Hoofdstuk 21: Beoordelen en beslissen Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen beoordelen en beslissen?

A
  • Het belangrijkste verschil is dat het bij beoordelingen gaat om het bepalen van de waarschijnlijkheid van een gebeurtenis op basis van incomplete gegevens.
  • Bij beslissingen daarintegen gaat het vooral om het maken van een selectie uit verschillende opties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef het onderzoek naar beoordelen en intuïtieve statistiek.

A

= gaat over de vraag hoe we de waarschijnlijkheid van bepaalde uitkomsten inschatten
* Gamblers fallacy
* Hot hand fallacy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt bedoeld met Gamblers fallacy?

A

= gokmisvatting —> blijkt dat onze inschatting van kansen beïnvloedt kan worden door onze beperkte realisatie van het feit dat onafhankelijke gebeurtenissen de uitkomst niet kan beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat wordt bedoeld met Hot hand fallacy?

A

= is een psychologische conditie waarin mensen geloven in warm of koud gevoel van afhankelijk van de performance die ze uitgevoerd hebben. ‘Vandaag gaat het lukken’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geeef Het theorema van Bayes.

A

= hoe je je overtuiging zou moeten bijstellen in het licht van nieuwe evidentie

Schatting van conditionele kans = in staat zijn om ons oordeel aan te passen op basis van nieuwe evidentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef het taxiprobleem.

A
  • 85% van alle taxi’s zijn groen; 15% zijn blauw ➔ Getuige identificeert een taxi als blauw; maar ze is 80% accuraat. Wat is de kans dat de taxi ook daadwerkelijk blauw is?
  • Negeren van basisratio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt bedoeld met het Negeren van het basisratio

A

= « De relatieve frequentie waarmee een gebeurtenis kan plaatsvinden of waarmee een bepaald attribuut aanwezig is in de populatie »
* Blijkt dat de meeste mensen het basisratio negeren en alleen maar betrouwbaarheid van de getuige in beschouwing namen
* Studie Kahneman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de studie van Kahneman.

A

proefpersonen werden in twee groepen verdeeld

Groep 1: proefpersonen kregen een reeks studierichtingen voorgelegd en moesten deze richtingen ordenen op de waarschijnlijkheid dat een willekeurige student deze richting volgde
* De rangorde werd hier bepaald door de relatieve grote van de richtingen

Groep 2: proefpersonen kregen een beschrijving van een student en dan moesten ze bepalen in hoeverre ze de studierichtingen bij de student vonden passen
* Ze gingen nu op basis van de beschrijving een studie richting kiezen en de a-priori kans negeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een heuristiek?

A

= intuïtieve beslissing gebaseerd op vuistregels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een Respresentatieviteitsheuristiek?

A

= individuele beschrijving zijn sterk bepaald bij het inschatting van waarschijnlijkheden
* Als er geen stereotype is dan baseren we ons op de a-priori informatie -
* Als er wel een stereotype is dn gaan we de a-priori informatie volledig negeren

Jack en de representatieviteitsheuristiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef het experiment van Jack en de representatieviteitsheuristiek

A
  • Jack is een man van 45. Hij is getrouwd en heeft vier kinderen. Hij is over het algemeen vrij conservatief, zorgvuldig en ambitieus. Hij heeft geen interesse in politieke en sociale zaken en hij spendeert het grootste deel van zijn vrije tijd met een van zijn vele hobby’s, waaronder klussen in huis, zeilen en het oplossen van wiskundige puzzels. -
  • Dick is een man van 30. Hij is getrouwd, maar heeft geen kinderen. Hij is een man met
    veel vaardigheden, is sterk gemotiveerd, en het ziet ernaar uit dat hij erg succesvol gaat worden in zijn beroep. Hij wordt goed gewaardeerd onder zijn collega’s.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Conjunctiedwaling?

A

= mensen denken dat de conjunctie van twee eigenschappen waarschijnlijker is dan
de twee eigenschappen op zich. We kunnen dit induceren door persoonseigenschappen te geven.

Linda en de conjuctiedwaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef het experiment van Linda en de conjuctiedwaling.

A

“Linda is 31 jaar, alleenstaand, openhartig en zeer slim. Ze is afgestudeerd in de filosofie. Als studente maakte ze zich druk over discriminatie en sociale onrechtvaardigheid en ze nam ook deel aan demonstraties tegen kernenergie.”

Linda is:
a) Linda is ene bankmedewerkster
b) Linda is een feministische bankmedewerkster

De meer specifieke beschrijving stelt om beter in staat om relevante informatie in ons geheugen op te halen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Beschikbaarheidsheuristiek?

