hoorcollege 11 Flashcards

1
Q

Piagetiaanse Benadering van Cognitieve Ontwikkeling in de Adolescentie

A

Formeel-operationele fase: Adolescenten ontwikkelen het vermogen tot abstract en hypothetisch denken. Bijvoorbeeld, een tiener die in staat is om complexe wiskundige problemen op te lossen en hypothetische scenario’s te bedenken[1].

Adaptatie: Cognitieve ontwikkeling is een proces van aanpassing door assimilatie (integreren van nieuwe informatie in bestaande schema’s) en accommodatie (aanpassen van schema’s aan nieuwe informatie). Bijvoorbeeld, een tiener die leert om nieuwe studiemethoden te gebruiken om betere resultaten te behalen[1].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Informatieverwerkingstheorie van Cognitieve Ontwikkeling in de Adolescentie

A

Vergelijking met computers: Het brein wordt vergeleken met een computer die informatie ontvangt, verwerkt en opslaat. Bijvoorbeeld, het verbeteren van werkgeheugen en verwerkingssnelheid tijdens de adolescentie[2].

Fasetheorie van Atkinson en Shiffrin: Informatie doorloopt drie stadia: sensorisch geheugen, kortetermijngeheugen (werkgeheugen) en langetermijngeheugen. Bijvoorbeeld, een tiener die leert om informatie beter te organiseren en op te slaan voor lange termijn gebruik[2].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Invloed van Cognitieve Ontwikkeling volgens Elkind op Psychosociale Ontwikkeling

A

Egocentrisme: Adolescenten ontwikkelen een verhoogd zelfbewustzijn en egocentrisme, wat kan leiden tot gevoelens van uniekheid en onkwetsbaarheid. Bijvoorbeeld, een tiener die denkt dat niemand zijn problemen begrijpt en zich daardoor geïsoleerd voelt[3].

Imaginary Audience: Het gevoel dat anderen constant naar hen kijken en hen beoordelen. Bijvoorbeeld, een tiener die zich extreem bewust is van zijn uiterlijk en gedrag in sociale situaties[3].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neurobiologisch Perspectief: Emotionele Brein vs. Cognitieve Brein

A

Snellere ontwikkeling van het limbisch systeem: Het emotionele brein (limbisch systeem) ontwikkelt zich sneller dan de prefrontale cortex (cognitieve brein), wat leidt tot impulsiever gedrag. Bijvoorbeeld, een tiener die snel boos wordt en handelt zonder na te denken[4].

Invloed van hormonen: Hormonale veranderingen versterken emotionele reacties en maken adolescenten gevoeliger voor beloningen en sociale goedkeuring[4].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sturm und Drang en Emotionele Ontwikkeling

A

Emotionele turbulentie: De adolescentie wordt gekenmerkt door sterke emotionele schommelingen en conflicten. Bijvoorbeeld, een tiener die stemmingswisselingen ervaart en zich soms extreem gelukkig en dan weer diep ongelukkig voelt[5].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een Emotie en Waarom is de Puberteit Gevoeliger voor Schaamte?

A

Emotie: Een complexe reactie die fysiologische, gedragsmatige en cognitieve componenten omvat. Bijvoorbeeld, vreugde, verdriet, angst[6].

Schaamte in de Puberteit: Adolescenten zijn gevoeliger voor schaamte door verhoogd zelfbewustzijn en sociale vergelijking. Bijvoorbeeld, een tiener die zich schaamt voor zijn uiterlijk of gedrag in sociale situaties[6].

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Seksuele gezondheid

A

Een staat van fysiek, emotioneel, mentaal en sociaal welzijn in relatie tot seksualiteit; niet slechts de afwezigheid van ziekte, disfunctie of infirmiteit. Het vereist een positieve en respectvolle benadering van seksualiteit en seksuele relaties, evenals de mogelijkheid om plezierige en veilige seksuele ervaringen te hebben, vrij van dwang, discriminatie en geweld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Denkoperaties

A

Mentale handelingen die logische redenering mogelijk maken. Bijvoorbeeld, het oplossen van een wiskundig probleem door stappen te volgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Formeel-operationele fase

A

Volgens Piaget de fase waarin adolescenten het vermogen ontwikkelen tot abstract en hypothetisch denken. Bijvoorbeeld, een tiener die verschillende mogelijke uitkomsten van een situatie kan bedenken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling in de adolescentie

A

Deze theorie vergelijkt het brein met een computer die informatie ontvangt, verwerkt en opslaat. Bijvoorbeeld, verbeteringen in werkgeheugen en verwerkingssnelheid tijdens de adolescentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Executieve functies

A

Hogere cognitieve processen die gedrag reguleren, zoals werkgeheugen, flexibiliteit en zelfbeheersing. Bijvoorbeeld, het plannen van een taak en het onderdrukken van impulsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Model van geheugen van Atkinson en Shiffrin:

A

Sensorisch geheugen: Kortdurende opslag van zintuiglijke informatie. Bijvoorbeeld, het kort onthouden van een beeld dat je net hebt gezien.

Kortetermijngeheugen (KTG)/Werkgeheugen: Tijdelijke opslag en manipulatie van informatie. Bijvoorbeeld, het onthouden van een telefoonnummer totdat je het hebt opgeschreven.

Langetermijngeheugen (LTG): Permanente opslag van informatie. Bijvoorbeeld, het onthouden van de naam van je basisschool.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Metacognitie

A

Bewustzijn en begrip van eigen denkprocessen. Bijvoorbeeld, weten welke studietechnieken het beste voor je werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cognitieve inhibitie

A

Het vermogen om irrelevante informatie te onderdrukken. Bijvoorbeeld, je concentreren op een taak ondanks afleidingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Elaboratie

A

Het verbinden van nieuwe informatie met bestaande kennis om het beter te onthouden. Bijvoorbeeld, het maken van associaties of het uitleggen van een concept aan iemand anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sturm und Drang

A

Emotionele turbulentie en conflicten tijdens de adolescentie. Bijvoorbeeld, een tiener die stemmingswisselingen ervaart en zich soms extreem gelukkig en dan weer diep ongelukkig voelt.

17
Q

Genderdysforie

A

Ongemak of ontevredenheid met het geboortegeslacht. Bijvoorbeeld, iemand die als jongen is geboren maar zich als meisje voelt en hier veel last van heeft.