hoofdstuk 18 Flashcards
Een neuropsychologische taalstoornis, die gekenmerkt wordt door een verminderd vermogen tot taalbegrip of taalproductie.
Afasie
Een neuropsychologische conditie die resulteert in spraakproductie met een gebrek aan een grammaticale structuur.
Agrammatisme
De basisvormen van letters, mogelijk in termen van een specifieke sequentie van pennestreken.
Allografen
Een neuropsychologische aandoening die gekenmerkt wordt door beperking in de vaardigheid om objecten te benoemen.
Anomie
Twee naastliggende eenheden in een reeks letters, zoals letters of lettergrepen.
Bigram
Een neurologische conditie die gekenmerkt wordt door niet vloeiende spraak, geassocieerd met schade aan de linker inferieure frontale gyrus.
Broca’s afasie
Geïdentificeerd door Paul Broca.
Een methode waarbij proefpersonen de opdracht krijgen om een essay te schrijven, waarbij ze op vaste tijden onderbroken worden om aan te geven wat ze op dat moment aan het doen zijn.
Gestuurde Retrospectie
Regels voor het selecteren en toevoegen van de juiste items in een zin die onder constructie is
Insertieregels
Abstracte woorden die syntactische en semantische eigenschappen bevatten, maar geen fonologische
Lemma
Het feit dat nonwoorden nauwelijks betrokken zijn bij versprekingen.
Lexical Bias Effect
Een type verspreking die wordt gekenmerkt door het feit dat het incorrecte woord zowel semantisch als fonemisch gerelateerd is aan het bedoelde woord.
Mixed Error Effect
Woorden en woordvormen.
Morfemen
Zelfverzonnen woorden van patiënten met jargonafasie die worden gebruikt in plaats van woorden die de patiënt niet kan produceren.
Neologismen
Een strategie om door middel van het hergebruik van veel geoefende frases, ondanks beperkingen in voorbereidingstijd, toch vloeiend te kunnen spreken.
Preformulatie
Een verspreking die gekenmerkt wordt door het verwisselen van de initiële fonemen van twee woorden.
Spoonerisme