hoofdstuk 14 seks Flashcards

1
Q

aseksuele voortplanting

A

voortplanting zonder seks te hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

labia majora en labia minora

A

buitenste schaamlippen en binnenste schaamlippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

introitus

A

vaginale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de vagina bestaat uit drie lagen
1) interne muscosal layer
2) intermediate muscularis layer:
3) externe adventitial layer

A

1) kan oprekken door toename in bloedstroom en zorgt dat de vagina nat wordt
2) spierlaag
3) elastisch weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de baarmoedermond bestaat uit drie lagen
1) binnenste laag endometrium
2) middelste laag myometrium
3) buitenste laag perimetrium

A

1) baarmoederslijmvlies. Dikte hiervan is belangrijk voor de innesteling van een embryo
2) gemaakt van zachte spier
3) gemaakt van bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

dartos

A

een spier onder de huid die samentrekt bij kou en seksuele opwinding, wat zorgt voor warmte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar komen de ejaculatiekanalen samen met de plasbuis?

A

prostaatklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waardoor worden sekshormonen gevormd

A

cholesterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

enzymatische stappen van cholesterol tot oestradiol

A

eerst veranderd cholesterol in progesteron, daarna in testosteron en daarna omzet in oestradiol of DHT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat doet het aromatase enzym

A

Dit enzym is nodig voor het omzetten van testosteron in oestradiol. (aromatase zorgt voor de aanmaak van oestrogenen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doet het enzym 5-alfa-reductase

A

zet testosteron om in DHT ( DHT zorgt voor beharing, zwaardere stem, spiergroei)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

oxytocine

A

komt vrij wanneer je knuffelt of seks hebt met iemand, of bij samentrekking voor spieren voor orgasme of bevalling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

prolactine betrokken bij

A

lactatie (borstvoeding)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gnRH faciliteert het vrijkomen van FSH en LH. Wat is dit

A

FSH: follikel stimulerend hormoon. zorgt dat spermacellen en eitjes gaan rijpen.
LH: zorgt er voor dat het eitje gaat springen (eisprong)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

menstruatie cyclus:
1) folliculaire fase
2) ovulatie
3) luteale fase
4) menstruatie

A

1) het groeien van het eitje
2) eisprong
3) opbouw van het baarmoederslijmvlies zodat het eitje zich kan nestelen
4) afbraak van baarmoederslijmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoelang duurt een menstruatiecyclus

A

28 dagen

17
Q

menstruatie cyclus bestaat uit twee cycli
1) overian cycle
2) endometrial cycle

A

de overian cycle zijn de interacties van de eierstokken, hypothalamus en de hypofyse die weer impact hebben op de endometriale cyclus waarin het slijmvlies veranderd wat resulteert in een menstruatie

18
Q

estradiol

A

vrouwelijk geslachtshormoon oestrogeen

19
Q

wat gebeurd er in de folliculaire fase

A

estradiol zorgt voor een remmend effect op de hypothalamus wat weer zorgt voor een remmend effect op het hormoon GnRh en ook FSH en Lh. Dit zorgt ervoor dat het slijmvlies van de baarmoeder gaat samentrekken wat weer zorgt voor menstruatie.

20
Q

wat gebeurd er in de ovulation fase

A

estradiol zorgt voor een stimulerende werking op de hypothalamus en dit zorgt voor meer GnRh en ook FSH en LH. Hierdoor krijg je een piek van LH waardoor de folikel openbarst. Dit zorgt voor een stimulerende werking op het baarmoeder slijmvlies waardoor het stikker wordt.

21
Q

wat gebeurd er op de luteale fase

A

het gele lichaam (plek waar eitje gesprongen is) en progesteron (vrouwelijk geslachtshormoon) wordt geproduceerd. Dit heeft een remmende werking op de aanmaak van LH en FSH en op het slijmvlies van de baarmoeder. Hierdoor wordt het slijmvlies klaargemaakt voor het ontvangen van een bevrucht eitje

22
Q

kan FSH en LH stimulerend of remmend zijn

A

beiden

23
Q

wat gebeurd er met het gele lichaam (follikel) als het opengebarsten is

A

verschrompelt zich waardoor het kleiner wordt

24
Q

PMS (premenstrueel syndroom) waardoor veroorzaakt

A

aandoeningen die veroorzaakt worden door afname in hormonen zoals oestrogeen en progesteron.

25
Q

PMDD (premenstrual dysmorphic disorder)

A

ernstigere variant van PMS

26
Q

PCOS polycystic ovary syndrome

A

als de eitjes in de eierstokken groter zijn dan normaal. Vaak hebben deze vrouwen een licht verhoogde testosteronwaarden en moeite met voortplanting

27
Q

menopauze wordt veroorzaakt door

A

veranderingen in oestrogeen, progesteron en testosteron

28
Q

virilisatie of masculinisatie

A

biologische ontwikkeling van de sekse verschillen. Dus of je man of vrouw wordt

29
Q

alpha-fetoproteine zorgt voor

A

dat de hersenen van vrouwen niet vermannelijken. Het bindt aan oestrogenen en stopt masculinisatie in het brein

30
Q

sekse bepalende regio van het Y chromosoom (SRY)

A

Op de Y chromosoom is een gen wat codeert voor geslacht

31
Q

testes determining factor (TDF)

A

wat ervoor zorgt dat de goede geslachtsklieren ontwikkelen voor het juiste geslacht

32
Q

genotype chromosoom X0

A

vrouw met turner syndroom

33
Q

genotype chromosoom XXX

A

vrouw met gebreken

34
Q

genotype chromosoom xxy

A

man met gebreken

35
Q

genotype chromosoom XYY

A

man maar actiever

36
Q

gynoplasticity en labiaplasty

A

plastische chirurgie van vrouwelijke geslachtsdelen en plastische chirurgie voor het aanpassen van de schaamlippen

37
Q

fase van seksuele opwinding

A
  • opwinding
  • plateau (hoge opwinding)
  • orgasme
  • resolutie