A

= Hier wordt onze inschatting van de waarschijnlijkheid van een bepaalde gebeurtenis beïnvloed door het gemak waarmee we relevante informatie over dit soort gebeurtenissen uit ons geheugen kunnen halen. Hoe sterker in ons geheugen verankerd is, hoe waarschijnlijker we zullen achten.

  • Onderzoek Jaws
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef het onderzoek van Jaws en de beschikbaarheidsheuristiek.

A

Hoe groot is de kans om door een Haai gedood te worden?
* 1 op 20.000.000! (= 5 x 10-6 %;als je surfer bent anders nog veel kleiner…

Prevalentie andere doodsoorzaken: * Roken * Auto-ongeluk * Keukentrapjes * Verdrinken * Vliegtuigongeluk * Blikseminslag
: 33%
: 0.33 %
: 0.17%
: 0.089 %
: 0.01 %
: 0.001 %

=> Kans op doodsoorzaken die veel publiciteit krijgen wordtrelatief hoog ingeschat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de ondersteuningstheorie van Tversky & Koehle (1994)

A
  • Support theory = wijze waarop gebeurtenis beschreven is, een sterke invloed heeft op de aannemelijkheid ervan. Hoe meer support je kan vinden voor een theory hoe groter je ook de kans inschat.
  • Een meer expliciete beschrijving onze aandacht richten op details die minder voor de hand liggen in de meer algemene beschrijving
  • Beperkte toegankelijkheid van ons geheugen leidt ertoe dat we ons niet alle relevante informatie herinneren in de meer algemene beschrijving
  • Experten worden minder beïnvloedt
  • Geen evidentie gevonden bij neurowetenschappers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Geef het schema van Snelle en zuinige heuristieken.
Leg uit.

A

De snel en zuinige heuristieken (= simpele vuistregels) zijn zo effectief omdat ze op basis van weinig informatie verrassend adequaat beoordelingen opleveren

  1. Neem de beste
    a. Zoekregel die de belangrijkste cues in volgorde van validiteit in beschouwing neemt
    b. Stopregel die bepaalt of de gevonden regel tussen de twee alternatieven discrimineert
    c. Beslissingsregel die de uitkomst van het oordeel formuleert
  2. Herkenningsheuristiek = twee alternatieven die je gepresenteerd krijgt simpelwel degene kiest die je herkent
  3. Hiaatheuristiek = actieve klanten zijn klanetn die recent iets gekocht hebben en in de toekomst waarschijnlijk nog iets gaan kopen

Redunantie van informatie = neem de beste strategie meest effectief bij redundante informatie
* Diekmann en Rieskamp deden een gesimuleerd geologenexperiment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef een Mogelijke reden voor onze beperkte vaardigheid om met basisratio om te gaan

A

Dat we vaak moeite hebben om met proborties te rekenen
* Uitgedrukt in natuurlijke eenheden zorgt voor veel betere beoordelingen.
* Natuurlijke bemonsteren = beoordelingen in het dagelijks leven zijn vaak gebaseerd op het proces van het sequentieel tegenkomen van natuurlijke voorbeelden in de populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de natuurlijke frequentie?

A

= absolute aantal leden van de populatie die aan een bepaald kenmerk voldoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geef het onderzoek van Hoffrage et al. naar natuurlijke frequentie.

A

proefpersonen presteerden overwegend veel beter wanneer ze het probleem in
frequentieversie voorgelegd kregen, vergeleken met proportieversie

Biased sampling

Voorbeeld van een mammogramprobleem uitgedrukt in natuurlijke frequenties:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is biased sampling?

A

= wanneer proefpersonen de keuze hadden bleek dat hun samplinggedrag in hoge mate gebiased was in de richting van de vrouwen met borstkanker, met als resultaat dat proefpersonen de kans op borstkanker enorm sterk overschatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zeggen Krnyski en Tenenbaum over causale modellen?

A

stellen dat de vertekening in de waarschijnlijkheidsbeoordelingen deel toe te schrijven is aan het feit dat we in normale, alledaagse situaties gebruik kunnen maken van een aanzienlijk hoeveelheid causale kennis

  • Causale kennis

Een alternatieve omschrijving zou beter zijn:
* ook andere oorzaken kunnen een positief mammogram opleveren
* een getuige is niet in staat om een taxi goed te identificeren, omdat onder straatverlichting de kleuren vervagen.

23
Q

Wat is causale kennis?

