Hoofdstuk 8 Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van biometrie?

A

Het vaststellen van tel-meet of weegbare eigenschappen van levende wezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke curve gebruik je voor een termijnbepaling met TCD en HC?

A

Verburg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is van belang bij foetale gewichts schatting?

A

Terughoudend zijn met absolute uitspraken hierover. Gewicht wordt zeker onderschat bij een lager foetaal gewicht en neemt toe bij een hoger foetaal gewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoevaak zou je de biometrie moeten meten?

A

Met een meting op 1 enkel moment kan geen uitspraak worden gedaan over de foetale groei. Voor het vaststellen van de groei is het van belang de metingen met een interval van min 10 dagen de herhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is er een foetale groeirestrictie?

A

Wanneer de curve niet parallel verloopt. Per definitie is het afbuigen naar beneden een groeirestrictie. Daarbij hoeft de waarde niet onder de p5 te vallen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is symmetrische groeivertraging?

A

HC, AC en soms de FL zijn klein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is asymmetrische groeivertraging?

A

De AC loopt achter op de HC/FL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waardoor blijft de AC achter?

A

De discrepantie komt wrs door de foetale lever, die het eerste in groei achter blijft en voor een belangrijk deel de buikomvang bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oorzaken foetale groeirestrictie?

A

Syndromale, chromosomale, infectieuze oorzaak. Placenta insufficientie staat op de voorgrond (evt PE).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe gebeurd het vaststellen van de hoeveelheid vruchtwater?

A

Normaal, krap, poly- of oligo hydramnion. Kan worden bepaald met AVI (Amniotic fluid Index). Tussen 8-25 is het normaal. <5 is oligohydramnion. SDVP is 1 pocket; de diepste; indien <2 dan wrs oligohydramnion.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 3 lagen in de placenta?

A
  • de basale laag, gelegen tegen het myometrium
  • het meer echogene placentaire paenchym
  • de choriale plaat, een echodense lijn die grenst aan de amnion holte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekend een placenta praevia totalis?

A

Placenta previa totalis; over het gehele ostium bij VO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekend een partiele placenta previa?

A

Placenta ligt gedeeltelijk over het ostium internum bij VO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekend een placenta praevia marginalis?

A

Placenta reikt tot aan het ostium internum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer is de kans op een afwijkend ingegroeide placenta het grootst?

A

Bij zwangeren die een sectio i.a. hebben en een placenta anterior hebben. Heel goed opletten of de scheiding tussen plac en uteruswand zichtbaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn helices?

A

De wikkelingen in de navelstreng

17
Q

Hoeveel vaten bevat een ns?

A

2 arteriae en 1 vene

18
Q

Wat is gelei van wharton?

A

De gelatineuze massa om de vaten in de ns.

19
Q

Wat is een SUA?

A

Single umbilical arterie. In 30% geassocieerd met afwijkingen zoals cardiale, intestinale of urogenitale afwijkingen. In 6-11% een chromosoom afw zoals tri 13 of 18.

20
Q

Hoevaak komt een SUA voor?

A

0,2-1,1%. In 30% van de gevallen gaat het gepaard met andere afwijkingen waaronder cardiale, intestinale en urogenitale afwijkingen. In 2-15% is er ook een groeirestrictie. Bij 6-11% van de foetussen met een chromosoom afw (met name tri 13&18) wordt een SUA gezien.

21
Q

Wat is de definitie van een vasa praevia?

A

Velamenteuze insertie van de navelstreng waarbij de velamenteuze vaten over het ostium internum van de cervix lopen.

22
Q

Wat zijn zeer zeldzame afwijkingen van de navelstreng?

A

4 navelstrengvaten.
Cysten in de navelstreng.
Aneurysma van de navelstreng.
Hemangiomen en teratomen in de navestreng.