Hoofdstuk 10 (5B) planten Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat is de bouw planten?

A

Organen zaadplanten:
*Bloemen voor geslachtelijke voortplanting.
*Vrucht ontstaat na bevruchting, voor zaadbescherming en zaadverspreiding.
*Bladeren voor fotosynthese.
*Stengels, stammen en takken waarin transport plaatsvindt en voor stevigheid: dragen bladeren en spreiden deze uit voor optimale lichtopvang: stengels bij sommige soorten voor ongeslachtelijke voortplanting.
*Houtvaten waardoor vloeistof van de wortel naar de bovengrondse plantendelen stroomt doordat verdamping in bladeren zuiging veroorzaakt en daarmee een verandering van de waterpotentiaal de energie toestand van het water; capillaire werking (adhesie en cohesie) spelen ook een rol bij de waterpotentiaal.
*Bastvaten waarin transport naar de wortel plaatsvindt.
*Wortels voor verankering, opname mineralen en water, opslag van reversestoffen, bij sommige soorten voor ongeslachtelijke voortplanting.

  1. Wortelsysteem.
  2. Scheutsysteem: stengels en bladeren.

Wortels, stengels en bladeren zijn organen van zaadplanten. Elk orgaan van een plant wordt aan de buitenkant omgeven door epidermis (opperhuid), periderm (kurk).
*Beide epidermis (opperhuid) en periderm beschermen de planten tegen waterverlies en infecties.

In elk orgaan komen ook transportvaten voor die bestaan uit houtvaten en bastvaten.

3 plantenweefsel systemen:
1. Epidermis: dekweefsel.
2. Vasculair weefsel: vaatweefsel.
3. Grondweefsel: vulweefsel.

Vulweefsel (schors of merg): het weefsel dat tussen de epidermis en transportvaten zit.
*Betrokken bij fotosynthese, opslag en stevigheid.

Bodem: water en mineralen​.
Lucht: koolstofdioxide.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe groeien en ontwikkelen planten?

A

Meristemen bevinden zich in de groeipunten, in knopen, in jonge bladeren en in het cambium.
*De stamcellen in meristemen zijn verantwoordelijk voor de groei van planten.
*Na celdeling blijft 1 dochtercel in het meristeem liggen, de andere dochtercel ondergaat celstrekking, celdifferentiatie en celspecialisatie.

Meristemen: delingsweefsel: weefsels waarin delingen plaatsvinden.

Apicale meristemen: groeipunten: toppen van wortels en stengels.
*Zorgen voor de lengtegroei.

Laterale meristemen: cambium: meristeem dat zorgt voor de diktegroei.
*Bevindt zich in de stengels en wortels.
*2 soorten:
1. Fasciculair cambium zorgt voor aanmaak nieuwe hout- en bastvaten.
2. Kurkcambium zorgt voor de aanmaak van kurk/schors (alleen bij houtachtige planten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe vindt diktegroei plaats?

A

Diktegroei vindt plaats in het ringvormige, meristeem cambium.

Diktegroei leidt tot verdikking van wortel en stengel (alleen bij houtvatige planten):
*Houtcellen worden naar binnen gevormd​.
*Bastcellen worden naar buiten gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vindt transport in planten plaats?

A

Transport van water met daarin opgeloste stoffen vindt plaats via de houtvaten en de bastvaten.

Anorganische sapstroom: de houtvaten vervoeren water en zouten van de wortels, via de stengels naar de bladeren.
-Door verdamping van water uit de celwanden rondom bladcellen wordt water aangezogen uit de houtvaten (via de nerven).
-Door capillaire werking van de houtvaten.
-Door worteldruk.
-Door verschil in waterpotentiaal aan beide uiteinden van de houtvaten.

Organische sapstroom: de bastvaten vervoeren water (, mineralen, hormonen) en assimilatieproducten van de bladeren naar alle delen van de plant.
-De stroom gaat van een suikerbron naar plaatsen waar de suiker nodig is of naar opslagweefsel (variabele sapstroomrichting).

