Hoofdstuk 12: De Correlationele Onderzoeksstrategie Flashcards
Correlationeel onderzoek
In de correlationele onderzoeksstrategie worden twee of meer variabelen gemeten om een set
scores (meestal twee scores) te verkrijgen voor elk individu*. De metingen worden dan onderzocht
om een relatiepatroon dat ontstaat tussen de variabelen te identificeren en om de sterkte van de relatie te meten.
Merk op dat de correlationele strategie niet tracht de relatie tussen de variabelen uit te leggen, noch probeert het de variabelen te interfereren, manipuleren of controleren.
Experimenteel
Doel: een oorzaak-gevolgrelatie aantonen tussen twee variabelen.
Dit vereist een experiment met manipulatie van een variabele om behandelingscondities te creëren
en meting van de tweede variabele om een set scores te verkrijgen binnen elke conditie. Alle andere
variabelen worden gecontroleerd. Merk op dat een experimentele studie maar één variabele meet
en naar verschillen zoekt tussen twee of meer groepen van scores.
Correlationeel
Doel: een relatie aantonen tussen twee variabelen (maar deze niet verklaren).
De onderzoeker meet simpelweg twee verschillende variabelen (of meer) bij elk individu en zoekt
dan naar een relatie in de set scores.
Differentieel
Doel: een relatie aantonen tussen twee variabelen door een verschil tussen groepen aan te duiden.
Een differentieel design gebruikt één van de twee variabelen om groepen participanten te
definiëren, en meet de tweede variabele om scores te verkrijgen binnen elke groep. De focus ligt op
het verschil tussen de groepen! Differentieel onderzoek is een vb. van een non-experimenteel
design.
De richting van de relatie.
In een positieve relatie hebben twee variabelen de neiging om in dezelfde richting te veranderen, als een variabele groter wordt, wordt de andere variabele ook groter.
In een negatieve relatie hebben twee variabelen de neiging om in tegengestelde richting te veranderen, als een variabele groter wordt, wordt de andere variabele kleiner.
Een lineaire relatie
een patroon in de data dat een consistente en voorspelbare relatie tussen de twee variabelen suggereert. De datapunten in het scatter plot hebben de neiging om rond een rechte lijn te clusteren. Een Pearsoncorrelatie wordt gebruikt om lineaire relaties te beschrijven en meten wanneer beide variabelen numerieke scores van interval- of ratioschalen zijn.
Een monotone relatie
een relatie die consistent eenrichting is, ofwel consistent positief of
consistent negatief. De hoeveelheid verhoging/daling hoeft niet constant dezelfde grootte te
hebben. Een Spearmancorrelatie wordt gebruikt om monotone relaties te beschrijven en
meten wanneer beide variabelen rangen zijn van een ordinale score of getransformeerd zijn
naar rangen.
De consistentie of sterkte van de relatie.
In correlationele studies wordt de consistentie van een relatie gemeten en beschreven door
de numerieke waarde verkregen voor een correlatiecoëfficiënt. Een correlatie van +1.00 (of1.00) toont een perfecte consistente relatie en een waarde van 0 toont helemaal geen
consistentie. Tussenwaarden tonen verschillende consistentiewaarden. Let op: zelfs de
sterkste correlatie van +1.00 (of -1.00) is geen garantie voor een oorzaak-gevolgrelatie tussen
de twee variabelen!
Een correlatie, of een correlatiecoëfficiënt
is een numerieke waarde die de relatie tussen twee variabelen meet en beschrijft.
Het teken van de correlatie (+ of -) duidt de richting van de relatie aan.
De numerieke waarde van de correlatie (0.0 tot 1.0) duidt de sterkte of consistentie van de relatie aan. Het type correlatie (Pearson of Spearman) geeft de vorm van de relatie weer.
De coëfficiënt van determinatie
de gekwadrateerde waarde van een correlatie (r) en meet het percentage variabiliteit in een variabele dat bepaald is, of voorspeld, door zijn relatie met de andere variabele.
De significantie van een relatie
In de context van een correlatie betekent de term significant dat een gevonden correlatie in de
steekproefdata zeer onwaarschijnlijk is geproduceerd door random variatie. Wanneer een
steekproefcorrelatie significant is, kan je concluderen dat het een echte relatie representeert die
bestaat in de populatie.
voorspellingsvariabele (predictor)
Wanneer een correlationele studie een relatie tussen twee variabelen aantoont, staat het de
onderzoeker toe om kennis over een variabele te gebruiken, om te helpen de tweede variabele te
voorspellen of verklaren. In dit geval is de eerste variabele de voorspellingsvariabele (predictor) en
de tweede variabele (die verklaart of voorspelt wordt) de criteriavariabele (criterion).
Betrouwbaarheid en Validiteit
Betrouwbaarheid evalueert de consistentie of stabiliteit van de metingen en validiteit evalueert de
mate waarin de meetprocedure wel echt meet wat deze zou moeten meten. Zowel betrouwbaarheid
als validiteit worden gedefinieerd door relaties die vastgesteld zijn door het gebruik van het
correlationeel onderzoeksdesign.
Het derde-variabele probleem
het is altijd mogelijk dat een derde (ongeïdentificeerde) variabele de twee variabelen controleert en verantwoordelijk is voor het produceren van de geobserveerde relatie.
Het directionaliteitsprobleem
een correlationele studie bepaalt niet welke variabele de oorzaak en welke variabele het gevolg is.