Hoofdstuk 9 (5A) mens en milieu Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Waarvoor is milieu nodig?

A

Het milieu levert mensen allerlei zaken. Men spreekt in dit verband van ecosysteemdiensten.

Ecosysteemdiensten: diensten die een ecosysteem aan mensen levert.
*Het betreft dan, het verstrekken:
1. Van een product door een ecosysteem.
2. Van een regulerende dienst.
3. Van een culturele dienst.
4. Van een dienst die de voorgaande diensten ondersteunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt voedselproductie zo optimaal mogelijk gemaakt?

A

De voedselproductie wordt zo optimaal mogelijk gemaakt door optimale abiotische en biotische factoren te creëren. ​

Manieren waarop een optimale productie van voedsel kan worden verkregen:
*Door bemesting van de bodem met stalmest of kunstmest.
*Door bodembewerking.
*Door bescherming van voedselgewassen tegen ziekten en plagen door chemische of biologische bestrijding.

Uitspoeling: mineralen zakken met het regenwater weg naar diepere lagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen de mechanische en chemische bestrijding?

A

Mechanische bestrijding (bijvoorbeeld: vallen, vogelverschrikkers).
*Nadeel:
1. Je kan er maar een beperkt aantal dieren mee vangen of wegjagen.
2. Dieren leren vallen te vermijden.
3. Dieren schrikken niet meer van de vogelverschrikker.

Chemische bestrijding.
*Chemische bestrijdingsmiddelen: pesticiden.
1. Insectenbestrijdingsmiddelen: insecticiden.
2. Onkruidbestrijdingsmiddelen: herbiciden.
*Voordeel:
1. Ze zijn heel erg effectief.
* Nadeel:
1. Sommige zijn niet soortspecifiek (ze doden veel soorten organismen).
2. Er treedt vaak bij de soort die bestreden wordt resistentie op.
3. Een aantal pesticiden is persistent: er vindt accumulatie plaats.

Persistent: ze worden langzaam langs de natuurlijke weg afgebroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke soorten chemische bestrijding zijn er?

A

*Chemische bestrijdingsmiddelen: pesticiden.
1. Insectenbestrijdingsmiddelen: insecticiden.
2. Onkruidbestrijdingsmiddelen: herbiciden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de voor- en nadelen chemische bestrijdingsmiddelen?

A

Voordeel:
1. Ze zijn heel erg effectief.

Nadeel:
1. Sommige zijn niet soortspecifiek (ze doden veel soorten organismen).
2. Er treedt vaak bij de soort die bestreden wordt resistentie op.
3. Een aantal pesticiden is persistent: er vindt accumulatie plaats.
*Persistent: ze worden langzaam langs de natuurlijke weg afgebroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is resistentie? Wanneer is het middel persistent? En wat wordt er bedoelt met accumulatie?

A

Sommige pesticiden zijn persistent: er vindt accumulatie plaats.

Persistent: ze worden langzaam/niet langs de natuurlijke weg afgebroken.

Via voedselketens hopen de pesticiden zich op in de dieren die aan het einde van de voedselketen staan. De biomassa neemt bij iedere stap omhoog in de keten af. Als de gifstof niet wordt afgebroken, neemt de gifconcentratie bij iedere stap toe (accumulatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn voorbeelden van biologische bestrijdingsmiddelen?

A

Biologische bestrijding:
*Door gebruik van natuurlijke vijanden.
-Bijvoorbeeld: de bestrijding van witte vliegen met sluipwespen.
*Door lokken met geuren en geluiden: de gelokte dieren worden gedood of onvruchtbaar gemaakt.
-Bijvoorbeeld: sekslokstoffen.
*Door vruchtuitwisseling (wisselteelt): plantenziekten worden voorkomen door nooit 2 jaar achtereen hetzelfde gewas op een bepaald stuk grond te verbouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is veredeling?

A

Veredelen: het gericht kruisen met ouders die ieder een aantal van de gewenste eigenschappen hebben.

Bij veredeling worden uit de nakomelingen de individuen met de meest gunstige erfelijke eigenschappen geselecteerd voor verdere kruisingen.

Op deze manier probeert men een combinatie van gunstige eigenschappen in een nakomeling te verkrijgen. Verdeling kan ook worden gebruikt om nieuwe soorten voedingsmiddelen te verkrijgen.

In het geval van dieren spreekt men meestal over een fokkerij.
1. Recombinant-DNA-techniek​.
2. Kunstmatige inseminatie (KI): sperma van een stier met gunstige eigenschappen wordt ingebracht in de baarmoeder van koeien.
3. Door in-vitrofertilisatie (IVF) worden bevruchte eicellen verkregen afkomstig van ouderdieren met gunstige eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe verloopt de koolstofkringloop? Leg dit uit aan de hand van Binas 93F.

A
  1. Producenten nemen koolstofdioxide uit de lucht op en produceren hiermee organische stoffen.
    a. Voortgezette assimilatie.
  2. Consumenten nemen de organische stoffen van andere organismen als voedsel op.
  3. a. Na opname wordt een deel van de organische stoffen gebruikt om energie te leveren (hierbij komt koolstofdioxide vrij).
    b. Een ander deel wordt omgezet in dierlijke organische stoffen.
    c. En het laatste deel van de organische stoffen wordt niet verteerd; dit deel verlaat het lichaam van het dier met de uitwerpselen.

