Hoofdstuk 23 stress en angst Flashcards

1
Q

general adaptation syndrome (respons op stressoren) 3 fases

A
  • eerste reactie op stressor ontstaat in de eerste 6 tot 48 uur, hierbij heb je een aantal verschillende fysiologische veranderingen (fight/flight)
  • weerstand die ontstaat binnen 48 uur na de stressor.
  • uitputting, als de stress aanhoudt leidt dit tot uitputting en is er geen weerstand meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

the reactivity hypothesis

A

stressvolle gebeurtenissen gaan samen met fysiologische veranderingen die schade aan het lichaam kunnen veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

the prolonged activation model

A

fysiologische activiteit zal een gezondheidsbedreiging vormen wanneer het langdurig doorgaat nadat de stressvolle gebeurtenis geweest is of dat het nog moet komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

perseverative cogntition

A

mensen maken mentale representaties van stressoren lang voordat en lang nadat deze gebeurtenissen zich voordoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe werkt de Sympathische-adrenomedullaire (sympatisch zenuwstelsel) als er een stressor is

A

leidt tot activatie van het sympathisch zenuwstelsel waardoor er adrenaline, noradrenaline en stresshormonen vrijkomen. (hart klopt sneller, meer energie ,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe werkt de HPA-as als er een stressor is

A

leidt tot activatie van de hypothalamus die het CRH hormoon afscheid naar de hypofyse. ACTH wordt doorgegeven aan de bijnieren en die maken cortisol aan. De toegenomen cortisol productie zorgt voor een negatieve terugkoppeling naar de hypothalamus dat er geen cortisol meer aangemaakt hoeft te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat voor effect heeft cortisol op het immuunsysteem

A
  • stimuleert lymfocyten
  • bevordert catecholamine afgifte
  • reguleert ontstekingsreacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

allostase

A

houdt rekening met het verleden en anticipeert daarop in de toekomst (jij drinkt elke vrijdag alcohol en voordat jij het eerste drankje gaat drinken op vrijdag heeft je lichaam al stoffen aangemaakt om alcohol te verwerken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

acute stress en toenemende aangeboren immuniteit

A

het aantal NK cellen en neutrofielen neemt toe waardoor je lichaam zich klaarmaakt voor een infectie of verwonding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat onderdrukt chronische stress

A

het aangeboren en specifieke immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

is optimisme goed voor cellulaire immuniteit

A

alleen in korte, duidelijke en controleerbare situaties. Niet in oncontroleerbare, moeilijke en chronische situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welke neurotransmitter systemen zijn betrokken bij angst

A
  • GABA
  • Serotonine
  • noradrenaline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke stoffen kunnen zich allemaal hecten op de GABA A receptor

A
  • alcohol
  • GABA
  • benzodiazepines
  • barbituraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zit er in het midden van de GABA A receptor en wat gaat daar doorheen

A

chloride kanaal waar doorheen chloride transporteert van buiten naar binnen de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat doet GABA als er angst is

A

GABA bind zich aan de GABA binding receptor. Daardoor wordt er chloride getransporteerd in de cel via het chloride kanaal. Hierdoor wordt de cel negatiever waardoor er minder kans is op een actiepotentiaal. De neuron wordt geïnhibeerd waardoor en minder activiteit is en minder angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen barbituraten met angst

A

barbituraten kunnen net doen alsof zij GABA zijn en er voor zorgen dat er meer chloride naar binnen gaat. Zelfs als er geen GABA is. Hierdoor heb je minder angst

17
Q

Benzodiazepinen en angst

A

benzodiazepinen binden zich aan de benzodiazepine binding site en lokken de GABA om zich ook te binden. Wanneer er geen GABA is kan benzodiazepine er niet voor zorgen dat er chloride naar binnen gaat.

18
Q

wat doet flumazenil

A

Bind aan de benzodiazepine binding site. Er kan geen benzodiazepine meer vastkoppelen. Als dit gebeurd stopt benzodiazepine met aantrekken van GABA waardoor er niks gebeurd. Er is geen verandering meer in chlorine inflow en ook geen effect meer op angst. Dit is goed bij een overdosis.

19
Q

inverse agonist GABA, hoe gaat dat in zn werk

A

GABA samen met een inverse agonist resulteert in een afname van chloride inductie. De cel wordt minder negatief en er is een grotere kans op een actiepotentiaal. Meer angst

20
Q

volledige versus partiele (inverse) agonist

A

dit gaat over de mate waarop een agonist matcht met een receptor. Doen ze dat volledig, dan heb je een volledige agonist. Als dit deels is dat heb je een partiële agonist.

21
Q

serotonine en angst

A

dit kan alleen met een partiële agonist. omdat je dan een gedeeltelijke bedekking hebt
van de receptor, zodat er gedeeltelijke stimulatie is en serotonine niveaus wel afnemen, maar
niet zo erg dat je een depressie krijgt.

22
Q

noradrenaline en angst

A

Agonist leidt tot
stimulatie, wat zorgt voor een afname van noradrenaline, wat zorgt voor minder angst. Hier is
ook een balans tussen depressie en angst