Hoorcollege 11: Stoornissen bij ouderen Flashcards

1
Q

Ouderdom

A
  • Voorbij de 65 jaar
  • Gekenmerkt door specifieke sociale uitdagingen, unieke problemen (bv., verlies) en biologische veranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Psychische problemen van ouderen in twee groepen

A
  • Stoornissen die vaak voorkomen bij mensen van alle leeftijden, maar die verband houden met het verouderingsproces (bijv depressie)
  • Stoornissen van cognitie die het gevolg zijn van hersenafwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stoornissen van cognitie, ook wel…

A

Cognitieve ‘ongelukken’
- Neemt toe met de leeftijd
- Soms ervaren mensen echter geheugen- en andere cognitieve veranderingen die veel uitgebreider en problematischer zijn
- Cognitieve problemen hebben vaak organische wortels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stoornissen van cognitie: Delirium

A
  • Een vertroebeling van het bewustzijn
  • Vaak kortdurend
  • Oorzaken: Koorts, bepaalde ziekten en infecties, slechte voeding, hoofdletsel, beroertes, stress en bedwelming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Neurocognitieve stoornis

A

Significante achteruitgang in ten minste één (maar vaak meer dan één) gebied van cognitief functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ernstige neurocognitieve stoornis

A

Een neurocognitieve stoornis waarbij de achteruitgang van het cognitief functioneren aanzienlijk is en het vermogen van een persoon om onafhankelijk te zijn, verstoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Milde neurocognitieve stoornis

A

Een neurocognitieve stoornis waarbij de achteruitgang van het cognitief functioneren bescheiden is en het vermogen van een persoon om onafhankelijk te zijn niet verstoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De ziekte van Alzheimer

A
  • Meest voorkomende neurocognitieve stoornis
  • Meestal na de leeftijd van 65 jaar
  • De tijd tussen het begin en het overlijden is 8–10 jaar, soms 20 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De ziekte van Alzheimer: het verloop van de klachten

A
  • Begin: Milde geheugenproblemen, verminderde aandacht en problemen met taal en communicatie
  • Later: Moeite om gecompliceerde taken uit te voeren en belangrijke afspraken te onthouden
  • Later: Moeite met eenvoudige taken, verre herinneringen vergeten en persoonlijkheidsveranderingen vaak erg merkbaar
  • Later: Symptomen van dementie verergeren, minder bewust van hun beperkingen
  • Uiteindelijk: Volledig afhankelijk van andere mensen, verliezen ze bijna alle kennis van het verleden en herkennen ze de gezichten van zelfs naaste familieleden niet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De ziekte van Alzheimer met zekerheid vaststellen

A

Kan pas na overlijden, als de hersenen onderzocht worden:
- Seniele plaques
- Neurofibrillaire tangles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Seniele plaques

A

Bolvormige afzettingen van bèta-amyloïde eiwit die zich vormen in de ruimtes tussen cellen in de hippocampus, de hersenschors en bepaalde andere hersenregio’s en bloedvaten
–> Verstoord de inter-neuron communicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Neurofibrillaire tangles

A

Gedraaide eiwitvezels die worden aangetroffen in de cellen van de hippocampus
–> Verstoord transport van moleculen in neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De ziekte van Alzheimer: Twee varianten

A
  • Vroeg optredende variant
  • Laat optredende variant
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De ziekte van Alzheimer, vroeg optredende variant: Genetische oorzaken

A

Mutaties in bepaalde genen vergroten de kans op plaque- en tanglesformaties en, op hun beurt, op de ziekte van Alzheimer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De ziekte van Alzheimer, laat optredende variant: Genetische oorzaken

A

Combinatie van genetische, omgevings- en leefstijlfactoren
–> De genetische factoren die een rol spelen bij de sporadische ziekte van Alzheimer verschillen van de factoren die een rol spelen bij de familiaire ziekte van Alzheimer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De ziekte van Alzheimer: Andere genetische oorzaken

A
  • Genvormen die de bal aan het rollen brengen door eerst bèta-amyloïde eiwitformaties en plaques te promoten
  • Genvormen die tau-eiwitafwijkingen en tanglesformaties directer bevorderen
17
Q

Hoe verhoudt hersenstructuur zich tot de ziekte van Alzheimer?

A

Schade of het niet functioneren van de prefrontale lobben of temporale lobben en diencephalon

18
Q

Prefrontale lobben

A

Lijken informatie tijdelijk vast te houden en met de informatie te blijven werken zolang het nodig is

19
Q

Temporale lobben (hippocampus en amygdala) en diencephalon (thalamus, hypothalamus en mammilaire lichamen)

A

Lijken te helpen bij het transformeren van kortetermijngeheugen in langetermijngeheugen

20
Q

De ziekte van Alzheimer: Andere oorzaken (niet genetisch)

A
  • Bepaalde stoffen die in de natuur voorkomen kunnen hersentoxiciteit veroorzaken
  • Het milieutoxinelood kan bijdragen aan de ontwikkeling van de ziekte van Alzheimer
  • Autoimmuun theorie
  • Virale theorie
21
Q

Autoimmuun theorie

A

Veranderingen in verouderende hersencellen kunnen een auto-immuunreactie veroorzaken die tot de ziekte leidt

22
Q

Virale theorie

A

Alzheimer wordt mogelijk veroorzaakt door een virus net als bij de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (dementie door virus)

23
Q

De ziekte van Alzheimer beoordelen en voorspellen

A

Hersenscans

24
Q

Vasculaire neurocognitieve stoonis

A
  • Na een cerebrovasculair accident of beroerte
  • Deze aandoening is progressief, maar de symptomen beginnen eerder plotseling dan geleidelijk
  • Cognitief functioneren kan normaal blijven in de hersengebieden die niet door de beroerte zijn aangetast
25
Q

Ziekte van Pick: frontotemporale neurocognitieve stoornis

A
  • Een zeldzame aandoening die de frontale en temporale lobben aantast
  • Klinisch vergelijkbaar met de ziekte van Alzheimer
26
Q

Ziekte van Creutzfeldt-Jakob: neurocognitieve aandoening als gevolg van prionziekte

A
  • Veroorzaakt door een langzaam werkend virus
  • Symptomen zijn onder andere spasmen van het lichaam
27
Q

Ziekte van Huntington

A

Een erfelijke progressieve ziekte waarbij geheugenproblemen in de loop van de tijd verslechteren, samen met persoonlijkheidsveranderingen, stemmingsproblemen en bewegingsproblemen

28
Q

Ziekte van Parkinson

A

Een langzaam progressieve neurologische aandoening gekenmerkt door tremoren, rigiditeit en onvastheid die dementie kan veroorzaken

29
Q

Andere oorzaken die kunnen leiden tot neurocognitieve stoornissen

A
  • Virale en bacteriële infectieziekten zoals hiv en aids, meningitis en gevorderde syfilis
  • Epilepsie
  • Drugsmisbruik
30
Q

Behandelingen van neurocognitieve stoornissen

A

Medicamenteuze therapie, cognitieve technieken, gedragsinterventies, ondersteuning voor zorgverleners en sociaal-culturele benaderingen