichaam is hier nog niet aan gewend.
–> Onveranderbaar, Ik voel me enorm moe na het sporten, de workout is slopend.
Is het tijdelijk of permanent?
–> Tijdelijk, het was toeval dat ik zo goed handelde bij een ongeval.
–> Permanent, Ik kan altijd zo handelen bij een ongeval.
Wees in de praktijk alert op de attributiestijlen die de cliënt hanteert.
Innovatietheorie
Focus op welke manier vernieuwingen hun weg vinden en worden ze geïmplementeerd. Hoe kunnen we een vernieuwing zo’n hoog mogelijke acceptatie bieden?
- Relatief voordeel
Wat is het relatieve voordeel van de vernieuwing? bv. zuiniger rijden van elektrische auto’s, tijdsbesparing van bullet trains.
- Compatibiliteit met wat er al is.
Iets wordt makkelijker geaccepteerd als het verenigbaar is met wat er al is. Bv. bullet train, het concept van een trein, maar dan veel sneller. –> zeer verenigbaar. - Eenvoud van de innovatie
Innovatie wordt eerder geaccepteerd wanneer deze eenvoudig is toe te passen. Bv. scheiden van groenafval met plastic, dit is makkelijk te herkennen. - Testbaarheid van de ideeën
In welke mate de vernieuwingen vrijblijvend uit te proberen zijn. Een test geeft minder risico aan de consument, waardoor ze het vertrouwder kunnen beoordelen. Bv. proefritten van een elektrische auto voor je hem koopt. - Waarneembaarheid van het effect
Hoe waarneembaar is de vernieuwing voor anderen? Bv. de waarneembaarheid van het slikken van Lion’s Mane is niet waarneembaar voor anderen. Het rijden van een elektrische auto is wel waarneembaar voor anderen.
De innovatietheorie in de praktijk:
- Schenk aandacht aan de verbeteringen die het voorgestelde gedrag kan bieden of de problemen die erdoor kunnen worden opgelost (relatief voordeel bieden).
- Verwijs naar dat al vertrouwd/bekend is (Compatibiliteit).
- Zo gemakkelijk mogelijk, kleine stappen (Eenvoud).
- Nieuwe eens uitproberen (Testbaarheid).
- Zichtbaar maken (Waarneembaarheid).