Water en mineralen worden vooral opgenomen via de wortels: de worteleinden en de wortelharen (epidermis). De epidermis zorgt voor de selectieve opname van mineralen. Door de capillaire werking van deze poriën stroomt er water met mineralen vanuit de bodem de wortels in. In de wortels liggen de hout- en bastvaten in de centrale cillinder. Het bandje van Caspery is een soort van poort voor toegang tot de centrale cilinder. Vanaf de wortelharen tot aan de centrale cilinder vindt transport van water en opgeloste mineralen voornamelijk via celwanden plaats. In de celwanden bevindt zich een netwerk van heel kleine poriën die met elkaar in verbinding staan. De cohesiekrachten waardoor de watermoleculen bij elkaar blijven en de adhesiekracht waarmee de watermoleculen aan de wand worden vastgehouden, zijn samen groter dan de zwaartekracht.

Bij het transport van mineralen speelt diffusie een rol.

  1. De endodermiscellen van de centrale cilinder zijn met elkaar verbonden via een kurklaagje waar water en mineralen niet doorheen kunnen.
  2. Het celmembraan van de endodermiscellen zorgt voor een actief transport van mineralen van de schors naar de centrale cilinder.
  3. Door osmose diffundeert water via de endodermiscellen naar de centrale cilinder.
  4. De kurkbandjes verhinderen het terugstromen van water en opgeloste mineralen van de centrale cilinder naar de schors.
  5. Worteldruk: het water met de opgeloste mineralen stijgt in de houtvaten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat vervoeren de houtvaten en bastvaten?

A

De houtvaten vervoeren water en zouten van de wortels, via de stengels naar de bladeren (anorganische sapstroom).
*Door verdamping van water uit de celwanden rondom bladcellen (via de nerven).
*Door capillaire werking van de houtvaten.
*Door worteldruk.
*Door verschil in waterpotentiaal aan beide uiteinden van de houtvaten.

De bastvaten vervoeren water (, mineralen, hormonen) en assimilatieproducten van de bladeren naar alle delen van de plant (organische sapstroom).
*De stroom gaat van een suikerbron naar plaatsen waar de suiker nodig is of naar opslagweefsel (variabele sapstroomrichting).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe worden water en mineralen opgenomen?

A

Water en mineralen worden vooral opgenomen via de wortels: de worteleinden en de wortelharen (epidermis). De epidermis zorgt voor de selectieve opname van mineralen. Door de capillaire werking van deze poriën stroomt er water met mineralen vanuit de bodem de wortels in. In de wortels liggen de hout- en bastvaten in de centrale cillinder. Het bandje van Caspery is een soort van poort voor toegang tot de centrale cilinder. Vanaf de wortelharen tot aan de centrale cilinder vindt transport van water en opgeloste mineralen voornamelijk via celwanden plaats. In de celwanden bevindt zich een netwerk van heel kleine poriën die met elkaar in verbinding staan. De cohesiekrachten waardoor de watermoleculen bij elkaar blijven en de adhesiekracht waarmee de watermoleculen aan de wand worden vastgehouden, zijn samen groter dan de zwaartekracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan water tegen zwaartekracht in stromen?

A

Porien zijn nauw en staan met elkaar in verbinding​. De cohesiekrachten, houden watermoleculen bij elkaar, en
adhesiekrachten, zorgen dat de watermoleculen aan de celwand worden vastgehouden​, zijn samen groter dan zwaartekracht.

Capillaire werking: door samengaan van adhesie en cohesie lopen ‘waterdraden’ in de houtvaten naar boven.
*Passief.

Adhesie: aantrekkingskracht tussen verschillende soorten moleculen.
Cohesie: aantrekkingskracht tussen moleculen van 1 stof onderling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het waterpotentiaal?