A

= achtergrond kennis die relevant is voor de oplossing van een probleem

24
Q

Geef het onderzoek naar beslisssen.

A

= hoe we soort beslissingen nemen
* Basale beslissingsprocesen
* Bayiaanse inferentie

  • Beck et al: accumulatie van bewegingsinformatie van bewegende stippen
25
Q

Welke Basale beslissingsprocessen zijn er?

A
  • Accumulatie van evidentie
  • Variabele betrouwbaarheid
  • Veranderde visuele input
  • Bayesiaanse inferen
26
Q

Wat is Bayiaanse inferentie?

A

= in staat is om dit accumulatieproces te stimuleren, veronderstelt dat accumulatie plaatsvindt van de integratie van neurale activiteit

27
Q

Geef de Utiliteitstheorie.

A

De utiliteitstheorie (utiliteit = subjectieve waarde die we aan een uitkomst hechten) beschrijft beslissingsprocessen vanuit de principes van de speltheorie waarbij een beslissing wordt beschouwd als een inzet op een mogelijke uitkomst

  • Mensen zullen hun beslissingen zo nemen dat de verwachte opbrengst, of utiliteit maximaal
  • Wanneer we een keuze moeten maken tussen twee simpele opties, bepalen we de verwachte uitkomst van elk van de opties door de kans op een gegeven uitkomst te vermenigvuldigen met de verwachte utiliteit van de uitkomst
  • Bij complexe beslissingen: verschillende utiliteiten van elke variabele berekenen om maximale utiliteit te bepalen → in realiteit echter vaak onze beslissingen maken op basis van andere factoren dan pure maximalisatie van de utiliteit
28
Q

Geef de Prospecttheorie

A
  • Personen nemen hun huidige toestand als referentie en evalueren de mogelijke uitkomst van een keuze als een potentieel verlies of een potentiële winst ten opzichten van de huidige situatie.
  • Verliesaversie
  • Wanneer we beslissingen nemen, hechten we meer gewicht aan gebeurtenissen met een lage waarschijnlijkheid dan gerechtvaardigd is op basis van hun werkelijke frequentie.
  • We geven ook veel lager gewicht aan hoogfrequentie gebeurtenissen dan ze op basis van hun frequentie verdienen.
  • Objectief hogere utiliteit weegt niet op tegen onzekerheid om winst te krijgen, waardoor men op zeker speelt. De zekerheid van verlies weegt zwaar door in de beslissing, waardoor men kiest voor de optie die een kans bied het verlies te beperken
29
Q

Wat is verliesaversie?

A

= we zijn gevoeliger voor potentiële verliezen dan voor winsten

30
Q

Geef het Dominantieprincipe

A

= Volgens dominantieprincipe zouden, wanneer alle andere factoren gelijk zijn, mensen bij voorkeur moeten kiezen voor de uitkomst met de hoogste utiliteit.
* Er zijn vele voorbeelden van keuzegedrag die dit principe niet volgen
* Blijkt dat sommige mensen meer gevoelig zijn voor verliezen dan anderen → proefpersonen met hoog zelfvertrouwen kiezen aanmerkelijke vaker de meest risicovolle gok dan proefpersonen met laag zelfvertrouwen

31
Q

Wat is het Het framing-effect?

A

= beslissingen kunnen zeer sterk beïnvloed worden door de wijze waarop het probleem
geformuleerd wordt
* Tversky & Kahneman
* Wang
* Almashat en collega’s

32
Q

Geef het onderzoek van Tversky & Kahneman naar het framing effect

A

=> effect bestuderen aan de hand van Aziatische ziekteprobleem (nadruk positieve
uitkomst vs nadruk negatieve uitkomst)
* De verwachte utiliteit van beide programma’s is gelijk, wanneer ze meerdere malen zouden worden toegepast → sterke voorkeur voor een van de twee programma’s wordt puur gedreven door de framing van het probleem

**Kanttekening: **
* De zekere optie is meer ambigu geformuleerd dan de probabilistische optie
* Wanneer ambiguïteit uit formulering werd gehaald, verdween framing-effect

33
Q

Geef het onderzoek van Wang naar het framing effect

A

Naast framing zijn er nog andere sociale en morele factoren die het keuzegedrag op het
Aziatische ziekteprobleem kunnen beïnvloeden
* Proefpersonen in positief geformuleerde problemen hadden een sterke voorkeur voor de deterministische optie, proefpersonen in negatief geformuleerde problemen hadden een sterke voorkeur voor de probabilistische optie
* Probabilistische optie is eerlijker omdat alle patiënten hetzelfde lot treft
* Deterministische optie heeft een twee keer zo grote utiliteit

Wanneer het probleem betrekking had op onbekende patiënten prefereerde proefpersonen de deterministische optie <-> wanneer het probleem betrekking had op familieleden verkozen de meeste proefpersonen de probabilistische optie; sterker door eerlijkheid gedreven

34
Q

Geef het onderzoek van Almashat en collega’s naar het framing effect

A

framing-effect verdween wanneer de proefpersonen zowel de voor- als nadelen
van alle beschikbare opties benoemen en hun beslissing moeten verdedigen

35
Q

geef het Het verzonken-kosten effect

A

= beschrijft onze neigingen om door te gaan met een specifieke actie, zelfs wanneer die suboptimaal is, omdat er al kostbare middelen voor deze actie zijn ingezet

Simonson & Staw

36
Q

Geef het onderozke van Simonson & Staw naar het verzonken-kosten effect.

A

mate waarin je verantwoordelijk gehouden kunt worden voor je acties, kan in belangrijke mate bijdragen aan het verzonken-kosten-effect -
* Proefpersonen in de hoog-verantwoordelijke groep voelden waarschijnlijk een sterke neiging om hun eerdere ineffectieve beslissing te verantwoorden door te blijven investeren in een eerder onsuccesvol product

Hoe kunnen we dit effect voorkomen? Door alle relevante informatie beschikbaar te stellen

37
Q

Leg de Neurale correlaten van winst, verlies en verwachting uit.

A

= voorbeeld van de stimuli die in een studie naar de neurale basis voor de verwerking van winst en verlies werden gebruikt
1. Tijdens eerste fase werd een kanswiel met overwegend gunstige, neurale of negatieve uitkomsten nadat het wiel ging draaien kwam het tot stilstand op een van de mogelijke uitkomsten op het wiel
2. Overzicht van de negen mogelijke uitkomsten van iedere gok

38
Q

Waar komt Verliesaversie in het dagelijks leven voor?

A
  1. Professionele golfers – zijn voorzichtiger na verlies
  2. Pokerspelers – spelen agressiever na verlies
  3. Financiële professionals – minder dan studenten
39
Q

Geef de mogelijke Emotionele factoren van beoordelen en beslissen.

A
  • Impact bias
  • Ommissievoorkeur en status quo bias
  • Rationeel emotioneel model
  • Sociaal functionalistische benadering
40
Q

Wat is de Impact bias?

A

= overschatten van een verlies op onze emotioneel toestand

Kermer en collega’s

41
Q

Geef het onderzoek van Kermer en collega’s naar de impact bias.

A

proefpersonen die daadwerkelijk enkele dollars verloren, voelden zich in werkelijkheid veel minder slecht dan ze zelf eerder voorspeld hadden

  • Niet enkel in kop-of-munt-situaties, maar ook allerlei dagelijkse ervaringen -
  • Risico’s inherent aan beslissing kunnen goed afgeleid worden uit ervaren emotie
  • Anticipatoire emotie: die we verwachten te ervaren ten gevolge van onze beslissing
  • Ervaren emotie: werkelijke emotie die optreedt na de beslissing -
  • Welke emotie ervaren wordt is sterk afhankelijk van de situatie, waardoor de relatie tussen emotie en beslissingen bijzonder complex wordt
  • Bv: spijt wordt eerder gevolgd door risicovolgedrag dan teleurstelling
  • Bv: winnen = verheugenis wanneer je zelf de keuze hebt gemaakt;
    winnen = opgetogenheid wanneer de keuze door computer werd gemaakt
42
Q

Leg Ommissievoorkeur en status quo bias uit

A

Ommissievoorkeur = Wanneer bepaalde acties een zeker risico met zich meebrengen kan dat tot gevolg hebben dat we prefereren om deze actie niet uit te voeren, zelfs wanneer de consequenties van deze passiviteit een negatievere utiliteit heeft dan het wel uitvoeren van de actie

Status quo bias = hoe individuen soms de huidige toestand prefereren boven een alternatieve potentieel betere toestand

Nicolle et al.: Spijt van verandering

43
Q

Geef het onderzoek van Nicolle et al. naar spijt van verandering uit

A

beslissing of bal ‘in’ of ‘out’ was: in de helft van de tijd konden ze vasthouden aan hun beslissing en in de helft veranderde de situatie.
* De proefpersonen hielden veel vaker vast dan eerst gedacht.
Wanneer ze wel veranderden hadden ze meer spijt wanneer
het antwoord fout was.

