HOOFDSTUK 2 Flashcards

het metabolisme van glucose

1
Q

glucose

A

= veelzijdige voorloper, geschikt voor een brede verscheidenheid aan metabole intermediairen voor biosynthetische reacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

glycogenese
glycogenolyse

A

= glucose -> glycogeen
= enzymatische afbraak van opgeslagen glycogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

glycolyse
gluconeogenese

A

= oxidatie tot pyruvaat via glycolyse om ATP, NADH en metabole intermediairen te verkrijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pentose-fosfaat pathway

A

= oxidatie tot ribose-5-fosfaat via de pentose-fosfaat pathway om suikers te verkrijgen voor nucleïnezuren synthese en NADPH voor reductieve biosynthese en bescherming tegen oxidatieve stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

glycolyse

A

= de katabolische 10-reactie pathways waarbij glucose gebroken wordt tot 2 moleculen pyruvaat met de concomitante productie van 2 ATP en de reductie van 2NAD+ tot 2 NADH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de netto reactie van glycolyse

A

glucose + 2NAD+ + 2ADP + 2Pi <=> 2 pyruvaat + 2 NADH + 2H+ + 2ATP + 2H2O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vorming van 1 ATP-molecule
ΔG’° en ΔG?

A

ΔG’° = 30 kJ/mol
ΔG = 50 kJ/mol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoeveel zeer exergonische stappen bevat de glycolyse (+ met welke enzymen?)

A

3
- hexokinase
- fosfofructokinase 1
- pyruvaat kinase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

glycolyse omvat 2 fasen?

A
  • voorbereidende fase
  • pay-off fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de voorbereidende fase van de glycolyse

A
  • 2 ATP investeren
  • vrije energie van intermediairen stijgt
  • C van alle gemetaboliseerde hexosen worden omgezet tot gemeenschappelijk product
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de pay-off fase van de glycolyse

A
  • 4 ATP gegenereerd
  • netto winst = 2 ATP
  • energie blijft bewaard door de vorming van 2NADH
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom is het belangrijk dat alle glycolytische intermediairen gefosforyleerd zijn?

A
  • om tussenproducten in cytoplasma van de cel te houden
  • metabole energie behouden tijdens reacties
  • specificiteit genereren voor glycolytische enzymen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

alfa-amylase in speeksel

A

hydrolyse van alfa1->4 glycosidische bindingen van glycogeen ter vorming van oligosachariden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

alfa-amylase in pancreas

A

zet dit proces verder dmv hexokinase -> vorming maltotriose en maltose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cellulase

A

= heeft de mens niet
= we kunnen cellulose niet verteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

trehalose

A

trehalose + H2O -> 2 glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sucrase

A
  • katalyseert de reactie van sucrose en water -> fructose en glucose
  • glucose = zo gebruiken voor glycolyse
  • fructose = kan glycolyse binnenkomen via 2 wegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

hoe komt fructose de glycolyse binnen?

A
  • omzetting tot fructose-6-P via hexokinase
  • omzetting tot fructose-1-P via fructokinase, wordt verder gemetaboliseerd tot glyceraldehyde-3-fosfaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

lactase

A
  • katalyseert de reactie van lactose + water -> glucose + galactose
  • glucose = zo gebruiken voor glycolyse
  • galactose omzetten tot glucose-1-fosfaat
20
Q

galactose -> glucose-1-fosfaat

A
  • galactose fosforyleren tot glucose-1-fosfaat
  • fosfaatgroep is getransfereerd van galactose-1-P tot glucose-1-P ten koste van UDP-glucose
  • galactose-transferase deficiëntie veroorzaakt cataract
21
Q

het nettoresultaat van de glycolyse kan opgesplitst worden in 2 processen

A
  • endergonisch = ADP + P -> ATP
  • exergonisch = glucose -> 2 pyruvaat + 2NAD+ -> 2NADH
22
Q

hoeveel energie (kJ/mol) genereert de glycolyse?

A

ongeveer 96 kJ/mol

23
Q

fermentatie

A

= energieopwekkende anaerobe afbraak van een voedingsmolecuul die een eenvoudig product oplevert zonder netto oxidatie

24
Q

melkzuurfermentatie

A

= wanneer niet genoeg O2 aangeleverd kan worden via aerobe ademhaling

  • glycogeen wordt afgebroken tot glucose
  • lactaat wordt via bloed naar de lever gebracht en geconverteerd in glucose via gluconeogenese
25
Q

wat is de ATP-opbrengst onder aerobe omstandigheden?

A

ATP-opbrengst van volledige oxidatie van 1 glucose tot CO2
= 30 - 32

26
Q

Warburg effect

A

= aerobe glycolyse
= ATP generatie via lactaatzuurfermentatie onder aerobe omstandigheden

-> eerste overgang van gezonde cel in tumorcel

27
Q

hoe hoger de glycolysesnelheid bij de tumor,…

A

= hoe aggressiever de kanker

28
Q

glycolytische enzymen

A

= doelwit voor de ontwikkeling van anti-kanker geneesmiddelen

29
Q

gluconeogenese

A

= de anabole route waarbij niet-koolhydraat precursoren worden omgezet in een koolhydraat

30
Q

wat zijn glucogenische moleculen

A

lactaat
pyruvaat
AZ
intermediairen van citroenzuurcyclus

31
Q

netto-reactie van de gluconeogenese

A

2 pyruvaat + 4ATP + 2GTP + 4H2O + 2NADH + 2H+ -> glucose + 4ADP + 6Pi + 2GDP + 2NAD+

32
Q

de gluconeogenese bevat 3 verre-evenwichtsreacties, door welke enzymen worden deze reacties gekatalyseerd?

A
  • pyruvaat carboxylase
  • fructose-1,6-bisfosfatase 1
  • glucose-6-fosfatase
33
Q

de netto-reactie van de pentose fosfaat pathway

A

3-ribose-5-fosfaat -> glyceraldehyde-3-fosfaat + 2 fructose-6-fosfaat

34
Q

wat betekent hoge [NADPH]?

A

hoge [ ]s zullen de activiteit van glucose-6-fosfaatdehydrogenase inhiberen en zal de flux van de pentosefosfaatroute verlagen

35
Q

wat betekent hoge [NADP+]

A

hoge [ ]s verhogen de activiteit van glucose-6-fosfaardehydrogenase en verhogen de flux van de pentosefosfaatroute

36
Q

hoge nood aan ribose-5-fosfaat

A

= glycolyse
= pentose-fosfaat pathway

37
Q

hoge nood aan ribose-5-fosfaat en NADPH

A

= pentose-fosfaat pathway

38
Q

hoge nood aan NADPH

A

= pentose-fosfaat pathway
= gluconeogenese

39
Q

hoge nood aan NADPH en ATP

A

= glycolyse
= pentose-fosfaat pathway

40
Q

glycogenolyse

A

= enzymatische afbraak van opgeslagen glycogeen

41
Q

welke 3 enzymen komen te pas bij de glycogenolyse?

A
  • glycogeen fosforylase
  • oligo- tot glucantransferase
  • fosfoglucomutase
42
Q

glycogeen fosforylase katalyseert ….

A

de verwijdering van de glucose-monomeer van het niet-reducerende einde van glycogeen via fosforylyse

43
Q

het on-vertakken enzyme voert 2 opeenvolgende reacties uit

A
  • transferase
  • glucosidase
44
Q

glycogenese

A

= proces van het omzetten van glucose tot glycogeen

45
Q

fosfoglucomutase (hotspot)

A

glucose-6-P wordt omgevormd tot glucose-1-P via de isomerisatie