H 1: Introductie, kennisverwerving en de wetenschappelijke methode Flashcards
Methodes van kennisverwerving
manieren waarop een persoon dingen kan weten of antwoorden
op vragen kan ontdekken.
Methode van volharding
informatie wordt voor waar aangenomen omdat men dit altijd al geloofd heeft of omdat bijgeloof het altijd ondersteund heeft
Methode van intuïtie
informatie wordt geaccepteerd o.b.v. een voorgevoel of omdat het instinctief “goed aanvoelt”.
- Er is geen mechanisme om accurate van inaccurate kennis te scheiden.
Methode van autoriteit
een persoon vertrouwt op informatie of antwoorden van experts binnen een bepaald vakgebied.
- Niet alle “experts” zijn experts!
Methode van geloof
een variant op de methode van autoriteit waarin mensen onbetwistbaar vertrouwen in de autoriteit van de figuur, en daarom de informatie van de autoriteit accepteren zonder twijfel.
- De methode van geloof laat geen mechanisme toe om de accuraatheid van de info te testen.
De rationele methode of het rationalisme
zoekt antwoorden door het gebruik van logisch redeneren.
Bij logisch redeneren beschrijven premissen feiten of assumpties die verondersteld worden waar te zijn.
Een argument is een reeks van premissen die logisch gecombineerd worden om een conclusie te bereiken.
De empirische methode of het empirisme
gebruikt observatie of directe zintuigelijke ervaringen om kennis op te doen.
De validiteit van de empirische methode:
- We mogen niet alles wat we zintuigelijk ervaren zomaar geloven!
- Percepties kunnen drastisch beïnvloed worden door voorgaande kennis,verwachtingen, gevoelens, overtuigingen…
o Resulteert in het feit dat twee verschillende observators hetzelfde kunnen observeren en toch twee compleet verschillende zaken kunnen waarnemen. - De empirische methode is vaak tijdrovend en kan zelfs gevaarlijk zijn!
o Vb. als men wil weten of de paddenstoelen in de tuin eetbaar zijn of niet is het beter
om vb. de methode van autoriteit toe te passen dan de empirische. - Mensen misinterpreteren en mispercipiëren de wereld rondom zich redelijk vaak.
Stap 1: Observeer gedrag of andere fenomenen
Observeer de wereld rondom je totdat bepaald gedrag of een situatie je aandacht grijpt. Het is ook
mogelijk dat je aandacht wordt gegrepen door iemand anders zijn observaties (vb. een verslag van
iemand zijn bevindingen of een gesprek dat je toevallig opvangt).
In deze fase van het proces begint men vaak te generaliseren.
Inductie of inductief redeneren
houdt in dat men een relatief kleine reeks van specifieke observaties als de basis gebruikt voor het vormen van een algemene stelling over een grotere reeks van mogelijke observaties.
Stap 2: Vorm een voorlopig antwoord of verklaring (een hypothese)
Deze stap begint meestal met het identificeren van andere factoren of variabelen die geassocieerd
zijn met je observatie. Je kan variabelen identificeren d.m.v. het gebruik van je gezond verstand of
door achtergrondonderzoek in de bibliotheek of op het internet te doen.
Variabelen
= kenmerken of condities die veranderlijk zijn of verschillende waarden hebben voor
verschillende individuen.
Hypothese
een uitspraak dat een relatie tussen variabelen beschrijft of verklaart.
een uitspraak dat een relatie tussen variabelen beschrijft of verklaart.
Meestal houdt deze stap in dat men de hypothese toepast op een specifieke,
observeerbare, ‘real-world-situatie’. Merk op dat een hypothese kan leiden
tot verschillende voorspellingen en elke voorspelling verwijst naar een
specifieke situatie of gebeurtenis die geobserveerd en gemeet kan worden.
Deductie of deductief redeneren
gebruikt een algemene stelling als de basis voor het bereiken van een conclusie (over specifieke voorbeelden).