hoorcollege 6 Flashcards
Theory of Mind
is het vermogen om te begrijpen dat anderen hun eigen gedachten, gevoelens en perspectieven hebben die kunnen verschillen van die van jezelf. Dit vermogen ontwikkelt zich meestal rond de leeftijd van 4 tot 5 jaar.
Belang: Het helpt kinderen om sociale interacties te begrijpen en te navigeren, empathie te tonen en conflicten op te lossen.
Voorbeeld: Een kind begrijpt dat een vriend verdrietig kan zijn omdat hij zijn speelgoed kwijt is, zelfs als het kind zelf niet verdrietig is.
Morele ontwikkeling
kan worden beschreven aan de hand van de stadia van Kohlberg:
Preconventioneel niveau (tot ongeveer 9 jaar):
Stadium 1: Gehoorzaamheid en straf: Kinderen vermijden straf door zich aan regels te houden.
Voorbeeld: Een kind volgt de regels om niet gestraft te worden.
Stadium 2: Eigenbelang: Kinderen handelen uit eigenbelang en voor beloningen.
Voorbeeld: Een kind helpt een ander kind omdat het weet dat het daarvoor een beloning krijgt.
Speltypen en Eriksons ontwikkelingsstadia
Autonomie-versus-schaamte-en-twijfel (1-3 jaar):
Speltypen: Functioneel spel (eenvoudige, repetitieve activiteiten zoals schommelen) en constructief spel (bouwen met blokken).
Voorbeeld: Een kind bouwt een toren van blokken en voelt trots (autonomie) of schaamte als het mislukt.
Initiatief-versus-schuldgevoel (3-6 jaar):
Speltypen: Rollenspel (doen alsof) en sociaal spel (spelen met anderen).
Voorbeeld: Een kind speelt dokter en patiënt met een vriend en ontwikkelt initiatief door nieuwe rollen te verkennen, of schuldgevoel als het denkt dat het iets verkeerd doet.
Zelfbeeld en zelfbesef
Zelfbeeld is hoe kinderen zichzelf zien, inclusief hun vaardigheden en eigenschappen. Zelfbesef is het bewustzijn van zichzelf als een apart individu.
Empathie en agressie
Empathie: Het vermogen om de emoties van anderen te begrijpen en te delen.
Ontwikkeling: Empathie ontwikkelt zich door sociale interacties en het observeren van emotionele reacties van anderen.
Voorbeeld: Een kind troost een vriend die gevallen is.
Agressie: Gedrag dat bedoeld is om anderen te schaden.
Ontwikkeling: Agressie kan voortkomen uit frustratie, imitatie van agressief gedrag, of een gebrek aan sociale vaardigheden.
Voorbeeld: Een kind slaat een ander kind om een speeltje te krijgen.
Abstract modeling
Abstract modeling is het proces waarbij kinderen algemene regels en principes leren door het observeren van het gedrag van anderen.
Voorbeeld: Een kind ziet hoe een ouder beleefd “dank je wel” zegt en begint zelf ook beleefd te zijn in verschillende situaties.
Instrumentele en relationele agressie
Instrumentele agressie: Agressie die wordt gebruikt om een direct doel te bereiken.
Voorbeeld: Een kind duwt een ander kind om een speeltje te krijgen.
Relationele agressie: Agressie die gericht is op het schaden van iemands sociale relaties.
Voorbeeld: Een kind verspreidt geruchten om een ander kind buiten een vriendengroep te houden.
Parallel spel
Kinderen spelen naast elkaar zonder interactie.
Voorbeeld: Twee kinderen bouwen elk hun eigen toren van blokken zonder met elkaar te praten.
Associatief spel
Kinderen spelen samen en delen materialen, maar hebben geen gemeenschappelijk doel.
Voorbeeld: Twee kinderen bouwen samen met blokken, maar maken elk hun eigen creatie.
Coöperatief spel
Kinderen spelen samen met een gemeenschappelijk doel.
Voorbeeld: Een groep kinderen bouwt samen een kasteel van zand.
Emotionele zelfregulatie
is het vermogen om je eigen emoties te beheersen en te reguleren.
Voorbeeld: Een kind dat boos is omdat het zijn speelgoed moet opruimen, kalmeert zichzelf door diep adem te halen.
Functioneel en constructief spel
Functioneel spel: Eenvoudige, repetitieve activiteiten.
Voorbeeld: Een kind schommelt of rent rondjes.
Constructief spel: Spel waarbij kinderen iets bouwen of creëren.
Voorbeeld: Een kind bouwt een toren van blokken of maakt een tekening.
Immanente rechtvaardigheid
is het geloof dat straf automatisch volgt op wangedrag.
Voorbeeld: Een kind denkt dat als het iets stouts doet, er automatisch iets slechts zal gebeuren, zoals vallen en zich bezeren.
Prosociaal gedrag
is gedrag dat bedoeld is om anderen te helpen.
Voorbeeld: Een kind helpt een vriend die gevallen is door hem op te tillen en te troosten.
Vier theorieën over genderontwikkeling
Biologische theorie: Genderontwikkeling wordt beïnvloed door genetische en hormonale factoren.
Voorbeeld: Verschillen in testosteron- en oestrogeenniveaus beïnvloeden gedrag.
Psychoanalytische theorie (Freud): Genderontwikkeling vindt plaats door identificatie met de ouder van hetzelfde geslacht.
Voorbeeld: Een jongen identificeert zich met zijn vader en neemt mannelijke rolmodellen over.
Sociale leertheorie: Genderrollen worden geleerd door observatie en bekrachtiging.
Voorbeeld: Een meisje ziet haar moeder koken en wil ook koken.
Cognitieve ontwikkelingsbenadering (Kohlberg): Kinderen ontwikkelen een genderidentiteit door actief informatie te verwerken en te categoriseren.
Voorbeeld: Een kind leert dat het een jongen is en zoekt informatie over wat jongens doen.
Eriksons ontwikkelingsstadia
Autonomie-versus-schaamte-en-twijfel (1-3 jaar): Kinderen ontwikkelen een gevoel van onafhankelijkheid en zelfcontrole.
Voorbeeld: Een kind leert zelf naar het toilet te gaan en voelt trots (autonomie) of schaamte als het niet lukt.
Initiatief-versus-schuldgevoel (3-6 jaar): Kinderen beginnen initiatieven te nemen en nieuwe activiteiten te ondernemen.
Voorbeeld: Een kind organiseert een spel met vrienden en voelt initiatief of schuld als het denkt dat het iets verkeerd doet.