Hoofdstuk 3: Definiëren en meten van variabelen Flashcards
Twee aspecten
van meten zijn belangrijk wanneer je een onderzoek plant of een onderzoeksverslag leest:
- Vaak zijn de variabelen in een onderzoek abstracte entiteiten, die niet direct geobserveerd of
gemeten kunnen worden.
a. Het kan zijn dat er geen een-op-een relatie is tussen de variabelen die gemeten
werden en de verkregen metingen (vb. kennis en prestatie) - Er zijn meestal meerdere opties om een variabele te meten. De opties die gekozen worden
kunnen de metingen en de interpretatie beïnvloeden.
Een theorie
Een theorie is in de gedragswetenschappen = een reeks van uitspraken over de mechanismen die
aan de basis liggen van een specifiek gedrag.
Constructen
hypothetische attributen of mechanismen die helpen om gedrag te verklaren en te voorspellen in een theorie.
Vb. externe factoren zoals een aankomend examen kunnen angst (een construct) beïnvloeden, en
angst kan dan gedrag beïnvloeden (zorgen, nervositeit, verhoogde hartslag …).
Een operationele definitie
een procedure om indirect een variabele te meten en te definiëren die niet direct geobserveerd of gemeten kan worden.
Beperkingen van operationele definities
- Het is makkelijk voor operationele definities om belangrijke componenten van een
constructie achterwege te laten.
a. Een manier om dit probleem te verkleinen is door twee of meer verschillende
procedures te gebruiken om dezelfde variabele te meten. - Operationele definities omvatten vaak extra componenten die geen deel uitmaken van het
construct dat eigenlijk gemeten moet worden.
Operationele definities gebruiken
Wanneer de variabelen in je onderzoek hypothetische constructen zijn, moet je operationele
definities gebruiken om de variabelen te definiëren en te meten.
Consistentie van een relatie
Vaak zijn de validiteit en de betrouwbaarheid van metingen gestaafd door de consistentie van een
relatie aan te tonen tussen twee verschillende metingen.
De validiteit van een meetprocedure
de mate waarin de meetprocedure de variabele meet die het hoort te meten.
Face validity (validiteit op het eerste gezicht)
Face validity is de simpelste en minst wetenschappelijke definitie van validiteit. Het betreft het
oppervlakkige uiterlijk van een meetprocedure. Ziet de meettechniek eruit alsof hij de variabele meet
die hij beweert te meten?
Face validity is gebaseerd op subjectief oordeel en is moeilijk te kwantificeren. Het kan zelfs
problemen opleveren, als het doel van de metingen duidelijk is, kunnen de participanten precies zien
wat er wordt gemeten en kunnen ze hun antwoorden aanpassen om beter over te komen.
Concurrent validity (gelijktijdige validiteit)
Concurrent validity toont consistentie aan tussen twee verschillende procedures voor het meten van
dezelfde variabele, wat suggereert dat de twee meetprocedures hetzelfde meten. Omdat de ene
procedure algemeen bekend is en als geldig wordt geaccepteerd, leiden we af dat de tweede
procedure ook geldig moet zijn. Kortom, concurrent validity beschouwt in hoeverre de resultaten
correleren met gelijktijdig beschikbare criteriumgegevens.
Predictieve validiteit
De predictieve validiteit bepaalt de mate waarin uit een testscore iets kan voorspeld worden (vb.
gedrag). Kun je naar aanleiding van een testscore voorspellen hoe de participanten zich in de
werkelijkheid zullen gedragen?
Construct validiteit
Als we kunnen bewijzen dat de metingen van een (operationele) variabele zich op exact dezelfde
manier gedragen als de variabele zelf, dan hebben we de construct validiteit van de meetprocedure
bevestigd.
Construct validiteit gaat over de vraag of de resultaten van een onderzoek wel werkelijk een indicatie
zijn voor het begrip waarover je een uitspraak wilt doen. Resultaten van een onderzoek kunnen
perfect aansluiten bij de theorie, maar er kan onvoldoende rekening zijn gehouden met andere
variabelen die ook invloed hebben op het onderzochte begrip.
Construct validiteit is verder te onderscheiden in convergente- en divergente validiteit.
Convergente validiteit
correlatie tussen items die verondersteld worden om hetzelfde construct te meten.
Divergente validiteit
weinig of geen correlatie tussen metingen van twee verschillende constructen
De betrouwbaarheid van een meetprocedure
de stabiliteit of consistentie van de meting. Als dezelfde individuen onder dezelfde omstandigheden gemeten worden, dan produceert een betrouwbare meting (bijna) identieke metingen.
Observeerderfout:
de persoon die de metingen uitvoert kan een simpele menselijke fout uitvoeren in het metingsproces.
Omgevingsverandering:
vaak zijn er kleine veranderingen in de omgeving van de ene meting t.o.v. de andere en deze kleine veranderingen kunnen de metingen beïnvloeden.
a. Vb. tijdstip, temperatuur, belichting, geur…
Participantveranderingen:
participanten kunnen veranderen tussen metingen, waardoor de metingen inconsistent en onbetrouwbaar lijken.
a. Vb. participant kan moe, hongerig, nerveus… zijn.
Test-hertest betrouwbaarheid
de scores van twee opeenvolgende metingen van dezelfde individuen vergelijken en een correlatie berekenen tussen de twee sets van scores.
Afwisselende-vormen betrouwbaarheid (parallel-forms reliability)
wanneer er alternatieve versies van het meetinstrument zijn gebruikt voor de twee metingen.
Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
de mate waarin de metingen van twee of meer onderzoekers die gelijktijdig gedrag observeren overeenkomen.