Hoofdstuk 6 Flashcards
Zelfwaardering
de beoordeling van mensen van wat ze zelf waard zijn; dat wil zeggen: de mate waarin ze zichzelf als goed, competent en fatsoenlijk zien.
Cognitieve dissonantie
Het pijnlijk onaangename gevoel dat we ervaren wanneer twee cognities (overtuigingen, attitudes) strijdig zijn met elkaar of met ons gedrag en deze tegenstrijdigheid onze zelfwaardering aantast.
Manieren om dissonantie te verminderen
- Gedrag veranderen
- Cognitie veranderen
- Nieuwe cognitie toevoegen
Zelfbevestiging
In de context van de dissonantietheorie een manier om dissonantie te verminderen door onszelf te herinneren aan één of meer positieve eigenschappen die we bezitten.
Impact bias
De neiging om de intensiteit en duur van onze reacties op toekomstige negatieve gebeurtenissen te overschatten.
Postdecision dissonance
Dissonantie die optreedt na een beslissing en die mensen verminderen door de aantrekkelijkheid van het gekozen alternatief te vergroten en die van de verworpen alternatieven de verkleinen.
Omonkeerbaarheidshypothese
Hoe definitiever en onomkeerbaarder een beslissing, hoe groter de behoefte om de dissonantie te reduceren.
Lowballing
Strategie waarbij een verkoper een klant verleidt iets te kopen door een zeer lage prijs te bieden, vervolgens beweert dat dit een vergissing was en dan de prijs verhoogt. Vaak stemt de klant alsnog in met de koop tegen de hogere prijs.
Drie redenen waarom lowballing helpt
- Er is een soort van verbintenis.
- Het gevoel van verbintenis heeft de anticipatie van een opwindende gebeurtenis getriggerd.
- De uiteindelijke prijs is wel hoger dan je dacht, maar niet veel hoger dan bij een andere dealer.
Zelfrechtvaardiging
Neiging om de eigen acties te rechtvaardigen om daarmee het gevoel van zelfwaardering in stand te houden.
Rechtvaardiging van inspanning
Neiging om iets waar je hard voor hebt gewerkt aantrekkelijker te gaan vinden (bijv. ontgroening voor een studentenvereniging).
Contra-attitude gedrag
Gedrag dat strijdig is met je eigen attitudes of overtuigingen.
Externe rechtvaardiging
Reductie van dissonantie door te wijzen op een reden of verklaring voor het dissonante gedrag die buiten jezelf ligt.
Interne rechtvaardiging
Reductie van dissonantie door iets te veranderen wat bij jezelf hoort, bijvoorbeeld je gedrag of attitudes.
Benjamin Franklin-effect
Het effect als je iemand helpt die je eigenlijk niet mag, ga je deze persoon meer mogen.
Onvoldoende straf
Dissonantie die ontstaat als iemand te weinig externe rechtvaardiging ervaart voor het weerstaan van een gewenste activiteit of een gewenst voorwerp: gewoonlijk zal de betrokkene de verboden activiteit of het onbereikbare voorwerp vervolgens minder aantrekkelijk gaan vinden.
Zelfoverreding
Langdurige vorm van attitudeverandering die het gevolg is van zelfrechtvaardiging.
Hypocrisie-inductie
Methode waarbij personen een stelling moeten innemen die tegen hun gedrag ingaat, en die hen herinnert aan de inconsistentie tussen wat ze zeggen en wat ze doen - met als doel om meer verantwoord gedrag bij hen uit te lokken.
Zelfbevestigingstheorie
Het idee dat mensen bedreigingen van hun zelfwaardering kunnen beperken door zichzelf te bevestigen op gebieden die niets te maken hebben met de bron van de bedreiging.
Zelfevaluatie onderhoudstheorie
Het idee dat we dissonantie ervaren als iemand met wie we een hechte band hebben beter presteert op een gebied dat belangrijk is voor onze zelfwaardering en dat we deze dissonantie kunnen reduceren.
3 voorwaarden
Zelfevaluatie onderhoudstheorie
- Een hechte band met een ander.
- De ander presteert beter op een bepaald gebied.
- Dat gebied is belangrijk voor onze zelfwaardering.
3 manieren om te reduceren
Zelfevaluatie onderhoudstheorie
- Afstand van diegene nemen.
- Besluiten dat dat gebied toch niet zo belangrijk voor ons is.
- De prestatie van diegene ondermijnen.