hoorcollege 1 Flashcards
Continue verandering
Geleidelijke, kwantitatieve veranderingen zonder duidelijke overgangen.
Voorbeeld: De geleidelijke toename van woordenschat bij een kind.
Discontinue verandering
Veranderingen die in duidelijke, kwalitatieve stappen plaatsvinden.
Voorbeeld: Een kind dat ineens leert fietsen zonder zijwieltjes.
Ontwikkelingspsychologie
e wetenschappelijke studie naar groei, verandering en stabiliteit van conceptie tot ouderdom.
De ontwikkeling van het kind: vier thema’s
Fysieke ontwikkeling: Veranderingen in het lichaam.
Voorbeeld: Hoe kinderen leren lopen of de puberteit doormaken.
Cognitieve ontwikkeling: Veranderingen in denken en taal.
Voorbeeld: De ontwikkeling van probleemoplossende vaardigheden of taalverwerving.
Sociale ontwikkeling: Veranderingen in relaties en sociale interacties.
Voorbeeld: Hoe kinderen vriendschappen vormen en onderhouden.
Persoonlijkheidsontwikkeling: Veranderingen in persoonlijkheid en zelfbeeld.
Voorbeeld: De ontwikkeling van zelfvertrouwen en identiteit.
Experimenteel onderzoek
Onderzoek waarbij variabelen worden gemanipuleerd om oorzaak-gevolgrelaties te ontdekken.
Voorbeeld: Een studie die onderzoekt of een nieuwe onderwijsmethode de leerprestaties verbetert.
Longitudinaal onderzoek
Onderzoek waarbij dezelfde groep mensen over een lange periode wordt gevolgd.
Voorbeeld: Een studie die de ontwikkeling van taalvaardigheden bij kinderen van 2 tot 10 jaar volgt.
Tweelingenonderzoek
Onderzoek waarbij tweelingen worden bestudeerd om de invloed van genetica en omgeving te begrijpen.
Voorbeeld: Een studie die onderzoekt hoe genetische factoren bijdragen aan intelligentie door eeneiige en twee-eiige tweelingen te vergelijken.
Zygote
De bevruchte eicel die ontstaat na de samensmelting van een spermacel en een eicel.
Monozygote tweeling
Eeneiige tweeling, ontstaan uit één zygote die zich splitst.
Dizygote tweeling:
Twee-eiige tweeling, ontstaan uit twee afzonderlijke zygoten.
Gen-omgevingsinteractie-effecten
Gen-omgeving effecten: De interactie tussen genetische aanleg en omgevingsfactoren.
Passief: Ouders dragen zowel genen als omgeving over.
Actief: Kinderen kiezen omgevingen die bij hun genetische aanleg passen.
Evocatief: Kinderen lokken reacties uit hun omgeving uit op basis van hun genetische aanleg.
Diathese-stress model
Aandoeningen ontstaan door een combinatie van genetische aanleg en stressvolle omstandigheden.
Voorbeeld: Faalangst die zich ontwikkelt door een combinatie van genetische kwetsbaarheid en hoge prestatiedruk.
Differential Susceptibility Hypothese
Sommige mensen zijn gevoeliger voor zowel negatieve als positieve omgevingsinvloeden.
Voorbeeld: Een kind dat zeer gevoelig is voor opvoedingsstijlen en daardoor extra baat heeft bij een ondersteunende omgeving.
Madelief- of Paardenbloemkinderen en Orchidee-kinderen
Metafoor voor kinderen die veerkrachtig zijn (paardenbloem) versus kinderen die zeer gevoelig zijn voor omgevingsinvloeden (orchidee).
Conceptie
Het moment van bevruchting van de eicel door een spermacel.