Hoofdstuk 12 Flashcards

1
Q

Hoevaak komt een schisis voor?

A

1 op 800 geboorten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillende vormen van schisis?

A

Cheiloschisis; lipspleet soms icm palatoschisis (gehemelspleet). De schisis kan zich ook uitbreiden tot de kaak (cheilognatho(palato)-schisis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoevaak komt een geïsoleerde palatoschisis voor?

A

1 op 2500

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe kan schisis voorkomen?

A

Uni (eenzijdig) of bilateraal (beiderzijds). Er bestaat een grote variatie in ernst (compleet versus incompleet).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe groot is de kans op een syndroom

of chromosoom afwijking bij schisis?

A

Kleine kans. 90% is het een geïsoleerde afwijking.

De kans wordt groter naar mate er andere anomalieën zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn bij een schisis de meest geassocieerde syndromen?

A

Sequentie of syndroom van Robin, syndroom van DiGeorge (22q11-deletie), syndroom van der Woude en het syndroom van Stickler.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar gaat een mediane schisis meestal mee gepaard?

A

Bijv tri 13 of 18, en is veelal onderdeel van ernstige afwijkingen van het centrale zenuwstelsel zoals bijv. holoprosenfalie, cyclopie, afwezigheid vd neus.
Herhalingskans; 4% bij eerstegraads verwanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt achondroplasie gekenmerkt?

A

Prominent voorhoofd (frontal bossing).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is micrognatie?

A

Te kleine onderkaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is retrognatie?

A

Posterieure positie van de kaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Met welke afwijkingen worden micrognatie en retrognatie geassocieerd?

A

Tri 13 &18, syndroom van Robin, syndroom van Treacher Collins.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is hypotelorisme?

A

Dicht bijeenstaande ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is hypertelorisme?

A

Ver uiteenstaande ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarmee zijn oorafwijkingen geassocieerd?

A

Chromosomale afwijkingen en syndromen zoals het syndroom van Treacher Collins, syndroom van Fraser, het CHARGE syndroom, en de VACTERL associatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly