hoorcollege 2 Flashcards
de vier principes van groei: Cephalocaudale principe
Groei begint bij het hoofd en beweegt naar beneden naar de rest van het lichaam.
Voorbeeld: Baby’s ontwikkelen eerst controle over hun hoofd en nek voordat ze leren zitten en lopen.
de vier principes van groei: Proximodistale principe
Groei begint in het centrum van het lichaam en beweegt naar buiten toe.
Voorbeeld: Baby’s ontwikkelen eerst controle over hun romp en armen voordat ze fijne motoriek in hun handen en vingers ontwikkelen.
de vier principes van groei: Principe van hiërarchische integratie
Eenvoudige vaardigheden ontwikkelen zich onafhankelijk en integreren later in complexere vaardigheden.
Voorbeeld: Een baby leert eerst grijpen en later deze vaardigheid combineren met het oppakken van objecten.
de vier principes van groei: Principe van de onafhankelijkheid van systemen
Verschillende lichaamssystemen ontwikkelen zich op verschillende tijdstippen en snelheden.
Voorbeeld: De groei van het zenuwstelsel kan sneller verlopen dan de groei van het spijsverteringsstelsel.
Dynamische systeemtheorie
De dynamische systeemtheorie stelt dat motorische ontwikkeling een proces is van zelforganisatie waarbij verschillende systemen (zoals spieren, zenuwen en omgeving) samenwerken om nieuwe vaardigheden te ontwikkelen.
Voorbeeld: Leren lopen is niet alleen afhankelijk van spierkracht, maar ook van balans, coördinatie en motivatie. Een kind leert lopen door te experimenteren met verschillende bewegingen en aanpassingen te maken op basis van feedback uit de omgeving.
Reflexen en hun (oorspronkelijke) functie
Zuigreflex: Helpt baby’s om te zuigen en te drinken.
Grijpreflex: Zorgt ervoor dat baby’s objecten vastpakken, wat belangrijk is voor latere motorische ontwikkeling.
Moro-reflex: Een schrikreactie waarbij de baby de armen spreidt en weer naar zich toe trekt, mogelijk een overlevingsmechanisme om zich vast te klampen aan de moeder.
Stapreflex: Wanneer de voeten van een baby een oppervlak raken, lijkt het alsof ze stappen zetten, wat een voorloper is van lopen.
interactionele benadering
Deze benadering benadrukt dat zintuiglijke ervaringen en interacties met de omgeving cruciaal zijn voor de ontwikkeling. Bijvoorbeeld, door te spelen met verschillende texturen en geluiden, leren kinderen hun zintuigen te verfijnen en te integreren.
Motorische ontwikkeling
Vygotski geloofde dat kinderen motorische vaardigheden ontwikkelen door middel van sociale interacties en begeleiding van volwassenen (scaffolding).
Psychosociale ontwikkeling
Hij stelde dat kinderen leren door middel van gezamenlijke activiteiten en dat taal een cruciale rol speelt in het internaliseren van nieuwe vaardigheden en kennis.
Belang van spel en beweging
Spel en fysieke activiteit zijn essentieel voor de ontwikkeling van motorische vaardigheden, sociale interactie, en cognitieve groei. Ze helpen kinderen om hun lichaam te verkennen, zelfvertrouwen op te bouwen en sociale vaardigheden te ontwikkelen.
Gevaren van fysieke inactiviteit
Gebrek aan beweging kan leiden tot gezondheidsproblemen zoals obesitas, verminderde spierontwikkeling, en sociale isolatie. Het kan ook de cognitieve en emotionele ontwikkeling negatief beïnvloeden.
Plasticiteit
Het vermogen van de hersenen om zich aan te passen en te veranderen als reactie op ervaring.
Voorbeeld: Na een hersenletsel kunnen andere delen van de hersenen functies overnemen.
Scaffolding
Ondersteuning die een volwassene biedt aan een kind om een taak te volbrengen die het kind nog niet zelfstandig kan uitvoeren.
Voorbeeld: Een ouder helpt een kind bij het bouwen van een puzzel door aanwijzingen te geven.
Zone van naaste ontwikkeling
Het verschil tussen wat een kind zelfstandig kan doen en wat het kan doen met hulp van een volwassene of meer bekwame leeftijdsgenoot.
Voorbeeld: Een kind kan zelfstandig eenvoudige sommen oplossen, maar heeft hulp nodig bij complexere wiskundige problemen.
Perceptuele schematisering
Het vermogen om tegelijkertijd het geheel en de afzonderlijke delen van een object waar te nemen.
Voorbeeld: Een kind kan een tekening van een huis zien als een geheel, maar ook de afzonderlijke onderdelen zoals ramen en deuren herkennen.