Hoofdstuk 5 Social Cognitive Theory Flashcards

1
Q

Social cognitive theory

A

Het idee dat mensen veel leren door het observeren en het hebben van interacties met andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke principes kent de social cognitive theory?

A

-mensen leren door andermans gedrag (model) en de consequenties van dat gedrag
-leren kan gebeuren zonder een verandering in gedrag
-cognitie heeft een belangrijke rol bij leren
-mensen hebben behoorlijke controle over hun acties en hun omgeving, mensen hebben een personal agency

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt generalized imitation in?

A

Het principe dat, terwijl mensen niet altijd reinforced worden ervoor, gedrag gaan nadoen als gewoonte. Het is dus niet meer iets dat altijd beloond hoeft te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe reinforced de omgeving het nadoen van gedrag?

A

-de observeerde wordt beloond door het model van gedrag, bvb. je kleedt je zoals een bepaalde groep en je wordt daar geaccepteerd
-de oberveerder wordt beloond door een derde, bvb. iedereen neemt het haar over van een bepaalde ster en of je erbij hoort hangt ervanaf of je ook dat haar hebt
-het nagedane gedrag zelf leidt tot een reinforcer
-vicarious reinforcement: het model van het gedrag wordt reinforced
-vicarious punishment: de model wordt gestraft voor het gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom kun je niet al het imitatie gedrag analyseren als een behaviorist?

A

-totaal nieuwe gedragingen kunnen zich voordoen als dit bij anderen is gezien. Voor behaviorisme is nodig dat je al soortgelijk gedrag vertoond
-delayed imitation: sommig geleerd gedrag zie je pas na een lange tijd. Het effect is niet gelijk, zoals bij operant conditioneren
-mensen laten soms gedrag zien waarvoor ze nooit beloond zijn of zullen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kernideeen van de de social cognitive theory waar duidelijk de cognitieve kant naar voren komt?

A

-bij leren vindt een mentale verandering plaats, dus niet perse een verschil in gedrag.
-sommige cognitieve processen zijn nodig om het leren te laten plaatsvinden
-lerenden moeten zich bewust zijn dat responses bepaalde positieve en negatieve consequenties kunnen hebben
-mensen laten gedrag zien waarmee ze denken een beloning te kunnen ontvangen. Hier passen ze hun leergedrag op aan
-lerenden vormen efficacy expectations: ideeën over of ze bepaald gedrag wel of niet zelf kunnen uitvoeren
-ideeen over de uitkomst beïnvloeden de cognitieve processen bij leren (bvb. dit komt niet op het tentamen, dus niemand let meer op)
-het wel of niet voorkomen van een verwachte beloning of straf heeft invloed erop of het gedrag vaker of niet meer wordt laten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vicarious acquisition

A

Het leren door te observeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Outcome expectations

A

Hypotheses over het resultaat die acties uit de toekomst gaan brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

incentive

A

een verwachting over een beloning in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Reciprocal causation

A

-environment: algemene conditie en stimuli in de buitenwereld
-persoon: een persoon hun uiterlijk, cognitieve processen en sociale en culturele rollen en reputaties
-behavior: Iemand zijn acties en reacties
-Deze drie componenten hebben voortdurend invloed op elkaar; een van de componenten op de andere twee en wederzijds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe beïnvloed modeling het gedrag?

A

-modeling leert nieuw gedrag
-modeling beïnvloed de frequentie van nieuw geleerd gedrag, het heeft een facilitation of een inhibition effect
-modeling moedigt eerder verboden gedrag aan; disinhibits eerder verboden gedrag
-modeling verhoogt de frequentie van soortgelijk gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke types modellen zijn er?

A

-live model: een daadwerkelijk persoon demonstreert hoe je bepaalt gedrag doet
-symbolic model: een persoon of karakter uit een boek, film of game doet bepaalt gedrag
-verbal instructions: uitleg hoe je het gedrag doet zonder het zien van een daadwerkelijk of symbolic persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke karakteristieken hebben modellen?

A

-het model is competent
-het model heeft prestige en macht, hoge status, respect
-het model gedraagt zich op stereotypische manieren
-het gedrag van het model is relevant voor de situatie van de observeerder, bvb zelfde leeftijd of sociale status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is er bekend in de wetenschap over het modellen van academic skills?

