Hoorcollege 5 Bruikbare theorieën over verandering Flashcards
Veldtheorie: krachtenspel
In het psychologische veld spelen twee soorten ‘krachten’:
- Veranderingskrachten: krachten richting de verandering (‘voordelen’).
- Weerstandskrachten: krachten richting het behoud van de oude situatie (‘nadelen’).
Stabiele situatie: wanneer er een evenwicht is tussen deze tegengestelde krachten
Verandering kan optreden wanneer er in een of meer van de krachten iets wijzigt.
Afnemen van weerstandskrachten, toevoegen van veranderingskrachten, veranderingskrachten versterken.
Het wegnemen van de weerstand heeft meer effect dan toename van de veranderingskracht. Het haalt de algemene druk weg.
In de praktijk ga je cliënten motiveren door:
- te focussen op de voordelen van de verandering (nieuwe veranderingskrachten toevoegen of sterker maken).
- afnemen van weerstandskrachten door in te gaan op bezwaren en angsten.
Consistentietheorie: streven naar evenwicht
Attituden
= evaluatieve oordelen over situaties, gebeurtenissen, personen, gedrag, objecten, …
= wat je wérkelijk vindt.
Wordt verwoord in een opinie.
Mijn attitude tegenover beleid van <35 KW. –> Snap het beleid, maar mensen kunnen starten op een 998cc als ze de correcte skills en mindset hebben.
Attitudes kunnen een indicatie voor gedrag zijn wanneer de tijd tussen het meten van de attitude en het gedrag kort is.
Dus misschien denk ik er over langere tijd anders over na en kan mijn gedrag ook anders zijn.
Attituden kunnen meer of minder in evenwicht zijn.
Niet in evenwicht = niet consistent, dan zal volgens de consistentietheorieën de attitude gemakkelijk veranderen.
Attitudes hebben 3 componenten. Evenwicht binnen dezelfde attitude.
- Cognitieve component (verstand)
- Affectieve component (gevoel)
- Gedragscomponent (gedrag)
Een attitude bestaat dus uit al het kennen, voelen en doen van mensen.
Mensen streven naar consistentie (evenwicht) tussen de drie componenten van een attitude.
VB. Je attitude tegenover motorrijlessen.
Verstand: Ik weet dat ik mijn motorrijbewijs nodig heb om te rijden.
Gevoel: Ik vindt motorrijden leuk.
Gedrag: Ik volg motorrijlessen.
Hier is evenwicht en dus geen aanleiding tot attitudeverandering.
STEL het was zo geweest:
Verstand: Ik weet dat ik mijn motorrijbewijs nodig heb om te rijden.
Gevoel: Ik vindt motorrijden niet leuk.
Gedrag: Ik volg motorrijlessen.
Hier is er onevenwicht en dus zal er aanleiding zijn voor attitudeverandering.
Belangrijk:
- Verandering in het ene component kan zorgen voor verandering in de ander.
- Wijziging van 1 van de 3 componenten is niet genoeg om een hele attitude te veranderen.
ZIE FIGUUR 5
Evenwicht tussen attitudes.
Er kan ook (on)evenwicht zijn tussen verschillende attitudes. Dan gaat het om attitudes van verschillende mensen over hetzelfde onderwerp.
VB.
IK: ik wil een GSXR-750 als starter.
COR: wil een GSXR-750 voor mij.
KOPEN VAN EEN GSXR-750: Fenne:+ en Cor:-
Onevenwichtige situatie.
Er is aanleiding tot attitudeverandering, kan gebeuren door één van de drie componenten.
De cognitieve dissonantietheorie (Festinger)
Mensen streven naar evenwicht tussen de verschillende delen van hun wereld.
Cognitie = alles wat iemand vindt, weet of denkt.
Men spreekt van cognitieve dissonantie wanneer twee of meerdere cognities in strijd zijn met elkaar, vooral als een genomen beslissing in strijd is met (latere) informatie.
vb. Ik wil meer spier, ik wil niet sporten.
Dit kan een gevoel van spanning geven waar men van af wil. Dit kan gedaan worden door aanpassing van gedrag of mening, maar ook door selectieve waarneming.
Vb. Door te selecteren wat je over een parfum vind. Als je hem geblindbuyed hebt en je weet niet wat je er van moet vinden, ga je online kijken naar info en selectief de positieve info toelaten, omdat je hem al gekocht hebt en je niet slecht wil voelen.
Rationalisatie kan dissonantie ook verminderen: gemaakte keuzes goed praten.
Strategieën om dissonantie op te lossen
- Aanpassen van je attitude
- Een voorwaarde toevoegen
- Het alternatief minder aantrekkelijk maken
- Gedachte onderdrukken
- Het belang minimaliseren
- Communiceren
- Gedrag aanpassen
Verandering in de praktijk.
Blijvende verandering is verandering in zowel gedrag, gevoel als kennis.
Verandering beïnvloeden kan beginnen bij één van de drie componenten en vervolgens doorwerken:
Kennis, gevoel of gedrag.
Theorie van gepland gedrag: 4 voorwaarden
Er moeten aan vier voorwaarden voldaan worden om van echte verandering te spreken.
- Een betreffende waarde onderschrijven.
Iets wat men de moeite vind om na te streven voor het desbetreffende effect.
Een waarde kan zijn: ik vind het belangrijk aardig gevonden te worden. - Gedragseffectiviteit
Iemand zal pas gedrag gaan vertonen als hij denkt dat dit het gewenste effect oplevert.
VB. Ik ga beter naar mensen luisteren en meer lachen in gesprekken. - Persoonlijke effectiviteit
De mate waarin iemand gelooft het gedrag eigen te kunnen maken.
Vb. Ik weet dat ik beter naar mensen kan luisteren en meer lol met ze kan hebben. - Sociale norm
De mate waarin je het (verwachte) oordeel van je omgeving je laat beïnvloeden.
Vb. mijn omgeving zou het waarschijnlijk wel fijn vinden als ik aardiger over kom.
ZIE FIGUUR 6