Hoofdstuk 2 genetisch en evolutie Flashcards
russel wallace
stuurde naar darwin een wetenschappelijk artikel toe over gemeenschappelijke voorouder van het leven op aarde
genotype
genetische opmaak in een cel van een organisme.
fenotype
wat tot uiting komt bij een organisme. Wat zichtbaar is
Y-chromosomal Adam
meest recente gedeelde voorouder waarvan alle mannen op aarde van afstammen. (dit weten ze door het bestuderen van kleine veranderingen in het Y chromosoom
Mitochondrial Eve
meest recente vrouw waarvan alle vrouwen op aarde van afstammen. (Dit weten ze door het bestuderen van de mitochondria)
out of africa hypothese
De Y-chromosomal adam en Mitochondrial eve kwamen uit afrika en zij en de nakomelingen hebben zich verspreid over de wereld.
kwalitatief erfelijke kenmerken of eigenschappen
worden door een gen of enkele genen bepaald. Erfelijk, Vaak niet beïnvloed door omgevingsfactoren
kwantitatief erfelijke kenmerken of eigenschappen
worden door een groot aantal genen bepaald, milieu kan invloed hebben en is niet heel erfelijk
DNA is een recept voor
hoe eiwit gemaakt moet worden
wat onderzocht het human genome project
de genetische verschillen tussen mensen
wat zijn genen in dna
instructies voor het maken van eiwitten
nucleotides
zit in het dna en maakt het vierletterige DNA alphabet (A T C G)
Wat is een nucleus
celkern
wat is een chromosoom
opgerold dna
karyotype
een afbeelding van iemands chromosomen
diploïd set chromosomen
Diploïd set van chromosomen is een cel of celkern die bestaat uit twee complete sets van chromosomen
haploid set van chromosomen
een cel of celkern met een enkele set van ongepaarde chromosomen
histonen
eiwitten waar het DNA omheen opgekruld zit, zodat het niet in de war raakt
DNA vestaat uit basenparen, hoeveel nucleotides bestaat een basenpaar uit
2 nucleotides
van het alfabet van de nucleotides. welke letters staan altijd tegenover elkaar
T tegenover A en C tegenover G
centromeer
het punt waar de chromosoom aan elkaar vast zit. Ook wel het centrale punt genoemd
telomeer
het uiteinde van een chromosoom
wat gebeurd er met een chromosoom bij celdeling
bij elke celdeling wordt het telomeer iets korter en op een gegeven moment is het te kort om nog verder te delen en dan sterft het af.
allel
een variant van een bepaald gen. (bv bruine ogen)
homozygoot of heterozygoot
homozygoot betekent dat het allel identiek is en heterozygoot betekent dat het allel niet identiek is.
turner syndroom
een chromosomale aandoening die de ontwikkeling in vrouwen beïnvloedt. Niet erfelijk, ontstaat bij de vorming van gameten (voortplaningscellen)
gregor mendel
onderzocht dichotome eigenschappen ( eigenschappen die in verschillende vormen komen) zoals oogkleur.
De wetten van mendel
gaat over dominant en recessief allel. Het dominante allel komt tot uiting in het uiterlijk.
X-linked recessive inheritance ( X-gebonden recessieve overerving)
er speelt iets af op het X chromosoom. Grote kans dat de zoon het krijgt. Hij heeft maar een X chromosoom dus geen kopie om er tegenover te zetten
Waar staat DNA voor
Deoxyribo nucleic acid
transcriptie
het proces van DNA dat gekopieerd wordt
messenger RNA (mRNA)
DNA wordt omgezet in RNA zodat het de celkern kan verlaten. Het werkt als boodschapper zodat het twee processen met elkaar verbind
Cytoplasma
Een vloeistof in een cel waarin alle celonderdelen liggen. de mRNA verlaat de celkern naar het cytoplasma
translatie
omzetting van de code op het mRNA tot functionele eiwitten.
wat zijn eiwitten
Lange ketens aan elkaar gekoppelde aminozuren
triplet code of codon
drie van de vier letters (ATCG) bepalen hoe het aminozuur er uiteindelijk uitziet
Welke letter wordt vervangen door welke letter als het DNA in RNA veranderd
in het RNA wordt niet de T nucleotide gekopieerd maar de U. Als je een U ziet gaat het altijd om RNA
wat zijn introns en exons
DNA bestaat uit exons en introns. exons is een coderend gedeelde van een gen en bevat de informatie om een eiwit te bouwen. Introns zijn de ruimtes tussen de exons.
wat gebeurd er met intons en exons als DNA veranderd n mRNA
introns worden verwijderd en gerecycled en exons worden aan elkaar geplakt.
ribosoom
een heel groot eiwitmolecuul waar mRNA mee koppelt. Hier vindt de vertaling van mRNA naar aminozuren plaats.
tRNA
een molecuul met het anticodon en een aminozuur die koppelt met het mRNA op het ribosoom. Zo worden de aminozuren stap voor stap aan elkaar geplakt tot een lange keten aminozuren.
promotorregio
Het voorste stuk van het gen.
(Hier kunnen stoffen aan binden die bepalen of het gen op een bepaald moment wel of niet afgeschreven wordt)
transcriptiefactoren
stoffen die bepalen of het gen op een bepaald moment wel of niet afgeschreven wordt als zij zich binden
polymorfismen
verschil in DNA dat bij meer dan 1 procent van de populatie voorkomt.
SNPs (single nucleotide polymorphisms)
polymorfismen die lange stukken DNA hebben. Een verschil in een nucleotide. (bv dat de C de T vervangt)
verschil mutatie en polymorfisme
mutatie leidt direct tot een aandoening en polymorfisme slechts voor een verhoogd risico. Mutatie is ook zeldzaam en polymorfisme niet
tandem repeat of satellite DNA (vorm van DNA-verschil)
herhaling van DNA sequence die bestaat uit korte herhaalde base-paar sequenties (bv: CGACGACGACGA)
insertions en deletions (vorm van DNA-verschil)
toevoeging of verlies van een of meer nucleotides of delen van chromosomen
inversie (vorm van DNA-verschil)
delen van het chromosoom zijn 180 graden omgedraaid
translocatie (vorm van DNA-verschil)
delen van een chromosoom worden uitgewisseld.
duplicatie (vorm van DNA-verschil)
een verdubbeling of vergroting van het chromosoomsegment
trisomy 21
syndroom van down
epigenetica
is de studie van erfelijke fenotypen en veranderingen die niet samengaan met de verandering van de DNA volgorde maar door iets uit de omgeving.
crispr-cas
nieuwe techniek waarmee ze heel precies in DNA kunnen knippen en een stukje eruit kunnen halen of erin stoppen.