A

-academic skills worden vaak geleerd aan de hand van modellen
-cognitive modeling: voordoen hoe je moet denken bij een taak
-cognitive modeling is naast het modellen van hoe je een taak uitvoert heel effectief om academische skills aan te leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is er bekend in de wetenschap over het modellen van agressie?

A

-kinderen worden agressiever door agressieve modellen te observeren
-niet alleen live, maar ook door symbolen van bijvoorbeeld een game en lyrics met aggresieve teksten kunnen een kind agressiever maken
-nonagressive models zorgen dat kinderen minder agressie laten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is er bekend in de wetenschap over het modellen van interpersonal behaviors?

A

-lerenden kunnen interpersonal skills krijgen door het observeren en nadoen van anderen
-je kunt ook vrijgevigheid leren van anderen
-media personen hebben veel invloed
-kinderen kijken meer naar wat een persoon doet dan naar wat een persoon zegt

17
Q

Welke 4 condities zijn nodig voordat een persoon succesvol het gedrag van iemand anders nadoet?

A

-aandacht
-retention; rehearsal kan helpen te herinneren, memory codes: verbale en visuele representaties van geleerd gedrag
-motor reproduction, het liefst gelijk nadoen terwijl je het ziet
-motivation, belangrijk onderdeel hiervan is self-efficacy

18
Q

Self-efficacy

A

Lerenden zullen vaker bepaald gedrag laten zien als ze geloven dat ze het gedrag goed kunnen uitvoeren

19
Q

Hoe beïnvloed self-efficacy gedrag en cognitie?

A

-Activity choices: mensen kiezen vaak activiteiten waarvan ze denken dat ze het kunnen
-goals: mensen stellen hogere doelen aan zichzelf als ze hoge self-efficacy hebben op dat domein
-effort en persistance: mensen met hogere self-efficacy stoppen meer effort in een taak en gaan beter om met obstakels

20
Q

Wat is het verschil tussen self-efficacy for learning en voor performance?

A

-self-efficacy for learning: Wat iemand uiteindelijk kan doen met genoeg effort
-self-efficacy for performance: wat iemand nu al goed kan

21
Q

Welke factoren beïnvloeden de ontwikkeling van self-efficacy?

A

-vorige successen en faalmomenten: als mensen steeds geen succes hebben dan ontwikkelen ze een resistent self-efficacy
-current physiological state: als je bvb moe bent ga je minder snel nieuwe uitdagingen aan
-messages from others: zeggen dat iemand iets kan met oefening kan goed zijn voor self-efficacy
-successes and failures of others: coping model; iemand die eerst struggled en dan toch het probleem oplost is het beste voor self-efficacy opbouwen
-successes and failures of the group: collective self-efficacy: in een groep werken helpt bij self-efficacy

22
Q

Self-regulation

A

Als mensen zelf ideeën hebben over wat goed en fout gedrag is en hun acties hierop aanpassen

23
Q

Welke zaken brengt self-regulation met zich mee?

A

-Setting standards and goals: mensen zetten standaarden en doelen voor hun gedrag
-self-observation: mensen observeren zichzelf in actie
-self-evaluation: mensen beoordelen hun eigen gedrag
-self-reaction: sommige mensen gaan zichzelf reinforcen of straffen bij goed of fout gedrag
-self-reflection: mensen kijken terug op hun gedragingen

24
Q

Effortful control

A

Sommige mensen zijn beter en sommige mensen zijn minder goed in zelfregulatie

25
Q

Wat zijn strategieën om je zelfregulatie te verbeteren?

A

-self-instruction: het in je hoofd (of eerst hardop) herhalen van de stappen
-self-monitoring: mensen zelf hun eigen gedrag laten analyseren
-self-reinforcement: jezelf treats geven of straffen om je gedrag aan te passen
-self-imposed stimulus control: Je omgeving aanpassen zodat je meer leert, bvb naar de bieb ipv thuis studeren

26
Q

generalized self-efficacy

A

Als een student op veel verschillende gebieden self-efficacy ontwikkelt, kan dat ertoe leiden dat hun algemeen self-efficacy beter wordt