A

Waterpotentiaal: bepaalt en verklaart de verplaatsing van water in planten en dieren.
*Is afhankelijk van de osmotische waarde en de turgordruk.
*Waterpotentiaal = osmotisch potentiaal + drukpotentiaal (turgordruk).
*Water beweegt zich van een hogere waterpotentiaal naar een lagere waterpotentiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe regelen de huidmondjes de verdamping?

A

Via openstaande huidmondjes gaat koolstofdioxide via diffusie naar binnen en gaan waterdamp en zuurstof naar buiten.
*Waterverlies wordt onder warme of droge omstandigheden beperkt door de huidmondjes te sluiten.
*Het openen en sluiten van de huidmondjes gebeurt door vormverandering van de sluitcellen. Afhankelijk van de turgor in de sluitcellen wordt de opening tussen de sluitcellen groter of kleiner, wat weer bepaalt of het huidmondje open of dicht gaat. Turgorveranderingen treden op onder invloed van verdamping, licht (‘s nachts vrijwel allen gesloten​) en veranderingen in het CO2-gehalte van de cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarvan is de assimilatie en dissimilatie afhankelijk?

A

De intensiteit van de fotosynthese is afhankelijk van de hoeveelheid licht en de kleur van het licht, de beschikbare hoeveelheid koolstofdioxide en water, de temperatuur en de hoeveelheid chlorofyl. De aerobe dissimilatie wordt beïnvloed door milieufactoren, zoals de temperatuur en de hoeveelheid zuurstof.

De intensiteit van de fotosynthese wordt bepaald door de beperkende factor.
Beperkende factor: de factor die het minst aanwezig is.

Assimilatie: opbouwen van stoffen​.
Dissimilatie: afbreken van stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe vindt bij planten de voortplanting plaats?

A

Planten kunnen zich geslachtelijk en ongeslachtelijk voortplanten.

Geslachtelijke voortplanting:
1. Bestuiving: de stuifmeelkorrels komen op de stamper terecht.
2. Uit een stuifmeelkorrel kan een stuifmeelbuis groeien naar een zaadbeginsel.
3. Bevruchting: de kern van een stuifmeelkorrel versmelt met de eicelkern: er ontstaat een zygote (2n).

Bloemen zijn voortplantingsorganen (geslachtsdelen). Ze zijn samengesteld uit 4 sterk aangepaste bladeren, die de organen van een bloem vormen: de kelkbladeren, kroonbladeren, meeldraden en stampers. Er is variatie in dit model. Bij incomplete bloemen mist een of meer van deze organen. De meeldraden en stampers zijn respectievelijk de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen. Het meeldraad bestaat uit het helmdraad en de helmknop. In de helmknop worden de stuifmeelkorrels (meestal haploïd) gevormd. De stamper bestaat uit: de stempel, de stijl en het vruchtbeginsel. In het vruchtbeginsel zitten allemaal zaadbeginsels, hierin zit de eicel. Zodra er een stuifmeelkorrel op de stempel van de stamper komt (en het is van dezelfde soort) groeit er uit die stuifmeelkorrel een stuifmeelbuis naar beneden. Deze kan bij het zaadbeginsel een eicel bevruchten. Op dat moment wordt die diploïd. Als de eicellen zijn bevrucht laten de kroonbladeren los. Om de stamper gaat dan het vruchtbeginsel groeien. Uit de vrucht kan een nieuwe plant groeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de onderdelen een bloem? En wat zijn de functies daarvan?

A

Bloemen zijn samengesteld uit 4 sterk aangepaste bladeren, die de organen van een bloem vormen: de kelkbladeren, kroonbladeren, meeldraden en stampers.

Stamper: vrouwelijk voortplantingsorgaan.
*Stempel: vangt stuifmeel op.
*Stijl: geleidt de stuifmeelbuis die door de stuifmeelkorrel wordt gevormd.
*Vruchtbeginsel: bevat 1 of meer zaadbeginsels.
*Zaadbeginsel: bevat 1 eicel, kan zaad vormen.
Meeldraden: mannelijke voortplantingsorgaan.
*Helmdraad.
*Helmknop waarin stuifmeelkorrels ontstaan.
Bloembekleedselen: vaak groene kelkbladeren en meestal gekleurde kroonbladeren.

