Hoofdstuk 3.2 Flashcards

1
Q

Aristocratie

A

Regering van een groep aanzienlijke mensen:
De groep mensen veranderen Monarchie in Artistocratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bestuursvorm

A

Hoe een gebied wordt bestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Burger

A

Inwoner met bepaalde rechten:
Vrouwen, slaven en vreemdelingen konden geen burger worden
Alleen vrije mannen van wie de ouders in de stadstaat geboren waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Democratie

A

(Volksregering), bestuur waarbij het volk beslist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Heerschappij

A

Bestuur, regering:
In de 8e eeuw ontstond verzet tegen de heerschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Monarchie

A

Staat met één vorst:
Tot de 8e eeuw v.C waren de meeste stadstaten een MONARCHIE
De edelen vervingen Monarchie door een Aristocratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onafhankelijk

A

Als een staat of persoon over zichzelf beslist:
In 338 v.C verloren de Grieken hun onafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Politiek

A

Heeft te maken met het bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rechtspraak

A

Beslissen over toepassing van wetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tiran

A

Alleenheerser die onwettig de macht heeft gegrepen:
Bestuursvorm met een tiran heet een tirannie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Goede en slechte tirannen

A

Goede tiran: Pisistratus greep de macht in 546 v.C met soldaten in Athene
Slechte tirannen: zijn zonen, de 1 werd vermoord en de ander werd verdreven door Sparta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly