Hoofdstuk 3 - Pathologie van het bovenste lidmaat Flashcards

1
Q

Wat zijn secundaire oorzaken van externe impingement?

A
  • Inadequate RC activatie
  • Scapulaire dyskinesie
  • GIRD
  • Thoracale kyfose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de symptomen van een supraspinatuspeestendinopathie?

A
  • Pijn in de laterale bovenarlm
  • Pijn bij bovenhandse bewegingen en abductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bespreek het KO bij supraspinatuspeestendinopathie.

A
  • Pijnlijke abductie (painful arc)
  • Pijn bij geresisteerde abductie
  • Pijn bij geresisteerde exorotatie
  • Positieve impingementtesten (Jobe, Neer, Hawkins)
  • Lokale drukpijn t.h.v. insertieplaats
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat de behandeling van supraspinatuspeestendinopathie?

A
  • Relatieve rust
  • Aanpassen activiteiten
  • Kinesitherapie
  • Pijnmedicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat de therapie van calcifiërende supraspinatuspeesteindinopathie?

A
  • Anti-inflammatoir: NSAID, infiltraties
  • In afgekoelde fase: dry needling, barbotage, ESWT
  • Chirurgie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ruptureren van de supraspinatuspees?

A

Hypercholesterolemie, roken, familiale VG van RC scheuren, overbelasting in heffen, bovenhands werk, vibrerend handwerk, leeftijd > 60 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de symptomen van een ruptuur van de supraspinatuspees?

A
  • Pijn uitstralend naar de laterale bovenar
  • Krachtsvermindering, meer in abductie dan in exorotatie
  • Soms asymptomatisch en toevallige vondst indien degeneratief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat het KO van een ruptuur van de supraspinatuspees?

A
  • Painful arc, tot onmogelijkheid van abductie
  • Gedaalde kracht tegen weerstand voor abductie of exorotatie
  • Lokale drukpijn bij uitdraaien in adductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek de therapie van een supraspinatuspeesruptuur.

A

Enkel indien symptomatisch
- < 55j: artroscopie met 6-12m revalidatie
- 55-65 jaar: eerst infiltratie, zo nodig artroscopie
- > 65 jaar: conservatief met pijnstilling en kinesitherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met welke symptomen gaat een tendinopathie van de infraspinatuspees gepaard?

A
  • Pijn in de laterale en posterieuze zijde bovenarm
  • Pijn bij exorotatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat het KO van infraspinatuspeestendinopathie?

A
  • Painful arc
  • Pijn bij geresisteerde exorotatie
  • Lokale drukpijn t.h.v. insertie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Juist of fout?

De echografie bij een tendinopathie van de infraspinatuspees is vaak normaal.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor kan de subscapularispees overbelast raken?

A

Werpsporten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke symptomen passen bij een subscapularistendinopathie?

A

Pijn anterieur van de schouder en bij endorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat het KO van een subscapularistendinopathie?

A
  • Painful arc mogelijk
  • Drukpijn anterieur t.h.v. insertie
  • Pijn bij endorotatie tegen weerstand (test van Gerber)
  • Pijn bij passieve exorotatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe krijg je een ruptuur van de subscapularispees?

A

Door een val op de uitgestrekte arm of bij plotse geforceerde extensie van de arm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij welke peesruptuur wordt sneller chirurgie gedaan?

A

Bij een subscapularispeesruptuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Met welke pathologie is een subscapularispees vaak geassocieerd?

A

Met luxatie van het caput longum van de bicesps.

19
Q

Welke activiteit zal het meest aanleidin geven tot biceps brachii tendinopathie?

A

Bankdrukken.

20
Q

Welke symptomen passen bij een biceps brachii tendinopathie?

A
  • Pijn anterieure zijde bovenarm
  • Pijn bij flexie en supinatie
  • Pijn bij strecth biceps (bv. iets nemen achter jou)
21
Q

Naar waar luxeert de pees van biceps brachii?

A

Mediaal.

22
Q

Welke symptomen passen bij een (sub)luxatie van het caput longum van de biceps?

A
  • Pijn in de anterieure bovenarm
  • Gevoel van verspringen en klikken bij bepaalde bewegingen
23
Q

Wat is de test van Yergason?

A

Supinatie tegen weerstand. Hij is positief voor een luxatie van de bicepspees bij een klik of pijn.

24
Q

Wat is GIRD?

A

Glenohumeral internal rotation deficit. Het is een rotatiebeperking van > 20-25° t.o.v. de andere zijde. Het is een pure klinische entiteit.

25
Q

Wat is TUBS en AIOS?

