hoorcollege 13 Flashcards

1
Q

neurologisch onderzoek

A
  • patient geschiedenis
  • algemeen lichamelijk onderzoek
  • onderzoek van zintuigen, motoriek en reflexen
  • globale screening van cognitieve functies
  • als nodig: verder diagnostisch onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

traumatisch hersenletsel

A
  • door ongevallen/sportoefening
  • effecten door bloeding, intracraniale druk, zwelling
  • glucose metabolisme hersenen verminderd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

open hersenletsel

A
  • schedel kapot
  • specifieke stoornissen en relatief snel herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gesloten hersenletsel

A

klap tegen hoofd, hersenschudding/kneuzing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

coup

A

kneuzing aan kant van klap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

contrecoup

A

kneuzing aan andere kant van klap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hersenkneuzing

A
  • diffuse beschadiging van grijze en witte stof
  • kan tot hersenbloeding en oedeem leiden
  • coma
  • cognitieve stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

chronic traumatic encephalopathy

A

= progressieve degeneratieve ziekte in mesen met meerdere hersenschuddingen
- tangles, plaques en hersenatrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

epileptische aanvallen

A

abnormaal vuurgedrag van cerebrale neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

herhalende epileptische aanvallen

A

stoornissen in bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

symptomatische aanvallen (epilepsie)

A

secundaire gevolg van specifieke organische factoren

gevolg van iets wat in hersenen aan de hand is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

idiopatische aanvallen (epilepsie)

A

treden spontaan op zonder primaire organische oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3 symptomen in veel vormen van epilepsie

A
  • begin met aura (subjectieve ervaring)
  • verlies van bewustzijn
  • bewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

epilepsie: focale aanvallen

A

= beginnen op specifieke locatie
- focaal-epileptische aanvallen
- focal-impaired awareness seizure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

focaal-epileptische aanvallen

A
  • motorische aanvallen die lokaal beginnen en zich uitspreiden over hele lichaam
  • focus in primaire motorische of somatosensorische cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

focal-impaired awareness seizure

A
  • bewustzijnsstoornissen
  • automatische bewegingen,
  • soms typische bizarre, catatonische lichaamshouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

epilepsie: gegeneraliseerde aanvallen

A
  • symmetrisch bilateraal
  • acuut verlies bewustzijn en stereotypische motorische activiteit
  • cyclus verschillende stadia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verschillende stadia gegeneraliseerde aanvallen epilepsie

A
  • tonisch (verstijving)
  • clonisch (ritmische schokken)
  • postseizure, postical depression
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

epilepsie: akinetische aanvallen

A
  • alleen in kinderen
  • plotselinge val
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

epilepsie: myclonische aanvallen

A

zware aanvallen, plotselinge flexie/extensie, begint met gil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

epilepsie: dissociatieve aanvallen

A

geen veranderingen in EEG te onderscheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

epilepsie behandelen

A
  • aanvallen stoppen vanzelf
  • medicatie
  • operatie voor weghalen focus
  • nervus-vagusstimulatie
  • deep brain stimulation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hersentumoren

A
  • abnormale groei van weefsel dat massa vormt
  • intracraniaal
  • groeit onafhankelijk van omgeving
  • geen fysiologisch nut
  • goed- of kwaadaardig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

classificeren van tumor types

A
  • oorsprong: primaire vs secundair
  • cel: neuronen, gliacellen
  • grade: ernst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

gliomen

A
  • variëteit aan tumoren van glijcellen, variërend van goedaardig tot kwaardaardig
  • groeien binnen hersenweefsel
26
Q

meningiomen

A
  • goedaardige tumoren van hersenvliezen, afkomst van arachnoidale cellen
  • groeien langzaam en buiten hersenweefsel
27
Q

metastasen

A

uitzaaiingen

28
Q

symptomen hersentumoren

A
  • druk op hersenweefsel, wat functieverlies en sterfte van neuronen veroorzaakt
  • verhoogde intracraniale druk
  • functiestoornissen
29
Q

behandeling hersentumoren

A
  • chirurgie
  • bestraling
  • geen chemo
30
Q

migraine

A

pijn veroorzaakt door prikkeling van pijnreceptoren in hersenvliezen en arteriële vaatwanden

