Hoofdstuk 13 (6) voeding Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat is het verschil tussen voedingsmiddel en voedingsstof?

A

Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt.
Voedingsstoffen: de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen.
*De 6 belangrijkste groepen voedingsstoffen zijn eiwitten (proteïnen), koolhydraten, vetten (lipiden), water, mineralen (zouten) en vitaminen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de functies van de eiwitten?

A
  1. Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen van cellen en weefsels.
    *Ze zijn onderdeel van het cytoplasma, van membranen, van het cytoskelet van een cel en van tussencelstof.
  2. Eiwitten reguleren bijna alle processen in een organisme.
    a. Het transport van stoffen.
    b. Celcommunicatie: het overbrengen van signalen van de ene cel naar de andere.
    c. Chemische reacties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de functies van de koolhydraten?

A
  1. Koolhydraten zijn een belangrijke brandstof.
    *Als 1 g koolhydraten wordt verbrand, komt 17 kJ energie vrij.
  2. Koolhydraten kunnen als bouwstoffen functioneren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de functies van de vetten?

A
  1. Vetten dienen vooral als brandstoffen in je lichaam.
    *Als 1 g vet wordt verbrand, komt 38 kJ energie vrij.
    a. Het vet onder je huid heeft een warmte-isolerende functie.
  2. Vetten kunnen als bouwstoffen functioneren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functies van de water?

A
  1. Water is een bouwstof voor je lichaamscellen.
  2. Water is een oplosmiddel voor allerlei stoffen.
  3. Water bepaalt samen met de opgeloste stoffen de osmotische waarde van de vloeistoffen in het lichaam.
  4. Water is een transportmiddel.
  5. Water speelt een belangrijke rol bij de regeling van de lichaamstemperatuur.
    *Bijvoorbeeld: door verdamping van het water uit zweet koelt het lichaam af.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de functies van de mineralen?

A
  1. Mineralen zijn in kleine hoeveelheden nodig om verschillende processen in je lichaam goed te laten verlopen.
  2. De ionen van mineralen worden gebruikt als bouwstoffen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de functies van de vitaminen?

A
  1. Vitaminen, (bouwstoffen; ) als co-enzymen, helpen stofwisselingreacties in je lichaam verlopen (worden hierbij niet verbruikt).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly