hoofdstuk 16 Flashcards
Een conversatie-eenheid die een rolwissel impliceert. Bijvoorbeeld een groet, die zal worden opgevolgd door een groet van de ander.
Adjacency Pair
Het koppelen van een voornaamwoord of een zelfstandig naamwoord aan een vorig zelfstandig naamwoord.
Anafoor Resolutie
Het proces waarbij sprekers hetgeen ze zeggen aanpassen aan de behoeften van hun publiek.
Audience Design
Een taak waarbij een proefpersoon een gedrukt woord zo snel mogelijk moet benoemen.
Benoemingstaak
De observatie dat tweetaligheid voordelig zou zijn voor cognitieve controle.
Bilingual Advantage effect
Tweetaligheid.
Bilinguïsme
Een model wat beschrijft hoe linguïstische informatie wordt verwerkt tot een reeks proposities die met bestaande achtergrond kennis wordt geïntegreerd.
Constructie-Integratie model
Het integreren van nieuwe informatie die in een zin gegeven wordt met een reeds bestaande mentale representatie.
Constructie-Integratie
Ogenschijnlijk betekenisloze verbale uitingen, zoals “maar”, “dus”, “weet je”, die toch een rol spelen in het bevorderen van de begrijpbaarheid van gesproken tekst.
Discours markeringen
Een strategie waarbij luisteraars een tekst interpreteren op basis van hun eigen kennis in plaats van kennis die met de spreker gedeeld wordt.
Egocentrische Heuristiek
Een vorm van taal waarin de letterlijke betekenis niet van belang is, zoals bijvoorbeeld in het geval van een metafoor.
Figuurlijke taal
De klank van woorden.
Fonologie
Onderdeel van een cognitief schema waar de vaste kennisstructuren van de wereld in beschreven staan
Frame (cognitief schema)
Als onderdeel van een mentale representatie is een frame een structuur die een set relaties definieert die een object in de omgeving plaatst.
Frame (representatie)
Woorden met dezelfde spelling, maar met een andere betekenis.
Homograaf
Een Gevolgtrekking
Inferentie
Een strategie waarbij sprekers de gedeelde kennis met de luisteraar onmiddellijk in hun communicatie verwerken.
Initieel Ontwerp