Hoofdstuk 13: De architectuur van het geheugen Flashcards

1
Q

Leg het geheugen kort uit

A
  • Ons geheugen is modulair en reconstructief
  • Klassiek onderscheid: Declaratief vs. Non-Declaratief
  • Declaratief: Expliciete Kennis
    o Semantisch (feitenkennis)
    o Episodisch (Persoonlijke herinneringen)
  • Nondeclaratief:
    o Vaardigheden
    o Detectie van regelmaat
  • Kennis van het verleden nuttig voor ”voorspellen” van de toekomst
    o Stelt ons in staat om mentaal te “tijdreizen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg het onderzoekvan Karl Lasey uit.

A
  • Experiment met ratten en doolhof
  • Ratten konden route doolhof aanleren, maar vanaf doolhof werd gewijzigd vergaten ze alles
  • Omdat hij niet in staat bleek in de hersenen één specifieke locatie te vinden voor het geheugen (door hem aangeduid als ‘engram’) concludeerde hij dat het geheugen over de gehele hersenschors verspreid moest zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg de patiënt Enry Maolaiso uit en het effect van hem op het geheugen.

A
  • Liet hippocampus verwijderen door vele epilepsieaanvallen
  • Toen werd hippocampus als ‘nutteloos’ beschouwd
  • Henry Molaison kon geen nieuwe herinneringen maken
  • Vaardigheden waren grotendeels onaangetast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef het verschil tussen architectuur en geheugenprocessen

A

Architectuur
* Waar wordt informatie opgeslagen?
* Onderscheid lange- en kortetermijnopslag

Geheugenprocessen
* Welke cognitieve en neurale processen zijn hierbij betrokken?
* Ophaling, opslag, en manipulatie van informatie
* Opslaan, vasthouden en evalueren van taakdoelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef het schematisch overzicht van het langetermijngeheugensysteem

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is amnesie?

A
  • Geheugenverlies veroorzaakt door:
    • Traumatisch hersenletsel
    • Bilaterale beroerte
    • Chronisch alcohol misbruik
  • Onderscheid tussen:
    • Anterograde amnesie : geen nieuwe herinneringen meer aan kunnen maken vanaf het moment van hersenletsel
    • Retrograde ammesie: verlies geheugen van voordat je de aandoening kreeg die het geheugenverlies heeft veroorzaakt
  • Vaak hopeloos incorrect gerepresenteerd in films en stripverhalen (zie kader 13.2)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verscchil tussen anterograde en retrograde amnesie?

A

Anterograde amnesie :
* geen nieuwe herinneringen meer aan kunnen maken vanaf het moment van hersenletsel

Retrograde ammesie:
* verlies geheugen van voordat je de aandoening kreeg die het geheugenverlies heeft veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 soorten geheugen zijn er?

A
  1. Het decleratief geheugen
  2. Het non-decleratief geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het declaratief geheugen?
uit wat bestaat het decleratief geheugen?
Wie onderzocht het?

A

=> langetermijngeheugen waarbij men opgeslagen kennis bewust kan beleven of oproepen.

  • Endel Tulving (1927 – 2023)
    2 soorten:
    • Episodisch geheugen
    • Semantisch geheugen
  • Evidentie op basis van dubbele dissociatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef het verschil tussen het episodisch en semantische geheugen

A

Episodisch geheugen
o Laat ontwikkelend en snel aftakelend
o Op het verleden gericht
o Relatief gevoelig voor neurale dysfuncties
o Mentaal terug in de tijd reizen
Semantisch geheugen
o Niet aan tijd of plaats gebonden
o Abstractie op basis van meerdere persoonlijke ervaringen
o Feitenkennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke hersengebieden zijn betrokken bij semantische verwerking?

A
  • Semantische verwerking
    o Abstractie van kennis uit persoonlijke ervaringen
  • Hersenbeschadigingen:
    o Hippocampus of fornix
    - Vooral problemen met episodisch geheugen
    o Semantische dementie
    - Vooral problemen met het semantisch geheugen (vervaging van begrippen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk effect hebben patiënten met hippocample schade op een figuurreproductietaak?
Wat kan hieruit beluit worden?

A
  • Schade aan hippocampus
    o Effect op episodisch geheugen
  • Episodisch geheugen afhankelijk van hippocampus
  • Semantisch geheugen afhankelijk van entorhinale, perirhinale en parahippocampale cortices
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de evidentie voor de betrokkenheid van de hippocampus bij semantisatie?

A
  • Retrograde amnesie:
     Langzame consolidatie
     Geleidelijke shift van episodisch naar semantische herinnering
    - Verlies van detail, maar robuust tegen hippocampale schade
    - Semantisatie (Harand et al. (2012)
     Multiple trace theorie:
    - Hoe groter het aantal connecties tussen hippocampus en temporaalkwab hoe robuuster de herinnering
    - Zowel vastleggen als ophalen versterkt/vergroot deze connecties.
  • De herinner/weet procedure:
     Onderscheid tussen familiariteit en recollectie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leg de permastore uit

A
  • Opmerkelijk accurate episodische herinneringen aan klasgenoten en andere jeugdherinneringen(Bahrick et al., 1975)
    o Maar niet perfect (met name OVERschatting van eigen studieresultaten!)
    o Sterk bekritiseerd door Ulric Neisser (1984) *
    o Te veel nadruk op herkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef het binding of item and context model

A

=> Hersengebieden betrokken bij het genereren van een episodische herinneringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg het verschil tussen herinneringen en herkenning uit.

