hoofdstuk 17 Flashcards
Een onderdeel van het drieroute model voor auditieve woordherkenning. Betrokken bij het extraheren van fonemen uit het spraaksignaal.
Auditieve Analyse Systeem
Het fenomeen dat tussenvormen van twee fonemen, altijd als ofwel de ene ofwel de andere foneem worden waargenomen.
Categorische Perceptie
Het fenomeen dat de specifieke klank van ieder foneem beïnvloed wordt door zowel het voorafgaande als het daaropvolgende foneem.
Coarticulatie
Een cognitief model voor de herkenning van gesproken woorden, wat gebaseerd is op de selectie en eliminatie van woorden uit een initiëel cohort, op basis van accumulerende informatie.
Cohort Model
Een model voor zinsontleding, gebaseerd op het idee dat zowel syntax als semantiek de mogelijke interpretaties van een zin steeds verder inperken naarmate meer informatie beschikbaar komt.
Constraint-Based Theorieën
Een neurologische conditie die gekenmerkt wordt door ernstige problemen met spraakperceptie en -productie.
Diepe Dysfasie
Een vorm van dyslexie waarbij er, naast problemen met het uitspreken van onbekende woorden, een bijkomend probleem is met de verwerking van de woordbetekenis.
Diepe Dyslexie
Een neuropsychologisch raamwerk om de stoornissen die kunnen optreden bij het hardop naspreken van gesproken taal te verklaren.
Drie-route raamwerk
Een neuropsychologisch model voor de conversie van geschreven naar gesproken taal.
Dual-Route Cascaded Model
Een leesstoornis.
Dyslexie
een verminderde herkenning van het spraaksignaal, ten gevolge van een verstoring door achtergrondlawaai.
Energetische Maskering
De fase waarin het oog vast gericht is op een specifieke locatie.
Fixatie
Het verschijnsel dat een ambigu foneem binnen de context van een reeks spraakklanken eerder als woord dan als nonwoord zal worden geïnterpreteerd.
Ganong Effect
Lexicale Identificatie Shift
Een model voor zinsanalyse, wat gebaseerd is op het idee dat syntactische analyse voorafgaat aan de semantische analyse, en wat probeert een zo eenvoudig mogelijke syntactische representatie van een zin te vormen.
Garden-Path model
De kleinste eenheid van een geschreven taal, zoals letters, typografische symbolen, cijfers, oosterse karakters, of leestekens.
Grafeem
Het proces wat de kwaliteit van spraakperceptie verminderd, als gevolg van een aandachtsbelastende tweede taak.
Informationele maskering
Onze interne woordenschat. Bestaat uit kennis over de betekenis, spelling (orthografie) en uitspraak (fonologie) van woorden.
Lexicon
Een leesstoornis die gekenmerkt wordt door problemen met het lezen van onregelmatige woorden.
Oppervlakte dyslexie
De spelling van woorden.
Orthografie
Alle woorden die gevormd kunnen worden door slechts één letter van een doelwoord te veranderen.
Orthografische buurt
Een model voor woordherkenning wat niet een vaste positie aan individuele letters toekent, maar een probabilistische.
Overlap Model
Het effect dat fixatieduur tijdens het lezen niet alleen van het huidige woord afhankelijk is, maar ook van het volgende woord in de zin.
Parafoveale op foveale effecten
het proces waarbij we door ervaring leren om ambiguïteiten in perceptuele input leren herkennen.
Perceptueel Leren
het fenomeen dat letters die onderdeel zijn van een pseudowoord sneller herkend worden dan letters die onderdeel zijn van een nonwoord.
Pseudowoordsuperioriteitseffect
Het onvermogen van sommige neurologische patiënten om woorden te herkennen in een spraaksignaal, terwijl hun andere audiologische functies niet gestoord zijn.
Pure Woorddoofheid
Het fenomeen dat sommige dyslexiepatiënten woorden met een onregelmatige spelling-klank relatie uitspreken alsof deze relatie wel regelmatig is.
Regularisatie
Een model om oogbewegingpatronen tijdens het leesproces te kunnen verklaren.
Saccade-Generation With Inhibition by Foveal Targets (SWIFT)
Het proces waarbij het continue auditieve spraaksignaal word opgesplitst in discrete woorden.
Segmentatie
Het effect dat de fixatieduur van onze ogen niet alleen maar door het huidige woord wordt bepaald, maar ook door de frequentie van het vorige woord.
Spillover effect
Een neuraal netwerkmodel voor de herkenning van gesproken woorden.
TRACE Model
Een neuropsychologische conditie die gekenmerkt wordt door een sterk verminderde leesvaardigheid en een sterk verminderd vermogen om gesproken taal te begrijpen.
Transcorticale Sensorische Afasie
Een connectionistisch netwerk model wat beoogd de relatie tussen fonologie, orthografie en semantiek te beschrijven.
Triangle Model
Het fenomeen dat specifieke werkwoorden vaker met één syntactische structuur geassocieerd zijn dan met een andere.
Verb Bias
Een neurologische conditie die gekenmerkt wordt door het onvermogen om onbekende woorden en nonwoorden uit te spreken, terwijl de patïent woorden wel van non-woorden kan onderscheiden.
Woordbetekenisdoofheid
Het fenomeen dat letterherkenning veel nauwkeuriger is wanneer een letter onderdeel is van een woord dan wanneer het onderdeel is van een random reeks letters.
Woordsuperioriteitseffect
De klank van woorden.
Fonologie
De betekenis van woorden
Semantiek
De verzameling regels die de structuur van een taal beschrijven
Syntax
De beïnvloedding van gedrag doordat een vooraf aangeboden stimulus op de één of andere wijze met dit gedrag geassocieerd was.
Priming
Woorden die gekenmerkt worden door dezelfde uitspraak, maar die een andere spelling en betekenis hebben.
Homofonen
Alle woorden die slecht één foneem verschillen van een doelwoord.
Fonologische buurt
Onze interne woordenschat. Bestaat uit kennis over de betekenis, spelling (orthografie) en uitspraak (fonologie) van woorden.
Lexicon
Een vorm van dyslexie die vooral gekenmerkt wordt door problemen met de uitspraak van non-woorden en onbekende woorden.
Fonologische dyslexie
Een oogsprong.
Saccade