31
Q

klassieke migraine

A
  • begint met aura
  • intense pijn door vasodilatatie die pijnreceptoren in vaatwanden stimuleert
32
Q

gewone migraine

A

bilateraal, geen aura

33
Q

cluster hoofdpijn

A

unilaterale pijn in hoofd gezicht, aanvallen duren kort maart treden in hoog tempo groepsgewijs op

34
Q

oftalmologische migraine

A

oogspierverlammingen

35
Q

hemiplegische migraine

A

hemiparese

36
Q

hoofdpijn behandelen

A
  • ergotamine
  • werkt samen met cafeïne
  • donkere kamer
37
Q

andere vormen van hoofdpijn

A
  • als gevolg van neurologische aandoeningen
  • spanningsachtige hoofdpijnen
  • niet-migraineuze vasculaire hoofdpijn
38
Q

herseninfecties

A

leiden tot sterfte van neuronen en gliacellen

39
Q

virale infecties (herseninfecties)

A

leiden tot niet-specifieke laesies van centrale zenuwstelsel

40
Q

bacteriële infecties

A
  • meningitis = hersenvliesontsteking
  • hersenabces
41
Q

mycotische infecties

A

infectie door schimmels

weerstand verminderd door andere aandoening

42
Q

parasitaire infecties

A

insecten door parasieten

43
Q

symptomen van infecties

A
  • verhoogde intracraniale druk en bijhorende symptomen
  • symptomen door verstoring specifieke hersenfuncties
44
Q

multiple sclerosis (MS)

A

aantasting van myelineschede van motorische zenuwvezels met verlammingen en sensorische uitvalsverschijnselen als gevolg

45
Q

paraplegie

A

motorische verlamming en sensorische uitval van onderste ledematen door complete ruggenmerg laesie

46
Q

syndroom van Brown-Sequard

A

halfzijdige ruggenmerg laesie met uitvalsverschijnselen onder niveau van laesie
- ipsi = uitval vrijwillige bewegingen
- contra = uitval van pijn en tast

47
Q

hemiplegie

A

unilaterale laesies van neocortex, tractus corticospinalis en basale ganglia als gevolg van CVA, tumor of hersenletsel

48
Q

bewegingsstoornissen van basale ganglia

A
  • hyperkinetische motor symptom
  • hypkinetische motor symptomen
49
Q

hyperkinetisch syndroom

A
  • ziekte van Huntington
  • Gilles de la Tourette
50
Q

ziekte van Huntington

A
  • progressieve degeneratieve aandoening
  • toename van dopamine in basale ganglia, verlies cellen putamen en globus pallidus
  • verslechterd recent geheugen, werkteugen, vertraagde informatieverwerking
  • sterke psychopathologische symptomen
51
Q

gilles de la tourette

A
  • motorische ontremmingsverschijnselen
  • disbalans van excitatie basale ganglia circuit
  • enkele cognitieve dysfuncties geassocieerd met rechter hemisfeer
52
Q

ziekte van Parkinson

A
  • progressieve degeneratieve aandoening met positieve en negatieve motorische symptomen
  • problemen met functioneren frontaalkwab en basale ganglia
  • cognitieve en gedragsstoornissen gekenmerkt door vertraging en inactiviteit
53
Q

behandeling Parkinson

A
  • fysiotherapie
  • farmacologisch
  • stamcellen naar basale ganglia migreren
  • deep brain stimulation
54
Q

beroerte

A
  • hemorrhagic
  • ischemic
  • atherosclerosis
55
Q

cerebrale ischemie

A

bloedvat geblokkeerd –> gebrek bloedtoevoer –> gebrek zuurstof & glucose –> infarct

56
Q

trombose

A

lokale bloed stolsel

57
Q

embolisme

A

verstopping vanuit groter bloedvat

58
Q

cerebrale arteiosclerose

A

verdikking vaatwand (aderverkalking)

59
Q

cerebral hemorrhage

A

ernstige bloeding door hoge bloeddruk of verhoogde intracraniele druk

60
Q

behandeling CVA

A
  • bloedtoevoer herstellen
  • neurobeschermende medicijnen