hoorcollege 4 Flashcards

1
Q

Leerprocessen bij Pasgeborenen

A

Leren begint bij pasgeborenen door interactie met hun omgeving, waarbij sensatie en perceptie een cruciale rol spelen. Sensatie is het proces waarbij zintuigen stimuli opvangen, terwijl perceptie de interpretatie van deze stimuli door de hersenen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Auditief (horen):

A

Prenataal: Baby’s kunnen geluiden horen in de baarmoeder vanaf ongeveer 75 decibel.

Postnataal: Baby’s kunnen vanaf 4 maanden hun eigen naam herkennen en vanaf 6 maanden verschillen in noten horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tactiel (voelen, tastzin):

A

Prenataal: Vanaf 32 weken na conceptie is het lichaam gevoelig voor aanraking.

Postnataal: Baby’s verkennen de wereld door objecten met hun mond te verkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geur en Smaak:

A

Postnataal smaak: Baby’s hebben een voorkeur voor zoete en vette smaken en een afkeer van bittere en zure smaken.

Postnataal geur: Baby’s kunnen de geur van hun moeder herkennen tussen 12-18 dagen na de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Visuele Ontwikkeling (zien):

A

Prenataal: Baby’s kunnen onderscheid maken tussen donker en licht.

Postnataal: Baby’s kijken het liefst naar gezichten, wat helpt bij het vormen van sociale banden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Klassieke Conditionering

A

Een vorm van leren waarbij een organisme leert reageren op een neutrale stimulus die normaal geen respons uitlokt. Voorbeeld: Een baby die leert dat het horen van een bel betekent dat het tijd is om te eten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Operante Conditionering

A

en vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt wordt door de associatie met positieve of negatieve consequenties. Voorbeeld: Een baby die leert dat huilen leidt tot aandacht van de ouder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Habituatie (Gewenning)

A

Het proces waarbij een individu minder reageert op een herhaalde stimulus. Voorbeeld: Een baby die na verloop van tijd stopt met reageren op een herhaald geluid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Piaget’s Sensomotorische Stadium

A

Eenvoudige Reflexen (0-1 maand): Baby’s gebruiken aangeboren reflexen zoals zuigen en grijpen. Voorbeeld: Een baby die automatisch aan de borst zuigt.

Primaire Circulaire Reacties (1-4 maanden): Baby’s herhalen aangename acties die ze per ongeluk ontdekken. Voorbeeld: Een baby die herhaaldelijk zijn duim zuigt.

Secundaire Circulaire Reacties (4-8 maanden): Baby’s beginnen acties te herhalen die een reactie in de omgeving veroorzaken. Voorbeeld: Een baby die een speeltje schudt om het geluid te horen.

Coördinatie van Secundaire Schema’s (8-12 maanden): Baby’s beginnen doelgericht gedrag te vertonen. Voorbeeld: Een baby die een speeltje wegduwt om bij een ander speeltje te komen.

Tertiaire Circulaire Reacties (12-18 maanden): Baby’s experimenteren met nieuwe acties om te zien wat de gevolgen zijn. Voorbeeld: Een baby die verschillende manieren probeert om een blokje in een doos te krijgen.

Beginselen van Symbolisch Denken (18-24 maanden): Baby’s beginnen mentale representaties te vormen en indirecte imitatie te vertonen. Voorbeeld: Een baby die een ouder imiteert door een telefoon aan zijn oor te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Schema

A

Een mentale structuur of kader dat helpt om informatie te organiseren. Voorbeeld: Een baby die een schema ontwikkelt voor het drinken uit een fles.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Assimilatie

A

Het integreren van nieuwe informatie in bestaande schema’s. Voorbeeld: Een baby die leert dat een nieuwe speeltje ook in de mond kan worden gestopt, net als andere speeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Accommodatie

A

Het aanpassen van bestaande schema’s om nieuwe informatie op te nemen. Voorbeeld: Een baby die leert dat niet alle ronde objecten eetbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Adaptie

A

Het proces van assimilatie en accommodatie om zich aan te passen aan de omgeving. Voorbeeld: Een baby die leert om verschillende objecten op verschillende manieren te hanteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Infantiele Amnesie

A

Het onvermogen om gebeurtenissen uit de vroege kindertijd te herinneren. Voorbeeld: Volwassenen die zich weinig tot niets herinneren van hun leven voor de leeftijd van 3 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sensatie en Perceptie

A

Sensatie is het proces waarbij zintuigen stimuli uit de omgeving opvangen, terwijl perceptie de interpretatie van deze stimuli door de hersenen is. Voorbeeld: Het zien van een lichtflits (sensatie) en het herkennen dat het een bliksem is (perceptie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Habituatie ofwel Gewenning

A

Habituatie is het proces waarbij een individu minder reageert op een herhaalde stimulus. Voorbeeld: Een baby die na verloop van tijd stopt met reageren op een herhaald geluid.

17
Q

Conditionering

A

Conditionering is een leerproces waarbij een reactie wordt geassocieerd met een specifieke stimulus. Voorbeeld: Een baby die leert dat het horen van een fles betekent dat het tijd is om te eten (klassieke conditionering).

18
Q

Visual Cliff Experiment

A

Het Visual Cliff experiment onderzoekt de perceptie van diepte bij baby’s. Voorbeeld: Een baby die aarzelt om over een glasplaat te kruipen die lijkt op een afgrond, wat aangeeft dat de babydiepte kan waarnemen.

19
Q

Circulaire reacties

A

Herhaalde acties die plezier opleveren. Voorbeeld: Een baby die herhaaldelijk een rammelaar schudt om het geluid te horen.

20
Q

Intentioneel gedrag

A

Gedrag dat gericht is op een doel. Voorbeeld: Een baby die een speeltje wegduwt om bij een ander speeltje te komen.

21
Q

Objectpermanentie

A

Het besef dat objecten blijven bestaan, ook als ze niet zichtbaar zijn. Voorbeeld: Een baby die zoekt naar een speeltje dat onder een deken is verstopt.

22
Q

Mentale representatie

A

Het vermogen om interne beelden van objecten en gebeurtenissen te vormen. Voorbeeld: Een baby die een speeltje in gedachten kan houden en er later naar zoekt.

23
Q

Indirecte imitatie

A

Het nadoen van gedrag dat eerder is waargenomen. Voorbeeld: Een baby die een ouder imiteert door een telefoon aan zijn oor te houden.