Zie blz. 14 en 15 van Samengevat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is polyploïdie?

A

Bij polypoïde planten komen chromosomen in de kern in meer dan 1 paar voor (bijv. 3n of 4n).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er bij ongeslachtelijke voortplanting?

A

Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een individu groeit uit tot een nieuw individu.

Ongeslachtelijke voortplanting vindt plaats door mitose en celdeling.

Kloon: groep van individuen die door ongeslachtelijke voortplanting uit 1 organisme is ontstaan.
*Individuen uit een kloon hebben hetzelfde genotype.
*Kloneren wordt in de akkerbouw of tuinbouw gebruikt om gunstige eigenschappen te behouden.
-Natuurlijke vormen van klonen: knollen en bollen.
-Kunstmatige vormen van klonen: enten, stekken en weefselkweek.
a. Bij stekken snijd je een stuk van een stengel of een blad af. Op het snijvlak ontwikkelen zich wortels.
b. Bij enten worden takken vastgezet op een afgeknipte onderstam. Aan de boom die hieruit ontstaat, komen dezelfde vruchten als aan de boom waar de entakken afkomstig zijn.
c. Weefselkweektechniek: een stukje weefsel wordt uit een plant gesneden en onder steriele omstandigheden opgekweekt tot nieuwe planten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe reageren planten op externe en interne signalen?

A

Signaalstoffen zijn plantenhormonen die onder andere betrokken zijn bij groeirichting, rijping en bescherming tegen vraat.

*Auxine wordt gevormd in de uiterste toppen van stengels en wortels en bevordert de lengtegroei en celstrekking. De productie wordt geremd door zonlicht (en zwaartekracht), waardoor de belichte kant minder auxine heeft dan de schaduwzijde. Hierdoor groeien planten naar het zonlicht toe (positieve fototropie). Op het moment dat zwaartekracht invloed heeft op de groeirichting spreek je van geotropie. Een worteltop is positief geotroop, doordat bij wortels een verhoogde auxineconcentratie leidt tot een remming van lengtegroei en celstrekking. Stengels zijn negatief geotroop.
*Ethyleen stimuleert de rijping van fruit (stimuleert vorming van kleur- en geurstoffen​), bladval en de groei van wortels en wortelharen. Ook zorgt het voor de inhibitie (tegenhouden) van lengtegroei bij stengels en versnelt het het verouderingsproces.
*De bloei van planten wordt door nachtlengte (fotoperiodiciteit) en/of temperatuur gereld door histonen.

Fototropie: invloed van licht.
Positieve fototropie: groeit naar de richting van het licht toe.
Negatieve fototropie: groeit van de richting van het licht af.
Geotropie: invloed van zwaartekracht.
Positief geotroop: groeit naar de zwaartekracht toe (naar beneden; worteltop).
Negatief geotroop: groeit tegen de zwaartekracht in (naar boven; stengeltop).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe beschermen planten zich tegen vraat en uitdroging?

A

Om zichzelf tegen vraat van insecten of infecties te beschermen hebben planten verschillende afweermechanismen ontwikkeld:
*Mechanische afweer: haren (trichomen), stekels, doornen etc.
*Chemische stoffen: gifstoffen die niet lekker zijn of zelfs dodelijk voor dieren.
*Indirecte afweer: de plant geeft signaalstoffen af die het beschermen tegen vraat.
-Een plant die wordt gegeten door een rups geeft geurstoffen af die sluipwespen aantrekken.

Planten bezitten aanpassingen om uitdroging te voorkomen.
*Fysiek: het sluiten van huidmondjes bij droogte, verzonken huidmondjes, een dikke cuticula.
*Chemisch: CO2 ’s nachts opnemen en vastleggen.