A

TUBS staat voor traumatische unidirectionele banckhart surgery. Hierbij is er glenohumerale instabiliteit t.g.v. structurele instabiliteit, bijvoorbeeld na trauma.
AIOS staat voor acquired instability overstress surgery. Het is een functionele glenohumerale instabiliteit na repetitieve microtraumata, vooral bij sporters.

26
Q

Hoe behandel je een bursitis van de schouder?

A

Met ijs, NSAID en infiltraties. Met oefentherapie maak je dit alleen maar erger.

27
Q

Bij wie doet zich vaker een frozen schoulder voor?

A

Bij vrouwen van 40-60 jaar. Het doet zich vaak voor t.h.v. de niet dominante schouder.

28
Q

Bespreek de fasen van een frozen shoulder.

A

Fase 1 is de painful freezing fase en duurt 2-9 maand. In het begin is er pijn bij beweging, nadien toenemende pijn, ook bij rust.

Fase 2 is de frozen stage en duurt 4-12 maanden. De bewingsbeperking is hier meer prominent, de pijn minder.

Fase 3 is de thawing of resolutiefase.

29
Q

Wat zijn de symptomen en klinische tekens van AC-lijden?

A
  • Pijn t.h.v. AC of bovenarm, vnl. bij abductie en adductie
  • Soms lokale klik
  • Lokale drukpijn t.h.v AC
30
Q

Welke zenuwletsels kunnen aanleiding geven tot een scapula alata?

A

N. thoracicus longus (m. serratus anterior), n. accesorius spinalis (m. trapezius) en n. dorsalis scapulae (m. rhomboïdeus).

31
Q

Bespreek type 1 scapula alata.

A

Dit is het meest frequente type. Hierbij tilt de scapula naar anterieur om een frontotransversale as waardoor de angulus inferior prominent te zien is. De oorzaak is een insufficiëntie en disbalans van de lower trapezius en serratus anterior in combinatie met GIRD en een verkorting van de pectoralis minor.B

32
Q

Bespreek type 2 scapula alata.

A

Hierbij endoroteert de scapula om een frontosagittale as waardoor de margo medialis zichtbaar is. De oorzaak is een insufficiëntie en disbalans van de trapezius en serratus anterior in combinatie met GIRD en een verkorting van latissimus dorsi.

33
Q

Bespreek type 3 scapula alata.

A

Hierbij draait de scapula neerwaarts om een sagittotransversale as waardoor de angulus superior zichtbaar wordt. De oorzaak is een insufficiëntie en disbalans van de trapezius in combinatie met een verkorting van de levator scapulae.

34
Q

Welk type tendinopathie van de extensor carpi radialis komt het meest voor?

A

Type 2: t.h.v. de oorsprong van de m. extensor carpi radialis brevis. De brevis is meer aangetast omdat zijn insertie geringer is en omdat er fibreuze verbindingen bestaan tussen de longus en de brevis waarbij de longus de brevis supplementair zal gaan belasten.

35
Q

Welke weerstandstesten zullen pijn doen bij een tendinopathie van ECR?

A

Dorsiflexie pols, radiaaldeviatie pols en extensie MCP.

36
Q

Wat past er in de DD van een ECR tendinopathie?

A
  • Bursitis
  • Te strak lig. annulare
  • Chondromalacie van de radiuskop
  • Inklemming van een meniscus
  • N. interosseus posterior entrapment
37
Q

Wat zijn risicofactoren voor peespathologie t.h.v. de pols, hand en vingers?

A

Diabetes, > 40j, BMI > 30, schouder- of nekklachten.

38
Q

Geef de zes extensorloges met hun pezen.

A
  1. APL en EPB
  2. ECRL en ECRB
  3. EPL
  4. EDC en EIP
  5. EDM
  6. ECU
39
Q

Welke pezen zijn ontstoken bij een De Quervain tendinitis?

A

De abductor pollicis longus en extensor pollicis brevis.

40
Q

Wanneer is de test van Finkelstein vals positief?

A

Bij artrose van CMC1, artrose van scpahotrapeziotrapezoidaal gewricht, artrose van radioscaphoid gewricht en intersectiesyndroom.

41
Q

Wanneer is de test van Finkelstein vals negatief?

A

Bij zuivere solitaire aantasting van de extensor pollicis brevis.

42
Q

Wat is het intersectiesyndroom?

A

Hierbij kruist de spierbuik van de APL en EPB met de pees van de ECRL.

43
Q

Wat zijn voorbeschikkende factoren voor het intersectiesyndroom?

A

Hypertrofie van de spierbuik t.g.v. repetitieve belasting bij roeiers (rower’s wrist), powertraining, kajakken en bepaalde beroepen.