HOOFDSTUK 6 Flashcards

aminozuur- en nucleotidenetabolisme

1
Q

stikstof en stikstofcyclus?

A

stikstof wordt beschikbaar gesteld via de stikstofcyclus

= cyclus van verschillende vormen van biologisch beschikbare stikstof door planten dieren en microbiële wereld en door de atmosfeer en geosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fixatie

A

1e stap in stikstofcyclus is de reductie van atmosferisch stikstof naar ammoniak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nitrificatie

A

= sommige bodembacteriën kunnen energie halen uit de oxidatie van ammoniak en genereren nitrieten en nitraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

denitrificatie

A

= er wordt een evenwicht gehandhaafd tussen vaste stikstof en stikstof uit de lucht door bacteriën die nitrieten en nitraten omzetten in N2 onder anaerobe omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

anammox

A

= sommige bacteriën kunnen een anaerobe oxidatie van ammoniak ter vorming van N2 uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

aminozuuroxidatie gebeurt onder 3 verschillende metabole omstandigheden in dieren

A
  • dieet rijk aan proteïnen en de opgenomen AZ overschrijden de noden van het lichaam voor eiwitsynthese. Overmaat wordt gekataboliseerd
  • tijdens normale synthese en degradatie van cellulaire eiwitte
  • tijdens uithongering of ongecontrolleerde diabetes wanneer koolhydraten onbeschikbaar zijn of niet goed gebruikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ketogeen

A

= wat acetyl-CoA oplevert, een voorloper van ketonlichaampjes en vetzuurvorming

Leu, Lys, Tryptofaan, tyrosine, ileucine, threonine, fenylalanine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

glucogeen

A

= in staat om omgezet te worden in glucose of glycogeen via gluconeogenese

Arg, Glu, glutamaat, histidine, proline, methionine, valine, alanine, cysteïne, glycine, serine, asparagine, aspartaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

HCl

A

= eiwitten ontvouwen
= interne peptidebindingen meer toegankelijk voor enzymatische hydrolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

pepsine

A

= protease dat de peptidebinding hydrolyseert en vormt oligopeptiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 AZ worden het makkelijkst omgezet in intermediairen van de Krebs cyclus en glycolyse

A

glutamaat -> alfa-ketoglutaraat
glutamine -> alfa-ketoglutaraat
alanine -> pyruvaat
aspartaat -> oxaloacetaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ammonotelisch

A

secreten ammoniak als ammoniak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uricotelisch

A

zetten ammoniak om in urinezuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ureotelisch

A

zetten ammoniak om in ureum via de ureumcyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

niet-essentiële aminozuren

A

Ala
Asn
Asp
Glu
Ser
Arg
Cys
Gln
Gly
Pro
Tyr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

essentiële AZ

A

His
Ile
Leu
Lys
Met
Phe
Thr
Trp
Val

17
Q

reddingspathway

A

= recycleren de vrije basen en nucleotiden die vrijgelaten worden bij de afbraak van nucleïnezuur

18
Q

de novo pathway

A

begint met de metabolische precursoren
= aminozuren, PRPP, CO2, NH3