hoofdstuk 22 Flashcards

1
Q

Een proces of verzameling regels die gebruikt wordt in een berekening of probleemoplossingsstrategie.

A

Algoritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De invloed die de vorm waarin een probleem gerepresenteerd wordt kan hebben op ons vermogen het probleem op te lossen.

A

Framing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een beperking in ons vermogen objecten voor andere doelen te gebruiken dan waar ze oorspronkelijk voor ontworpen zijn.

A

Functionele gefixeerdheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een type probleem, waarvan de begintoestand, eindtoestand en alle toegestane stappen om het verschil tussen deze twee toestanden te overbruggen volledig gedefinieerd zijn.

A

Goed Gedefinieerde Problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een wiskundige theorie die beschrijft hoe logische problemen gepresenteerd kunnen worden als punten en lijnen in een diagram.

A

Grafentheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een simpele heuristiek die beschrijft dat de volgende stap bij het oplossen van een probleem er altijd één zal zijn die je een stap dichter bij het doel brengt.

A

Hill Climbing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een stadium in een probleemoplossingsproces, waarin de oplosser niet actief bezig is met het zoeken van de oplossing.

A

Incubatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De ervaring om plotseling te doorzien hoe een probleem opgelost kan worden.

A

Inzicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een type probleem waarbij alle noodzakelijke kennis om het op te kunnen lossen in de probleembeschrijving zit.

A

Kennisarme problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een type probleem wat alleen maar kan worden opgelost wanneer de oplosser relevante achtergrondkennis bezit.

A

Kennisrijke problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een heuristiek die vaak bij het oplossen van een probleem gebruikt word en die bestaat uit het specificeren van subdoelen en stappen om die subdoelen te bereiken.

A

Means-Ends Analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het resultaat van het persisteren in een oplossingsstrategie die eerder werkte, maar die niet meer adequaat is voor het huidige probleem.

A

Mentale Set

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het fenomeen dat het oplossen van een eerder probleem je soms kan hinderen in het vinden van de huidige oplossing.

A

Negatieve Transfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een klassieke logische puzzel, waarbij negen-stippen door middel van vier lijnen met elkaar verbonden moeten worden.

A

Negenstippenprobleem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het fenomeen dat je kan profiteren van de eerdere succesvolle oplossing van een probleem.

A

Positieve Transfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een cognitief proces wat er naar streeft de discrepantie tussen de huidige toestand en een doeltoestand te overbruggen.

A

Probleemoplossing

17
Q

De initiële toestand, de eindtoestand en alle toegestane stappen om een probleem van de ene toestand naar een andere te veranderen.

A

Probleemruimte

18
Q

Een complexe vorm van denken die er op gericht is om een probleem op een innovatieve manier zo te herstructureren zodat een oplossing voor het probleem gevonden kan worden.

A

Productief denken

19
Q

Een beslissingmodel wat gebaseerd is op de assumptie dat experts oplossingen zoeken op basis van een vergelijkbaar probleem wat ze hebben opgelost.

A

Recognition-primed decision model

20
Q

Een psychologische taak waarbij een proefpersoon een doelwoord moet zien te vinden wat past bij drie gegeven woorden.

A

Remote Associates Taak (RAT)

21
Q

Een vorm van denken die vooral gericht is op het hergebruik van eerdere ervaringen.

A

Reproductief denken

22
Q

Een type probleem waarvan (delen van) de begin- of eindtoestand, of mogelijke strategieën niet volledig gespecificeerd zijn.

A

Slecht Gedefinieerde Problemen

23
Q

Een vorm van een goed-gedefinieerd probleem, bestaande uit een aantal schijven die van een pin naar een andere moeten worden verplaatst.

A

Toren van Hanoi

24
Q

Een vorm van breinstimulatie door middel van een continue gelijkstroom, die door middel van op de hoofdhuid aangebrachte elektrodes.

A

Transcranial Direct Current Stimulation (tDCS)

25
Q

Een logisch probleem, bestaande uit de vraag of dominostenen een verminkt schaakbord volledig kunnen bedekken.

A

Verminkte Schaakbord

26
Q

Een gestructureerde methode om analogie redeneringen te onderzoeken. Deze vormen worden geschreven in de vorm A:B::C:D.

A

Vier-term analogieprobleem

27
Q

Een klassiek logisch probleem, waarbij het de bedoeling is om een precieze hoeveelheid water af te meten met behulp van twee of meer potten van verschillende grootte.

A

Waterpottenprobleem

28
Q

Het fenomeen dat we relatief slecht zijn in het oplossen van eenvoudige problemen wanneer we ons ingesteld hebben op het oplossen van complexe problemen.

A

Einstellung

29
Q

Een in de 50er jaren van de 20e eeuw ontwikkeld computerprogramma om goed gestructureerde problemen op te lossen, ontwikkeld door Newell en Simon.

A

General Problem Solver

30
Q

Vuistregel.

A

Heuristiek