hoofdstuk 5 Flashcards
Pavloviaanse conditionering
= ervaring met relatie tussen 2 prikkels/gebeurtenissen (S1-S2)
Temporele relatie
de stimuli verschijnen in relatie tot elkaar over de tijd
Simultane conditionering
perfecte temporele continuïteit VP en OP
=> in vele conditionneringsopstellingen géén conditionering
Uitgestelde of delayed conditionering
VP wordt in de tijd iets voor de OP aangeboden en duurt minimaal tot het begin van de aanbieding van de OP
Spoor of trace conditionering
VP wordt in tijd iets voor de OP aangeboden, maar is niet meer aanwezig bij het begin van de OP
Leeg interval = trace interval
Temporal coding
Het opslaan van de timing en volgorde van prikkels.
Leerverklaring
de mate van VP/OP contingentie bepaalt de mate van het ontstaan van VP-OP associatie
=> traditionele theorieën
Performantieverklaring
de mate van VP/OP cintingentie bepaalt de mate van gedragsmatige expressie VP-OP associatie
=> recente theorieën
Blocking effect
ondanks dat er continuïteit en contingentie tussen twee prikkels is, is er geen conditionering
=> geconditioneerd stimulus
Contextcue
excitatorische VPs die verwachting OP induceren
Geconditioneerde excitator
VP die de verwachting op de OP creëert
=> het resultaat van de conditionering
Geconditioneerde inhibitor
VP die de verwachting op GEEN OP creëert
=> het resultaat van de conditionering
Summatie-test
Een test om te bepalen of een stimulus een geconditioneerde inhibitor is, door deze te combineren met een geconditioneerde excitator. Als de respons op de excitator afneemt in aanwezigheid van de inhibitor, bevestigt dit het remmende effect van de inhibitor.
test:
- VP+ alleen
- VP+ en VP-
- VP+ en VP0
Vertraagde-acquisitie test
Een test om te bepalen of een stimulus een geconditioneerde inhibitor is, door te meten hoe langzaam deze stimulus een geconditioneerde excitator wordt wanneer deze aan een onvoorwaardelijke prikkel (OP) wordt gekoppeld. Als de acquisitie trager verloopt dan bij een neutrale stimulus, wijst dit op een remmend effect.