44
Q

Geef het Rationeel emotioneel model

A

Mode om beslissingsvermijding te verklaren. Beslissingen worden bepaald door rationele factoren zoals inferenties en verwachte uitkomsten, alsook door de verwachte en ervaren emoties.

45
Q

Geef de Sociaal functionalistische benadering

A

Basis idee achter de sociaal functionalistische benadering → onze beslissingsprocessen evolutionair ontstaan zijn vanuit de noodzaak om sociaal bedrog te herkennen -
* Mensen zijn beter in het oplossen van een kaartselectietaak wanneer de inhoud van de kaarten sociaal bedrog kunnen signaleren -
* Sociale consequenties kunnen ook een sterke invloed hebben op de beslissingen

Beslisvaardigheid gerelateerd aan vaardigheid sociaal bedrog te herkennen. Druk om verantwoording af te leggen: keuze vermijden

46
Q

Wat zijn complexe beslissingen?

A

Vaak moeten we beslissingen maken die complexer zijn. Ook staan beslissingen niet altijd op zichzelf, maar kan het gaan op een reeks beslissingen, die een blijvende invloed op je verdere leven kunnen hebben

47
Q

Geef de theorieën over complexe beslissingen.

A
  • Meervoudige attributen utiliteitstheorie
  • Eliminatie door aspecten theorie
  • Flexibiliteit in de beslissingsstrategieën
48
Q

Leg de Meervoudige attributen utiliteitstheorie uit.

A
  • vijf stadia voor het nemen van complexe beslissingen
  • Wanneer we deze strategie volgen zullen we over het algemeen de beste beslissing nemen, er vanuit gaande dat alle relevante opties in beschouwing worden genomen en dat alle criteria onafhankelijk zijn van elkaar → in realiteit zelden op deze manier beslissingen nemen: dit is een heel rationele manier maar veel te complex
  • Wanneer we deze strategie volgen zullen we over het algemeen de beste beslissing nemen, er vanuit gaande dat alle relevante opties in beschouwing worden genomen en dat alle criteria onafhankelijk zijn van elkaar → in realiteit zelden op deze manier beslissingen nemen: dit is een heel rationele manier maar veel te complex
  • Maximizers vs Satisficers
49
Q

Geef de 5 stadia voor het nemen van complexe beslissingen.

A
  1. Alle attributen identificeren die relevant zijn voor onze beslissing
  2. Beslissen hoe deze attributen meewegen in de beslissing
  3. Lijst maken van alle opties die we in beschouwing nemen
  4. Voor iedere optie geven we de attributen een rating
  5. Voor iedere optie bepalen we de totale utiliteit en kiezen we de optie met de hoogste utiliteit
50
Q

Geef het verschil tussen maximezers en satisficers

A

maximizers
* gaan voor het maximaal haalbare optie en zijn vaak ook teleurgesteld als ze een ander
beter zien daarna

Satisficers
* gaan voor datgene wat goed genoeg is voor hun eisen, als er nog een
betere optie is gaan ze het accepteren dat ze die gemist hebben

Evalueer van iedere optie alle relevante attributen ➔ bereken de totale utiliteit

51
Q

Geef de Eliminatie door aspecten theorie

A

= beschrijft hoe beslissers complexe beslissingen te optimaliseren door opties te elimineren
* Tversky
* Payne
* Kaplan en collega’s

52
Q

Geef het experimend van Tversky over de eliminatie door aspecten theorie

A

hoe beslissers proberen complexe beslissingen te optimaliseren door opties te elimineren → sequentieel de relevante attributen of aspecten te overlopen en die opties te elimineren die niet aan een specifiek criterium voldoen
* Een probleem is dat de uitkomst van de beslissing afhankelijk is van het attribuut waarmee begonnen werd (visie van Tversky waarschijnlijk te rigide)

53
Q

Leg de Flexibiliteit in de beslissingsstrategieën uit.

A

= aantal factoren die van invloed kunnen zijn op een
beslissing
* Veranderende voorkeuren en feiten
* Selectieve exposure = meeste mensen kiezen informatie die consistent is met hun overtuiging prefereren boven informatie die dat niet is
* Flexibiliteit is de beslissingsstrategieën =>
volgorde is flexibel

Galottie et al: identificeerden stadia van beslissingsprocessen => Volgorde is flexibel

54
Q

Geef de stadia van beslissingsprocessen volgens Galottie et al.

A
  1. Het stellen van doelen
  2. Het verzamelen van informatie
  3. Het structureren van de beslissing
  4. Het maken van een keuze
  5. Het evalueren van de beslissing