Hoorcollege 10 - ADHD en autisme Flashcards

1
Q

Hoe vaak komt ADHD voor?

A

Bij 5% van alle kinderen en 2.5% van volwassenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke 4 neuropsychologische gebreken zijn er bij mensen met ADHD? Waar zorgt dat voor?

A
  1. Onderactieve en later gerijpte prefrontale cortex –> minder gedrag reguleren, executief functioneren
  2. Imbalans BIS-BAS systeem –> beloningsgevoeligheid
  3. Disfunctie in cerebellum –> minder goede tijdsverwerking en kunnen plannen
  4. Imbalans dopamine en norepinephrine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is het BIS-BAS systeem gecorreleerd met ADHD?

A

Het BAS maakt je gevoelig voor straf maar dat werkt minder goed, waardoor je overcompenseert met activatie van het BIS systeem, die je belonende prikkels extra opzoekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de criteria voor ADHD?

A

A. Persisterend petroon van onoplettendheid en/of hyperactiviteit/impulsiviteit
B. Voor het 12e jaar aanwezig
C. Aanwezig op 2+ terreinen
D. Interfereert met sociaal, schools of beroepsmatig functioneren, of vermindert kwaliteit
E. Wordt niet door een andere stoornis verklaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 3 typen ADHD zijn er?

A

Subtype overwegend onoplettend (ADHD-I of ADD)
Subtype overwegend hyperactief/impulsief (ADHD-HI)
Combinatie type (ADHD-C)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn secundaire symptomen?

A

Symptomen die veroorzaakt worden door de ADHD symptomen, zoals problemen met sociale interactie or slechte emotieregulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe hoog is de comorbiditeit van ADHD met andere stoornissen?

A

Ongeveer 80% heeft ook een andere stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn testen die gedaan kunnen worden om ADHD te toetsen, die niet zelf- of anderrapportage zijn?

A

Observatie, cognitieve testen (go-no go), neuroimaging of psychoeducatieve testen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe komt het dat sommige kinderen met ADHD in de volwassenheid geen symptomen meer vertonen?

A

Rijping van de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat beïnvloedt of mensen eruit groeien, de symptomen toenemen of stabiel blijven?

A

Vooral aanvangsleeftijd
Ook: comorbiditeiten, ernst van symptomen, IQ, functioneren van ouders en genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe komt ADHD in meisjes vooral tot uiting?

A

Onoplettendheid, chaotisch gedrag, overmatig praten, jongensachtig gedrag en emotionele reactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn mogelijke risicofactoren voor ADHD?

A

Biologie (genen, hersenontwikkeling, neurochemie)
Pre-, peri- en postnataal (roken, prematuriteit, geboortegewicht)
Psychosociaal (gezin, leerkrachten, cultuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het gevolg van onderactiviteit in het brein?

A

De prefrontale cortex, cerebellum en basale ganglia zijn onderactief –> minder dopamine –> default mode network minder goed uitzetten –> uitstelgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het default mode network?

A

De modus wanneer we in rust zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de beste manier om ADHD te behandelen?

A

Een multimodale behandeling met medicatie (stimulanten) voor primaire symptomen, en psychosociale interventies voor secundaire kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van autisme?

A

A. persisterend gebrek aan sociale communicatie en interactie
B. Beperkte en repetitieve gedragspratronen, interesses of activiteite
C. Symptomen waren er al in de vroege ontwikkeling
D. Er is significante lijdensdruk of beperking
E. Kan niet verklaard worden door een verstandelijke beperking of ontwikkelingsachterstand

17
Q

Wat valt er onder een gebrek aan sociale communicatie en interactie?

A
  1. Gebrek aan sociaal emotionele wederkerigheid (zoals joint attention)
  2. Gebrek aan non-verbale communicatie
  3. Gebrek aan ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties
18
Q

Wat valt er onder beperkte repetitieve gedragspratronen, interesses of activiteiten?

A
  1. Stereotype of repetitieve bewegingen
  2. Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde
  3. Beperkte en gefixeerde interesses
  4. Hyper- of hyporeactiviteit op zintuigelijke prikkels
19
Q

Wat zijn de belangrijkste secundaire kenmerken van autisme?

A

Overprikkeling, heel goed/slecht op school presteren, gebrek aan sociale cognitie, gebrekkige centrale coherentie

20
Q

Welke factoren maken het moeilijk om autisme vast te stellen?

A

Hoog IQ, goede taalontwikkeling en afstemming vanuit de ouders

21
Q

Wat zijn neurobiologische afwijkingen die aanwezig kunnen zijn bij autisme?

A

Versnelde hersengroei en overvloed aan witte stof in cerebellum, afwijkende frontaalkwab/cerebellum, atypische verbindingen, hoog niveau serotonine