*Het dier kan op zijn beurt worden gegeten door een ander dier waardoor de koolstof van het ene individu terechtkomt in het andere individu.
4. Reducenten breken organische resten af tot anorganische stoffen. Hierbij komt koolstofdioxide vrij dat wordt afgegeven aan de lucht.

Door verbranding van fossiele brandstoffen komt extra koolstof (CO2) in de koolstofkringloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verloopt de stikstofkringloop? Leg dit uit aan de hand van Binas 93G.

A
  1. Producenten nemen stikstof vooral op in nitraationen.
    *Stikstofassimilatie: uit nitraationen en glucose worden stikstofhoudende organische verbindingen (aminozuren en eiwitten) opgebouwd.
  2. Als een producent wordt gegeten door een consument worden de plantaardige eiwitten afgebroken tot aminozuren. Uit aminozuren ontstaan dierlijke eiwitten.
  3. Een deel van de plantaardige eiwitten wordt in de consument gedissimileerd. Consumenten scheiden stikstof uit met hun urine (als ammoniak, ureum of urinezuur).
  4. Reducenten breken organische stikstofhoudende verbindingen af tot onder andere ammoniak (ammonificatie).
    a. Een deel hiervan verdwijnt als ammoniakgas in de lucht.
    b. Het grootste deel van de vrijgekomen ammoniak wordt in water omgezet in ammoniumionen (NH4+).
  5. Nitrietbacteriën zetten ammoniak en ammoniumionen om in nitrietionen.
  6. Nitraatbacteriën zetten nitrietionen om in nitraationen.
    *Bij de vorming van nitraationen uit ammoniumionen hebben nitrificerende bacteriën zuurstof nodig.
  7. Dentrificerende bacteriën zetten nitraationen in de bodem om in gasvormig stikstof (N2) die in de lucht verdwijnt en zuurstof die voor een deel door de wortels wordt opgenomen.
    *Dentrificerende bacteriën zijn actief in een zuurstofarme bodem.
  8. Stikstofbindende bacteriën zetten doormiddel van nitrogenase gasvormig stikstof om in ammoniak. Met ammoniak kunnen aminozuren worden gesynthetiseerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het broeikaseffect?

A

Broeikaseffect: het warmer worden van de atmosfeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn broeikasgassen?

A

Broeikasgassen: de gassen in de dampkring die het broeikaseffect veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij versterkt broeikaseffect?

A

Doordat we steeds meer broeikasgassen aan de atmosfeer afgeven, wordt het broeikaseffect versterkt. Broeikasgassen houden extra warmte vast, waardoor de temperatuur stijgt. De meeste mensen hebben het gewoon over ‘het broeikaseffect’ als ze over de opwarming van de aarde praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de gevolgen van het broeikaseffect?

A

Gevolgen versterking broeikaseffect:
1. Klimaatverandering: stijging van de gemiddelde temperatuur op aarde.
2. Stijging van de zeespiegel, doordat zeewater zal uitzetten en een deel van het poolijs en het ijs op de gletsjes zal smelten: laaggelegen gebieden lopen het gevaar onder water te verdwijnen.
3. Droogte in bepaalde gebieden (woestijnvorming) en grote kans op hittegolven, orkanen en overstromingen.
4. Stijging van de waterdampconcentratie in de atmosfeer door toename van de verdamping uit oceanen: versterking van het broeikaseffect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn oplossingen voor het broeikaseffect?

A

Mogelijke oplossingen:
a. Het duurzaam opwekken van energie (alternatieve energie) zoals zonne-energie, windkracht, waterkracht, geothermische energie en getijdenenergie.
b. Kernenergie indien de afvalstoffen veilig verwerkt/opgeslagen kunnen worden.
c. Beperking van de bevolkingstoename zodat de energiebehoefte afneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt het zelfreinigend vermogen van water?

A

Zelfreinigend vermogen van water: mineralisatie van organische afvalstoffen door reducenten.
1. Mineralisatie: het omzetten van organische afvalstoffen in anorganische stoffen.
2. De anorganische stoffen worden door producenten in het water gebruikt bij de opbouw van organische stoffen.

17
Q

Wat is eutrofiering? En wat gebeurt er?

A

Eutrofiëring: vermesting: sterke toename van de hoeveelheid mineralen (vooral fosfaat en nitraat) in oppervlaktewater, waardoor voedselrijk (eutroof) water ontstaat.

Gevolgen eutrofiering:
1. Omzetting van voedselarme wateren en bodems in voedselrijke: verandering van de soortensamenstelling in ecosystemen.
2. Sterke toename van sommige soorten waterplanten, onder andere kroos en bepaalde soorten algen, waardoor waterbloei ontstaat.
Waterbloei: groenkleurig water dat door een sterke algengroei is ontstaan.

18
Q

Hoe wordt water gezuiverd?

A

Rioolwaterzuivering:
1. Mechanische zuivering.
2. Voorbezinking.
3. Biologische zuivering.
4. Nabezinking.
5. Chemische zuivering.
6. Rioolslib.
7. Slibdroogvelden.
8. Vuilnisbelt of afvalverbrandingsinstallatie.

Mechanische zuivering: filtering en voor- en nabezinking.
Voorbezinking: afval zinkt naar de bodem​.
Biologische zuivering: afbraak van organisch afval door reducenten (in beluchtingstank).
Nabezinking: water stroomt langzaam, laatste afval kan bezinken​.
Chemische zuivering: chemisch afval eruit te zuiveren​; o.a. defosfatering.