A

=> Verschillen in hersenactiviteit bij herkenning en herinnering

17
Q

Wat is het constructieve geheugen?
(Deel van decleratief geheugen?)

A
  • Constructief:
    o Ophalen van herinnering impliceert een actief reconstructieproces.
    o Fragiel, maar flexibel en efficiënt
    o Mentaal tijdreizen naar de toekomst
  • Patiënten met hippocampale schade hebben moeite om herinneringen uit het geheugen te halen. Niet om gedetailleerde beschrijvingen van scenes te genereren.
  • Deficiënties in het genereren van toekomst scenario’s zijn bij hippocampale patiënten gerelateerd zijn een het ophalen van informatie uit het geheugen en niet aan de vaardigheid om gedetailleerde beschrijvingen van een scene te geven.
18
Q

Leg de geschiedenis en theorie van het semantische geheugen uit

A
  • Klassieke benadering (Collins & Quillian, 1969)
    o Netwerk van abstracte concepten
    o Hierarchisch georganiseerd (zie ook hoofdstuk 20)
  • Later (Collins & Loftus, 1976)
    o “Spreading activation” modellen
19
Q

Leg de hiërarchie van concepten uit

A
  • Latere evidentie voor een hiërarchische organisatie
    o Subordinaat / Basis / Superordinaat (Rosch et al., 1976)
  • Classificatie Meestal op basisniveau
    o Maar niet altijd: Bijvoorbeeld experts (hondenkenners /vogelspotters)
    o Beschrijving van gezichten
  • Classificatie op subordinaat niveau trager en minder accuraat
20
Q

Leg de aard van concepten uit

A
  • Klassieke theorieën:
    o Abstract & stabiel
    o Consistent over individuen
  • Barsalou (2009):
    o Simulatietheorie
    o Betrokkenheid van perceptuele en motorsystemen
  • Tegenwoordig:
    o Hub- en spaakmodel
  • Pulvermüller et al. (2005)
    o Motorsysteem betrokken bij verwerking van concepten
    o TMS evidentie
21
Q

Leg de theorie van Pulvermüller et al. uit

A

o Motorsysteem betrokken bij verwerking van concepten
o TMS evidentie

22
Q

Wat bij schade aan hubs?

A
  • Schade aan Hubs:
    o Semantische dementie
    o Vervaging tussen categorieën
    o Problemen met classificatie van:
    - Atypische leden
    - Pseudotypische niet-leden

=> Patiënten met een semantische dementie scoren vaak lager bij het klassificeren van atypische leden (doelstimuli) en pseudotypische niet-leden (afleiders) van een categorie

23
Q

Geef het verschil tussen schema’s en scripts

A
  • Schema’s:
    o Georganiseerde chunks van kennis over de wereld, gebeurtenissen, mensen of acties.
  • Scripts:
    o Informatie over de sequentie van gebeurtenissen.
    o Vaak gekenmerkt door een hierarchische clustering
24
Q

Wat bij patiënten met een atrofie van de frontaalkwabben?

A

=> hadden relatief veel moeite met de sequentiëring van acties binnen een script

25
Q

Wat is het non-decleratieve geheugen?

A
26
Q
A
  • Dissociabel van het declaratieve geheugen:
    o Op basis van patiëntstudies
    o Vaardigheidstaken
    o Resultaten blijven overeind, ondanks gebruik van weinig ecologisch valide taken
  • Echter, misschien toch niet volledig onafhankelijk
    o Zekere mate van bewuste kennis van impliciete sequenties
    o Uitvoering van expliciete taken kunnen taakuitvoering beïnvloedden.
    o Motorische taken kunnen ook interfereren met expliciete geheugentaken
  • Relatie tussen impliciete taken en activatie van striatum
    o Maar taakafhankelijk:
    o Enkeltaak: prestatie correleert met activatie mediale temporale lob
    o Dubbeltaak: correlatie met activatie van putamen
27
Q

Waarom is er een vage grens tussen impliciete en expliciete geheugenprocessen?

A
  • Dew & Cabeza (2011):
    o Expliciete geheugentaken kunnen latere ongerelateerde taken beïnvloedden
  • Ophaling van autobiografische herinneringen vindt vaak spontaan en onvrijwillig plaats
  • Geen éénduidig onderscheid in hersenactiviteit
    o Hippocampus soms ook betrokken bij impliciete processen
    o Striatum soms ook betrokken bij expliciete (episodische) geheugenprocessen
28
Q

Wat zijn procesmodellen?

A
  • Classificatie NIET gebaseerd op bewustwording, maar op betrokken neurale processen
    o Henke (2010)
    o Cabeza en Moscovitch (2013)
29
Q

Leg het procesmodel van Henkes uit

A

=> Schematisch oversicht van de belangrijkste processen volgens Henke (2010) en de bealngrijkste corresponderende hersengebieden

30
Q
A