HOOFDSTUK 9 Flashcards

Transcriptie van DNa naar RNA

1
Q

in welke richting wordt RNA gesynthetiseerd?

A

‘5 -> ‘3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke streng wordt gebruikt voor transcriptie?

A

1 streng van DNA dient als template voor RNA-synthese
- template streng = niet coderend = 3’ -> 5’
- coderende streng = 5’ -> 3’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

RNA wordt gesynthetiseerd door …

A

RNA-polymerasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

RNA-polymerasen hebben nood aan…

A

een template
= deze kan gelezen worden om obv hiervan een nieuwe streng te synthetiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

RNA-polymerasen hebben nood aan … (activiteit)

A

aan DNA voor activiteit + zijn het meest actief wanneer ze gebonden zijn aan een dubbele helix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

subunits van RNA-polymerase

A
  • 5’-trifosfaat van het inkomende nucleotide vd nieuwe RNA-streng wordt geknipt = PPi wordt gegenereerd
  • 5’-trifosfaat van 1e nucleotide = blijft intact dooruit het volledige transcriptieproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de insertiesite van bevat..

A

3 aspartaanresiduen die met 2 Mg2+-ionen coördineren

  • 1e Mg plaatst inkomende nucleotiden en deprotoneert de 3’-OH vd primerterminus
  • 2e Mg plaatst inkomende nucleotiden en stabiliseert de negatieve lading en vergemakkelijkt het PPi-vertrek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de sigma factor

A

= RNA-polymerasen hebben nood aan een specifieke transcriptiefactor om hem naar de correcte promotorsite te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vervolg van sigma factor?

A

bindt aan RNA-polymerase ter vorming van RNA-polymerase holoenzyme

= sigmafactor moet it de weg na de initiatie => de factor heeft 1 functie daarna moet deze weg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

promotor vrijgave?

A

initiatie van transcriptie opent de dubbele helix van DNA verder en het transitiecomplex verwijdert zich van de promotor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

elongatiefase?

A
  • na promotorverwijdering
  • de sigmafactor gaan uiteen en wordt vervangen door een ander eiwit (NusA)
  • het bewegende RNA-polymerase en transcriptiebubbel veroorzaken torsie-spanning op het up- en downstream = verwijderd door topoisomerases
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rho-onafhankelijke terminatie?

A

een stopsignaal wordt geëncodeerd in DNA overgeschreven op het tRNA transcript
- stopsignaal bevat GC-rijke palindroom gevolgd door AT-rijke regio
- formatie haarpinstructuur in RNA-transcript

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rol van AU-paren terminatie?

A
  • interacties tussen RNA-transcript en DNA-template worden gemedieerd door AU-paren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tho-afhankelijk terminatie?

A
  • rut-signaal wordt geëncodeerd in DNA overgeschreven op RNA-transcipt
  • rut-signaal = CA-rijk = gelokaliseerd dicht bij 5-uiteinde
  • rho = helicase activiteit gaat verder in 5->3
  • rho is sneller dan RNA-polymerase = wordt ingehaald
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de transcriptiesnelheid?

A

50 - 90 nucleotiden/seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een enkel gen kan …

A

door verschillende RNA-polymerasen tegelijkertijd overgeschreven worden

17
Q

polysoom

A

RNA-transcript kan gebonden worden door verschillende ribosomen voor eiwitsynthese

18
Q

eukaryoten hebben 3 typen van nucleaire RNA-polymerasen?

A
  • RNA-polymerase I
  • RNA-polymerase II
  • RNA-polymerase III
19
Q

wat is er speciaal aan RNA-polymerase II?

A

staat centraal in de transcriptie in eukaryoten
= het schrijft alle mRNAs over

20
Q

Pol II - TFII complex?

A

= klaar om de juiste promotorsequentie te binden
= wordt gebonden door TFIIH en TFIIE om een gesloten pre-initiatie complex te vormen

21
Q

wat doet de 5’-kap?

A

= beschermt het mRNA tegen RNAses en is belangrijk voor de initiatie van translatie

= na de eerste 20 - 30 nucleotiden wordt toegevoegd

22
Q

in bacteriën zijn alle mRNA complexen direct gekoppeld aan een AZ-sequentie?

A

= het hele mRNA-transcript is coderend

=> eukaryoten = coderende segmenten (exons) worden gescheiden door niet-coderende, tussenliggende gebieden (introns)

23
Q

introns in mRNA?

A

worden verwijderd door een eiwitcomplex = spliceosoom
= mRNA-splicing wordt nauw gecoördineerd met transcriptie

24
Q

wat doet de 3’-poly-A-staart

A

= beschermt het mRNA tegen RNases = belangrijk voor de initiatie van de translatie

25
Q

geconserveerde 5’-AAUAAA-3’ sequentie

A

verlenging na deze sequentie
-> de geconserveerde sequentie wordt herkend door endonuclease geassocieerd met Pol II
= splitst het transcript aan de 3’kant van deze sequentie
= splitsing leidt tot het loslaten van het transcript van het polymerase en genereert een vrij 3’-OH-uiteinde

26
Q

alternatieve splicing?

A

= proces van genereren van verschillende eiwitten gebaseerd op de verschillende splicings van een enkel mRNA-transcript

27
Q

transcriptoom

A

= volledige verzameling vann transcripten in een cel