Hoofdstuk 10 - Zenuwletsels van de bovenste ledematen Flashcards
Welke zaken zullen aangetast zijn bij een letsel van de radix van C5?
- Abductie schouder (m. deltoïdeus), flexie elleboog en supinatie (m. biceps)
- Bicepspeesreflex
- Sensatie van de laterale bovenarm
Welke zaken zullen aangetast zijn bij een letsel van de radix van C6?
- Flexie elleboog (m. biceps, m. brachioradialis), polsextensie (extensor carpi radialis)
- Reflex van de m. brachioradialis
- Sensatie van de laterale onderarm + duim en wijsvinger
Welke zaken zullen aangetast zijn bij een letsel van de radix van C7?
- Extensie van de elleboog (m. triceps), polsflexie en vingerextensie
- Tricepspeesreflex
- Sensatie van de middelvinger
Welke zaken zullen aangetast zijn bij een letsel van de radix van C8?
- Spreiden en sluiten van de vingers (mm. interossei) en vingerflexie
- Geen aantasting van reflexen
- Sensatie van de mediale onderarm + ringvinger en pink
Welke zaken zullen aangetast zijn bij een letsel van de radix van T1?
Enkel sensibele stoornis van mediale elleboog.
Juist of fout?
Een letsel van de n. thoracicus longus leidt tot laterale winging van de scapula.
Fout, het leidt tot mediale winging.
Welk zenuwletsel leidt tot laterale winging van de scapula?
N. accessorius.
Wat is het verschil tussen een Erb’s en Klumpke’s parese/paralyse?
Bij Erb is er een letsel van de bovenste brachiale plexus. Er is paralyse van van externe rotatoren, flexoren, supinator, extensoren elleboog en hand en scapulaire spieren. De grijpfunctie is gespaard. Sensibiliteit kan gestoord zijn maar is niet noodzakelijk.
Bij Klumpke is er een letsel van de onderste brachiale plexus. Hier zal de grijpfunctie wel gestoord zijn en is de sensibiliteit ook altijd gestoord. Soms kan het Horner syndroom optreden.
Wat is het Parsonage Turner syndroom?
Een plexitis brachialis of neuralgische amyotrofie. Er is vooral aantasting van C5 en C6. De patiënt zal hevige schouderpijn voelen met erna parese.
Welke syndromen kunnen aanleiding gevne tot het functioneel thoracic outletsyndroom?
- Scalenus anteriorsyndroom
- Na ongewoon zware inspanning
- Facet dysfunctoe - Costoclaviculair syndroom
- Bij vermoeidheid, sporten, trauma - Pectoralis minor syndroom
- Zenuwvaatstreng tussen m. pectoralis minor en ribben
- Drooping shoulder
- Hyperkyfose
- Bij chronische nek- of schouderpijn of bij computerwerk
Welke klinische testen kan je gebruiken om het TOS te diagnosticeren?
- Test van Adson: palpatie van de radialispols terwijl patiënt diep inadement met rotatie van het hoofd naar de pathologische zijde (positief bij 50% gezonde populatie)
- Shoulder bracing rest of hyperabdyctie test: palpatie radialispols tijdens hyperabductie
- Test van Roos: kandelaarshouding met openen en sluiten handen (waardevoller dan Adson)
Welke gebieden voorziet de n. ulnaris?
Motorisch
- Flexor carpi ulnaris, flexor digitoru profundus 4-5
- Hypothenar: abductor digiti minimi, flexor digiti minimi, opponens digiti minimi
- Interossei en lumbricalis 3,4
- Thenar: flexor policis brevis en adductor policis
Sensibel: ulnaire handrug en hypothenar
Welke spieren voorziet de n. medianus?
- Voorarm: pronator teres, flexor carpi radialis, palmaris longus, flexor digitorum sublimis
- Via n. interosseus anterior: flexor pollicis longus, flexor digitorum profundus 2-3, pronator quadratus
- Thenar: opponens pollicis, abductor pollicis brevis, flexor pollicis brevis
- Lumbricalis 2-3
Welke spieren worden bezenuwd door de n. radialis?
- Triceps, extensor carpi radialis longus en brevis, brachioradialis
- Via n. interosseus posterior: supinator, extensor digitorum communis, extensor dig. min., extensor carpi ulnaris, abductor pollicis longus, extensor pollicis longus en brevis, extensor indicis
Welke spieren worden bezenuwd door de n. axillaris?
Teres minor en deltoïdeum.