Hoorcollege 6 Flashcards

1
Q

Ontstaan mentale problemen

A

Wanneer je coping strategieën niet op kunnen tegen de hoeveelheid stress die je ervaart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschillende manieren frustratie uiten:

A
  • Echte uitlaatkleppen (sport/huilen)
  • Ingebeelde uitlaatkleppen (voorstellen dat je op vakantie bent)
  • Sociale interactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale steun en stress response

A

Positief effect –> met mensen zijn die je kent
Negatief effect –> met mensen zijn die niet je vrienden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oorzaken mentale stress

A
  1. Gebrek aan voorspelbaarheid
  2. Gebrek aan controle
  3. Perceptie dat situatie slechter wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oorzaken mentale stress

  1. Gebrek aan voorspelbaarheid
A

Als je niet weet wat er gaat gebeuren, kan dit stress veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Oplossingen gebrek aan voorspelbaarheid:

A
  • Keuzehulp aanbieden, patiënt informeren en de patiënt mag op basis van deze info zelf een keuze maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oorzaken mentale stress

  1. Gebrek aan controle
A

Het idee dat iets buiten je controle is, kan heel stressvol ervaren worden, omdat je het gevoel hebt verantwoordelijk te zijn voor verandering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oplossingen gebrek aan controle:

A
  • Iemand het idee geven dat hij/zij de situatie kan beïnvloeden
  • Niet teveel controle geven, dan geven ze zichzelf de schuld voor het ontstaan van de ziekte, verantwoordelijkheids gevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oorzaken mentale stress

  1. Perceptie dat een situatie slechter wordt
A

Wanneer we het idee hebben dat een situatie gaat verslechteren krijgen we stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Voorspelbaarheid hoog + perceptie verslechtering

A

Stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Controle laag + voorspelbaarheid hoog + perceptie verbetering

A

Positieve stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Controle hoog + voorspelbaarheid hoog

A

Stress, gevoel dat je verantwoordelijk bent voor verandering; geeft ook een saai gevoel. Maar stress reactie gaat aan door verveling.

Mensen die in een fabriek werken hebben hier ook last van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorspelbaarheid en controle werken alleen met stress verminderen als:

A
  • Tijdig = niet te lang of kort voor de stressor, maar juist op het moment dat iemand zich zorgen maakt
  • Informatief = de informatie moet nuttig zijn
  • Accuraat = de informatie moet juist zijn
  • Perceptie = geen interne locus of control
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aangeleerde hulpeloosheid

Welke hormonen betrokken?

A

Overgeneraliseren van verlies en controleerbaarheid en voorspelbaarheid. Je hebt het idee dat je nooit iets aan de situatie kan veranderen, zelfs als dat wel kan.
Hoge glucocrticoïden en laag norepinehrine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Anhedonie

A

Onvermogen om genot te voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Prevalentie depressie

A

Komt het vaakst voor tussen 40-49 jaar. Ze worden op veel vlakken uitgedaagd, druk gezin, werk of zorgen voor gepensioneerde ouders.

17
Q

Depressie en opleiding

A

Zonder opleiding hebben mensen het vaakst een depressie, ze hebben windig bronnen aangeleerd om te copen.
Hoger opleidingsniveau hebben meer coping strategieën

18
Q

Mogelijke mechanismen depressie

A

Chronische activatie sympathisch –> vermoeidheid –> binnen blijven –> sociaal isolement –> slechte zelfzorg –> depressie

Chronische onderactiviteit stressrespons –> stressrespons lui –> moeilijk mobiliseren energie –> vermoeidheid –> binnen blijven –> sociaal isolement –> slechte zelfzorg –> depressie

Negatieve effecten van glucocorticoïden op dopamine en serotonine –> depressie

Negatieve gedachte –> cortex laat lichaam denken dat het een stressor is

19
Q

Freud en depressie

A

Depressive is rouwen en melancholie/zwaarmoedigheid, oftewel naar binnen gekeerde agressie tegen jezelf

20
Q

Bipolaire depressie

A

Wordt gekenmerkt door periodes van manie (euforie), die gevolgd worden door depressieve episodes.

21
Q

Seizoensgebonden depressie

A

Vorm van depressie waarbij de depressieve periodes afwisselen per seizoen.

22
Q

Bruin vetweefsel (BAT)

A

Is betrokken bij de temperatuurregulatie van ons lichaam. Dit wordt aangestuurd door het sympathisch zenuwstelsel. Snelle temperatuurverandering triggert metabolische activatie van BAT.

23
Q

Symptomen van overactief BAT:

A
  • Melancholie
  • Verlies van eetlust
  • Gewichtsverlies
  • Slapeloosheid
  • Anhedonie
24
Q

Weg naar depressie door BAT

A

Stress –> sympathische zenuwstelsel activatie –> activatie BAT –> depressie

25
Q

Schade aan prefrontale cortex door stress leidt tot:

A
  • Verlies van bedachtzaam nadenken en actie
  • Emotionele responstoename
  • Verslechtering van geheugen
  • Verslechtering van maken van keuzes
26
Q

Symptomen PTSD

A
  • Heftige herinneringen en nabelevingen
  • Vermijden van plekken, dingen en personen die geassocieerd zijn met de gebeurtenis
  • Negatieve veranderingen in denken en stemming
  • Veranderingen in fysieke en emotionele reacties
27
Q

Anorexia

A

Heeft oorsprong in de hersenen, waardoor ze niet meer de mogelijkheid hebben om rationele keuzes te maken. Stressor leidt tot toename van CRH, dit leidt tot anorectische acties.

28
Q

Mogelijke behandeling anorexia

A

TMS, dit stimuleert de prefrontale cortex waardoor er betere keuzes gemaakt kunnen worden en de zelfcontrole beïnvloedt wordt

29
Q

Bulimia en stress

A

Stress leidt tot een toename van cortisol, leidt tot honger. Na een eetbui voelen ze zich schuldig, meer stress, cortisol neemt toe, en weer honger.

30
Q

Hypochondrie

A

Mensen die altijd bang zijn dat ze een ziekte hebben of ziek te worden.

31
Q

Depersonalisatie-derealisatie stoornis

A

Mensen kunnen uit hun lichaam treden en zichzelf van een afstandje bekijken

32
Q

Dissociative identiteit stoornis

A

Mensen gaan dissociëren wanneer ze veel stress hebben om ermee om te gaan. Mensen treden uit hun lichaam en worden een ander persoon wat wel met stress om kan gaan.

33
Q

Type D persoonlijkheid

A

Wordt gekenmerkt door negatief effect en sociale inhibitie. Het is geassocieerd met ontwikkelen van mentale en fysieke problemen.