Hoofdstuk 15 homeostasis Flashcards
homeostase
mogelijkheid van je lichaam om bepaalde systemen stabiel te houden terwijl andere factoren veranderen.
bolus
voedsel wordt in kleine stukjes gekauwd en vormt een vochtige bal
wat doet hydrochloric acid
breekt het voedsel in nog kleinere stukjes
wat doet pepsine
eiwitten worden uit elkaar gehaald nadat voedsel is verdeeld in kleine stukjes, en verteert tot aminozuren
wat bepaald de vorm en functie van een eiwit
Het aantal aminozuren en in welke volgorde
triflyceride waar bestaat het uit (vetten)
een molecuul met 3 uitstulpingen. Dit bestaat uit glycerol, dat is een halve suiker
phospholipide waar bestaat het uit (vetten)
bestaat uit twee uitstulpingen en een waar een fosfaatmolecuul inzit en dat is waar het celmembraan uit bestaat
hoe krijg je steroïden
een klein gedeelte van cholesterol kan omgezet worden in steroid hormonen zoals oestrogeen en testosteron
lipoproteinen waar zijn ze voor nodig en waardoor worden ze aangemaakt
vetten te kunnen transporten door water, door de lever
waar bestaat lipoproteinen uit
proteïnen triglyceriden en cholesterol in een fosfolipide membraan
Low density lipoprotein (LDL) combinatie van lipoprotein
slechte cholesterol omdat er veel in zit, wordt afgegeven aan de celwanden
High density lipoprotein (HDL) combinatie van lipoprotein
bevat weinig cholesterol en kan het uit de celwanden houden, zorgt dat de bloedvaten niet dichtslibben
catabolisme
het afbreken van moleculen door enzymen
- monosaccharide
- disaccharide
- polysaccharide
- een suikermolecuul
- twee suikermoleculen
- ketting van suikermoleculen
anabolisme
opbouw van moleculen
fases van de spijsvertering: Cephalic/reflex fase, gastrische/absorptieve fase, intestinal/vastende fase
- de sensorische stimulus voor voedsel activeert verteringssystemen.
- de fasen waarin stoffen geabsorbeerd worden in je bloedstroom. de stoffen worden afgebroken en geabsorbeerd voor gebruik en opslag
- de voedingsstoffen geven geen directe energie meer en het lichaam moet de eerder opgeslagen voedingsstoffen mobiliseren.
op welke plaatsen word glucose verwerkt (3)
- lever
- vetcellen
- spiercellen
waar word glucose allemaal voor gebruikt: (3)
- gebruikt voor energie
- opgeslagen als glycogeen (kan weer omgezet worden in glucose als het lichaam het nodig heeft)
- getransformeerd in vet
lipogenese
de productie van vet uit glucose. Dit word opgeslagen in vetcellen onder de huid en organen
eiwitten worden verteert tot aminozuren die worden opgenomen in het bloed. Tot wat wordt het omgezet: (3)
- omgezet tot vetten en opgeslagen in vetweefsel (lever)
- gebruikt om nieuwe eiwitten te maken voor spieropbouw (spieren)
- energiebron