Hoofdstuk 11 Flashcards

1
Q

Prosociaal gedrag

A

Elke handeling die bijdraagt aan het welzijn of het welbevinden van een ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Altruïsme

A

Het verichten van een handeling ten gunste van een ander, zonder daar zelf enig belang of voordeel bij te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Evolutietheorie

Altruïsme

A

Verwantschapsaltruïsme, wederkerigheidsaltruïsme en groepsaltruïsme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verwantschapsaltruïsme

A

Onbaatzuchtig gedrag dat gericht is op genetische verwanten en dat kans op overdracht van genen vergroot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wederkerigheidsaltruïsme

A

Onbaatzuchtig gedrag dat we richten op niet-verwanten en dat de kans vergroot dat hulpontvangers in de toekomst iets voor de hulpgevers zullen terugdoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Groepsaltruïsme

A

Onbaatzuchtige groepsleden kunnen beter samenwerken en daarvoor generaties beter overleven. (Soort sociale dilemma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale uitwisselingstheorie

Wordt ook gebruikt bij het hoofdstuk over liefde en relaties.

A

Mensen willen hun baten maximaliseren en hun kosten minimaliseren. Voorbeelden van baten: goed voor imago, aandacht en sociale voordelen. Kosten: gevaar, pijn en tijd. Als baten > kosten = geen altruïsme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Empathie-altruïsmehypothese

A

Het idee dat wanneer we empathie voelen, we om altruïstische redenen proberen te helpen, ongeacht of dat ons iets oplevert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reguleren van emoties en stemmingen

Prosociaal gedrag

A

Goede stemming: help je sneller. Slechte stemming: help je ook sneller, helpen kan je een betere stemming geven en je schuldgevoel verminderen (ego boost).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom helpen we?

A
  1. Om onze genen te beschermen
  2. Om later zelf geholpen te worden
  3. Om goedkeuring te krijgen
  4. Omdat het goed voelt
  5. Omdat we om anderen geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Altruïstische persoonlijkheid

A

De persoonseigenschappen die ervoor zorgen dat een individu anderen helpt in een groot aantal verschillende situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Man-vrouwverschillen

Altruïsme

A

Mannen verrichten vaker heldhaftige daden, terwijl vrouwen vaker behulpzaam zijn. Dit komt omdat dit de normen zijn en deze normen zeggen of we ons aangesproken voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Culturele verschillen

Altruïsme

A

We helpen sneller ingroup, omdat we voor deze mensen meer empathie hebben en minder snel outgroup, want daar hebben we minder empathie voor. Simpatía kan ook een rol spelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Simpatía

A

Een spectrum van sociale en emotionele eigenschappen, zoals vriendelijkheid, beleefdheid en behulpzaamheid tegenover anderen. Sommige culturen is dit een belangrijke waarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wij-groepsbevoordeling

A

De neiging om mensen die behoren tot de wij-groep in allerlei opzichten te bevoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Urban overload-hypothese

A

De theorie dat mensen die in steden wonen blootstaan aan een voortdurende overvloed aan prikkels, waardoor ze zichzelf terugtrekken om niet overweldigd te raken.

17
Q

Bystander effect

A

Het fenomeen dat hoe meer mensen bij elkaar zijn hoe minder geneigd ze zijn om een persoon in nood te helpen, omdat de verantwoordelijkheid om in te grijpen verdeeld wordt over het aantal aanwezigen.

18
Q

Cognitief beslismodel voor ingrijpen door omstanders.

A
  1. De gebeurtenis opmerken
  2. De gebeurtenis als een noodgeval interpreteren (pluralistische verantwoordelijkheid)
  3. Verantwoordelijkheid nemen
  4. Weten hoe je moet helpen
  5. Besluit implementeren
19
Q

Pluralistische onwetendheid

A

Mensen denken dat anderen een situatie op een bepaalde manier interpreteren, terwijl ze dit helemaal niet doen.

20
Q

Diffusie van verantwoordelijkheid

A

Het verschijnsel waarbij het verantwoordelijkheidsgevoel van elke omstander afneemt naarmate het aantal getuigen toeneemt.

21
Q

Publiek zelfbewustzijn

A

Een versterkt bewustzijn van onszelf en ons gedrag wanneer we zichtbaar(der) zijn voor anderen.

22
Q

Wat kun je als slachtoffer het best doen?

A

Specifieke personen aanspreken, laten weten wie je bent en wat er gebeurt en zeg duidelijk wat je nodig hebt.

23
Q

Priester studie

A

Hier werd behulpzaamheid onder tijdsdruk gemeten bij studenten die een priester studie deden. Uitkomst: Met haast biedt je minder snel hulp aan.