Hoofdstuk 22 affectieve stoornissen Flashcards

1
Q

Voor de DSM 5 om aan depressieve stoornis te lijden moet je hieraan voldoen:

A
  • 5 van de symptomen
  • gedurende periode van 2 weken symptomen
  • tenminste 1 symptoom is depressieve stemming of verlies van interesse of plezier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heb je bij een depressieve stoornis last van manische episodes

A

nooit (behalve als het door drugs kwam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

unipolair vs bipolar

A

unipolair is puur depressieve stoornis en bipolair is depressie en manier die elkaar afwisselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

endogeen vs reactief (exogeen)

A

endogeen is als de depressie geen reden heeft en reactief als de depressie een reactie is op stressvolle gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bipolaire l stoornis

A

klassieke manische depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bipolaire ll stoornis

A

depressie is de meest prevalente symptoom en wordt afgewisseld met hypo manie (mildere vorm van manisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor de DSM 5 om aan manische /hypomanische episode te lijden moet je hieraan voldoen:

A
  • symptomen duren ten minste een week en grootste gedeelte van de dag.
  • drie of meer van de symptomen moet je hebben.
  • ten minste een manische episode nodig om te voldoen voor de diagnose bipolaire stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

in reactie op stress worden deze neurotransmitters gemobiliseerd

A

acetylcholine, serotonine, noradrenaline en gaba

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

catecholamines (monoamines geassocieerd met depressie)

A

Varianten van het aminozuur tyrosine: dopamine, norepinephrine en epinephrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

indoleamines/tryptamines (geassocieerd met depressie)

A

varianten van het aminozuur tryptofaan: serotonine en melatonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke monoamine heb je nodig om niet depressief te raken

A

voldoende norepinephrine in de synaptische spleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

leg de stappen uit hoe norepinephrine in de synaptische spleet komt

A
  • tyrosine wordt omgezet in norepinephrine
  • ingepakt in granules (zakje)
  • getransporteerd naar synaptische spleet.
    bindt zich aan de postsynaptische neuron
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

monoaminedepletie

A

het niet kunnen omzetten van tyrosine naar norepinephrine , hierdoor zal er minder norepinephrine ingeapkt worden en naar de synaptische spleet gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is het middel AMPT

A

dit zorgt ervoor dat enzymen worden geblokkeerd die tyrosine omzetten naar norepinephrine. (alleen werkzaam bij mensen die al depressie hebben gehad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Monoamine Oxidase (MAO) en monoamine oxidase inhibitors (MAOI)

A

Het overgebleven norepinephrine wat niet ingepakt is in een granule kan worden opgegeten door MAO. (depressie neemt toe)
De MAOI kan er voor zorgen dat er minder norepinephrine wordt opgegeten. (depressie neemt weer af)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

reserpine kan zorgen voor

A

lekken van granules waardoor norepinephrine weer opgegeten kan worden door MAO.

17
Q

waar zorgt tricyclische antidepressiva voor

A

dat er minder norepinephrine terug de cel in wordt gepompt. Waardoor er meer in de synaptische spleet blijft

18
Q

blokkeren van autoreceptoren

A

Normaal worden de granules met norepinephrine getransporteerd naar het einde van
het presynaptisch neuron, daar wordt het losgelaten in de synaptische spleet en bind zich aan de autoreceptoren. Hierdoor worden er geen granules meer verplaatst naar de rand van het presynaptische neuron en vrijgelaten. Dit is een natuurlijke terugtraprem. Als je depressief bent moet die terugtraprem geblokkeerd worden.

19
Q

Gezonddieet tryptofaan naar melatonine

A

tryptofaan - 5-HTP - serotonine - melatonine

20
Q

wat hebben cytokinereceptoren te maken met depressie

A

verhoogde levels van cytokine en ontstekingen verhoogd ziektegedrag

21
Q

waar zorgt het groeifactor BDNF voor

A

als het verlaagd dan heb je meer kans op depressie en verhoogd dan herstel je er weer van

22
Q

TCA behandeling depressiviteit

A

zorgt voor heropname inhibiti van norepinephrine maar heeft ook bijwerkingen omdat het aan andere ongerelateerde receptoren bind

22
Q

waardoor ontstaat BDNF

A

toenames van norepinephrine en serotonine leiden tot een toename van neuroplasticiteit via de expressie van groeifactor BDNF

23
Q

selective serotonin reuptake inhibitors

A

zorgt voor heropname inhibiti van serotonine maar minder bijwerkingen als TCA.

24
Q

selective noradrenaline reuptake inhibitors

A

zorgt voor heropname inhibiti van noradrenaline

25
Q

lithium

A

wordt gebruikt bij bipolaire depressie. Het kalmeert de manische episodes maar doet niks aan de depressieve episodes

26
Q

ECT (electro convulsie therapie)

A

elektrodes op de schedel geplaatst en door middel van elektrische lading een beroerte opgewekt

27
Q

nervus vagus stimulatie

A

grote lichaamszenuw van de hersenen naar belangrijke organen wordt gepulseerd waardoor depressieve klachten afnemen