Hoofdstuk 1: Abnormale psychologie: verleden en toekomst Flashcards

1
Q

Abnormale psychologie

A

Wetenschappelijke studie van abnormaal gedrag met het doel om te beschrijven, voorspellen, verklaren en veranderen van abnormale patronen van functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is gedrag pathologisch

A

Als het voldoet aan de 4 D’s
Deviance, Distress, Dysfunction, Danger

Beïnvloed door: normen, cultuur, context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Behandeling

A

Een procedure met het doel tot het veranderen van abnormaal gedrag in meer normaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Essentieel bij therapie

A
  • Een patiënt
  • Een getrainde, sociaal geaccepteerde genezer of therapeut
  • Een reeks van therapeutische contacten tussen de therapeut en de cliënt.
  • Een specifieke soort therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benadering en behandeling van abnormaal gedrag: prehistorie

A

Abnormaal gedrag is het gevolg van kwade geesten
Behandeling: schedelboringen en exorcisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benadering en behandeling van abnormaal gedrag: grieken en romeinen

A

Verschillende verklaringen, abnormaal gedrag ontstaat door disbalans in de 4 lichaamssappen
Behandeling: Rustig leven, dieet van groenten, gelijkmoedigheid, lichaamsbeweging, seksuele onthouding, bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benadering en behandeling van abnormaal gedrag: middeleeuwen

A

Abnormaal gedrag heeft demonische oorzaken
Behandeling: Uitdrijving, martelingen, geleidelijk aan ook hospitalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benadering en behandeling van abnormaal gedrag: renaissance

A

De geest is even gevoelig voor ziekte als het lichaam, eerste verpleegtehuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Benadering en behandeling van abnormaal gedrag: 19e eeuw

A

Mensen met mentale stoornissen moeten goed behandeld worden,
psychiatrische klinieken liepen vol, negatief effect voor de behandelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Benadering en behandeling van abnormaal gedrag: begin 20ste eeuw

A

Somatogeen perspectief: Abnormaal functioneren heeft fysieke oorzaken
Psychogeen perspectief: Abnormaal functioneren heeft psychische oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benadering en behandeling van abnormaal gedrag: afgelopen decennia en hedendaagse trends

A

Veel taboe rondom mentale gezondheid, maar naarmate er meer kennis over komt neemt dit af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verzorgen van mensen met serieuze psychische problemen

A

Door de komst van psychoactieve medicatie: minder opnames in klinieken en meer poliklinische behandelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verzorgen van mensen met serieuze psychische problemen: 1950

A

Bijna alleen maar private psychotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verzorgen van mensen met serieuze psychische problemen: vandaag

A

Vooral poliklinische behandelingen en een stijgend aantal (gerichte) preventie programma’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Multiculturele Psychologie

A

Begrijpen hoe factoren zoals cultuur, etniciteit, gender en andere factoren een invloed hebben op gedragingen en gedachtes en hoe mensen met verschillende achtergronden psychologisch verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Technologie en mentale gezondheid

A

De digitale wereld brengt veel triggers met zich mee, maar daarnaast ook steeds meer online mentale-gezondheidsdiensten

17
Q

De drie methoden van klinische onderzoekers

A
  • Casussen
  • Correlationeel onderzoek
  • Experimenteel onderzoek
18
Q

Casussen

A

Een gedetailleerd beeld schetsen van het leven van een individu

19
Q

Beperkingen casussen

A
  • Moeilijk generaliseerbaar (gaat over 1 iemand)
  • Bias bij de onderzoekers
  • Weinig interne validiteit
20
Q

Correlationele methode

A

Onderzoeksprocedure om de mate van samenhang tussen variabelen te bepalen, + statistische tests

21
Q

Voordelen correlationele methode

A
  • Hoge externe validiteit
  • Repliceerbaar
22
Q

Beperkingen correlationele methode

A
  • Beperkte interne validiteit
  • Geen uitspraak over causaliteit
23
Q

Experimentele methode

A

De variabele van belang (onafhankelijke variabele) wordt gemanipuleerd en het effect van deze variabele op een andere variabele wordt geobserveerd (afhankelijke variabele)

24
Q

Beperking experimentele methode

A

Confounds: alternatieve verklaringen

25
Q

Confounds oplossen

A
  • Random toewijzing
  • Controle groep
  • (dubbel) blind design
26
Q

Alternatieve onderzoeksdesigns

A
  • Gematchte designs
  • Natuurlijke experimenten
  • Analoge experimenten
  • Single-subject experimenten
  • Longitudinale studies
  • Epidemiologische studies
27
Q

Gematchte (mixed) designs

A

Participanten worden niet random toegewezen aan groepen, maar getrokken in bestaande groepen

Gematchte controle participanten worden gezocht op basis van demografische en andere variabelen om confounds tegen te gaan

28
Q

Natuurlijke experimenten

A

De natuur manipuleert de onafhankelijke variabele en de experimentleider observeert de effecten
–> moeilijk repliceerbaar en generaliseerbaar

29
Q

Analoge experimenten

A

Onafhankelijk variabelen worden vrij gemanipuleerd, terwijl ethische en praktische limitaties vermeden worden

30
Q

Single-subject experimenten

A

Een enkele participant wordt geobserveerd na manipulatie van de onafhankelijke variabele
–> hoge externe validiteit

31
Q

Correlationeel onderzoek: Longitudinale studies

A

Dezelfde participanten worden over een langere tijd meerdere keren geobserveerd
–> random toewijzing en causaliteit uitspreken moeilijk

32
Q

Correlationeel onderzoek: Epidemiologische studies

A

Geven informative over de incidentie of prevalentie van een specifieke stoornis en een populatie

33
Q

Incidentie

A

Aantal nieuwe gevallen in een specifieke periode

34
Q

Prevalentie

A

Totaal aanta lgevallen in een specifieke periode

35
Q

Beschermen van participanten

A
  • De participanten doen vrijwillig mee.
  • Voor deelname participanten duidelijk informeren over de studie (“informed consent”).
  • Participanten kunnen hun deelname stopzetten op ieder moment.
  • De voordelen van de studie zijn groter dan de kosten/risico’s.
  • De participanten worden beschermd tegen fysieke of psychologische schade.
  • De participanten hebben toegang tot informatie over de studie.
  • De privacy van de participanten wordt beschermd door principes zoals vertrouwelijkheid en anonimiteit.