Hoorcollege 1 Introductie Gedragsverandering Flashcards

1
Q

Veranderen heeft twee betekenissen
(on)Overgankelijk?

A

Zélf anders vb. Het weer verandert –> ik voel me beter met zon.
Dóén veranderen vb. Ik verander de inrichting van mijn kamer.
Overgankelijk: Het anders maken.
Onovergankelijk: wij zijn onderwerp van verandering. Het anders worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Agogiek

A

De leer van het dóén veranderen van mensen. Denk aan het helpen bij schulden, burn-out, … Hierin help je mensen veranderen voor het betere.
Kenmerken om aan agogiek te voldoen (hoeft niet altijd aan alle punten te voldoen om agogisch te zijn):
1. Psychosociaal gedrag wordt beïnvloed. Wisselwerking tussen psycho en sociaal.
2. Duidelijke context waarin de verandering plaatsvind.
3. Doelgericht
4. Met een plan van aanpak.
5. Open en eerlijk, geen manipulatie. Beïnvloeding vindt bewust plaats.
6. Open tot verandering, op verzoek van de cliënt.
7. Geen dwang, beïnvloeding is vrijwillig.
8. Enkel jij die de ander beïnvloed.
9. Bij kinderen is dit pedagogiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beïnvloeding

A

In het alledaagse leven wordt je constant beïnvloed door verschillende factoren. Denk aan reclame, discussies met anderen, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie agogiek

A

“De leer van eenzijdige, systematische, doelgerichte, beroepsmatige beïnvloeding die gericht is op het bereiken van een meer wenselijk geachte psychosociale situatie van volwassenen (individueel of in onderling verband) die zich van deze beïnvloeding bewust zijn en die deze situatie ook nastreven”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschil tussen cliënt en patiënt.

A

Cliënt:
- Gelijkwaardig aan de zorgverlener.
- Zelfstandigheid, cliënt heeft inspraak op traject.

Patiënt:
- Passief, afhankelijk van zorgverlener en onzelfstandig.
- Gepaard met lijden en ongemak. Denk aan kankerpatiënt aan de chemo.
- Ondergaat behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Agogische beroepen en (werk)velden

A

Werkvelden:
- Gezondheidszorg, reclassering, maatschappelijk werk, gezondheidsvoorlichting, ontwikkelingssamenwerking, jongerenwerk,…
Beroepen:
- Agogie centraal: maatschappelijk werker, mental coach, hulpverlener, psychotherapeut, mediator, voorlichter, …
- Agogie als aspect: verpleegkundige, arts, leraar, praktijkbegeleider,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten cliëntsystemen

A
  1. Individuele personen (micro)
    Individu komt met hulpvraag en met zijn emoties bij jou.
  2. Groepen (micro)
    Een groep is een verzameling individuen die weet dat hij tot die groep behoort.
  3. Organisaties (meso)
    Opgemaakt vanuit zowel groepen als individuen. Is anoniemer dan een groep. Alsnog duidelijk afgebakend. Denk aan organisatie: AP.
  4. Grotere samenlevingsverbanden (macro)
    Hele grote groepen waarbij de samenstelling continu wisselt. Denk aan alle 16-jarige Nederlanders. Deze groep veranderd constant.

Aspecten van voorgaande niveaus spelen hogerop ook mee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verandering onder de loep. Vervangen en toevoegen in de verandering?

A

Verandering = het verschil tussen een nieuwe en een oude situatie. Je hebt hier 2 manieren om te veranderen.
- Toevoegen –> 1x per week meer sporten.
- Vervangen –> Roken.

Als je niet wil veranderen maak je actief de keuze om alles bij het oude te laten. Niet veranderen is ook een vorm van verandering –> voorheen willen veranderen, achteraf niet willen veranderen: verandering in visie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Veranderbaarheid, verantwoordelijkheid en vrijheid

A

Veranderbaarheid: growth (gelooft in groei, wil daardoor ook groeien) vs. fixed (gelooft niet in veranderbaarheid, wil dat alles hetzelfde blijft) mindset
Verantwoordelijkheid: Je verantwoordelijkheid om over je eigen situatie te handelen. Agogie vereist dus een besef van eigen verantwoordelijkheid.
Vrijheid: Vrijheid in keuzes maken, “in hoeverre kán iemand (on)bewust kiezen?”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Procesgericht helpen veranderen

A

Niet bedenken welke oplossing of verandering goed is(productgericht). Vb. Je moet afvallen, 20kg.
Wel de manier waarop: Hoe bereiken wij dat? (proces- en cliëntgericht). Vb. We kunnen starten met een voedingsschema, om overmatig eten te beperken en zo gezonder te kunnen leven.
We gaan niet productgericht werken, maar proces- en cliëntgericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychisch evenwicht

A

Psychisch evenwicht geeft rust. Er is dan een balans tussen gedrag en wensen.
Bv. naar de gym gaan <—> ik wil breed zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Negatieve- en positieve uitgangspositie?

A

Negatieve uitgangspositie: Er is een probleem en de verandering bestaat uit de oplossing van dit probleem.
Positieve uitgangspositie: Streven naar meer, altijd inzien dat er meer is om te leren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Incidentele en structurele verandering?

A

Incidentele verandering: eenmalige verandering
Vaker dezelfde incidentele verandering toepassen leid tot meer-van-hetzelfde-oplossingen. Door dezelfde oplossing toe te passen voor alles wordt het probleem eigenlijk steeds erger.
Structurele verandering: meerdere veranderingen, blijvend van aard. Kost veel energie, maar levert ook veel op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly