Hoofdstuk 14: De dynamiek van ons geheugen Flashcards

1
Q

GEef enkele voorbeelden van het gebruik van ons geheugen.

A
  • Leren van namen hersengebieden
  • Toepassen van een statistische formule
  • Vergeten van geleerde informatie
  • Onthouden van tussenresultaten
  • Bijhouden van taakdoelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef Het multi-storegeheugenmodel

A

Atkinsons en Shiffrin ontwikkelende een kortetermijngeheugenmodel met een aantal (3) specifieke eigenschappen:
1. Sensoriche bffer
2. Kortetermijnbuffer
3. Langetermijnopslagplaats

Basisprincipe van dit model:
- Dat sensorische informatie in eerste instantie in de sensorische buffers word opgeslagen - Die informatie waar de aandacht op gericht is, zou worden overgebracht naar de KT oplagplaats, waar ze dan verder verwerkt worden
- Deel van de informatie gaat dan naar de LT-opslagplaats. Het deel dat in het KT blijft, zou door een intern mechanisme herhaald moeten worden om te voorkomen dat deze informatie verloren gaat (zorgt er ook voor dat het langzaam gecodeerd wordt in het LTG)

Sperlings partial report studies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg de sensorische buffer uit volgens het multi-storegeheugenmodel.

A

=> informatie in eerste instantie hier opgeslagen

Het is modaliteitsspecifiek —> er bestaan aparte buffers voor de visuele en de
auditieve modaliteit

Iconisch = visueel
- Acitieve representatie in sensorisch systeem.
- Pre-attentief : hangt niet af en wordt niet beïnvloed door aandacht

Echoïsch = auditief.
- Tijdelijk ‘te spelen van echo’ van wat je net gehoord hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg de kortetermijnbuffer uit volgens het multi-storegeheugenmodel.

A

=> Heeft een beperkte capaciteit
- Wanneer er geen aandacht is voor de informatie in het KT is er verval. De informatie
wordt in stand gehouden door herhaling. De term KT is tegenwoordig deels ongebruikt
omdat het geen uitspraak doet over het herhalen of wat we doen met het KT daarom
gebruiken we hedendaags vooral het werkgeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg de langetermijnopslagplaats uit volgens het multi-storegeheugenmodel.

A
  • Heeft een nagenoeg oneindige opslagcapaciteit, waar informatie gedurende lange tij ongewijzigd opgeslagen blijft
  • Is onderhevig aan verval en interferentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg de Sperlings partial report studies uit

A
  1. Het experimentele design. Proefpersonen moesten reeksen letters onthouden en later rapporteren. Volledige rapportage wil zeggen dat proefpersonen alle letters moesten opnoemen. Bij de partiële rapportage gaf een toon aan welke rij letters gerapporteerd moest worden. Voor de vertraagde partiële-rapportageconditie gold hetzelfde, maar werd de toon vertraagd aangeboden, waardoor de proefpersonen de letters uit hun iconisch geheugen moesten selecteren.
  2. Het effect van de vertraging van de toon. Hoe later de toon gepresenteerd werd, hoe minder goed proefpersonen erin slaagden om de relevante letters te benoemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de resultaten van het Sperlings partial report studies.

A

Resultaten
- Wanneer de toon snel volgde op het weghalen van het display waren de proefpersonen instaat om zeer accuraat de juiste letters te rapporteren
- Hoe later de cue werd gepresenteerd, hoe minder sterk deze vaardigheid was

Visuele informatie is nog gedurende korte tijd beschikbaar, maar deze informatie vervalt snel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen visueel sensorisch en auditief sensorisch?

A

Visueel sensorisch
- Kortdurende opslag (50-1500ms)
- Actieve representatie in sensorische systeem

auditief sensorisc
- Echoïsch geheugen: Tijdelijk “terug te spoelen “ echt van wat je net gehoord hebt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef de kenmerken van het kortetermijngeheugen.

A
  • Tijdelijke opslag van informatie
  • Volgens Atkinson & Shiffrin (1968) noodzakelijk voor permanente opslag
  • Geen aandacht is verval!
  • Instanthouding door herhaling
  • Begrip tegenwoordig deels in onbruik geraakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is de geheugespanne van het kortetermijngeheugen?

A

George Miller beschreef de geheugenpassen als ‘we kunnen ongeveer 7 items onthouden met ongeveer 2 meer of minder items’. Hier kwam echter kritiek op om dat er geen rekening werd gehouden met:
- Chunking : we kunnen van lossen eenheden een betekenisvolle eenheid maken
- Overschatting als je enkel naar losse eenheden kijkt
- Losse eenheden zijn gemakkelijker te onthouden als je ze kunt samenvoegen compleciteit van figuren : we zijn beter in staat om simpele figuren te onthouden dan
- complex
- context
- categoriseerdbaarheid

We kunnen eerder 1-4 items onthouden in ons visueel geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de De seriële positiecurve bij het kortetermijngeheugen?

A

= de kans om een woord te onthouden op basis van de positie in een lijst
- Primacy effect: eerste woorden zijn het nieuwste
- Recency effect: de meest recente woorden zijn het verst aan informatie.

We onthouden de meest recente woorden meer dan de eerste woorden, maar we
onthouden de eerste woorden beter dan de middelste woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe is het geheugenverlies bij het kortetermijngeheugen?

A

Vaak intact kortetermijngeheugen (zie Hoofdstuk 13)

Maar, soms ook specifieke kortetermijngeheugendeficiënties:
- Korsakoff
- Schedelfratuur boven pariëto-occipitaalkwab
- Normale prestaties op langetermijngeheugentaken
- Kortetermijngeheugenspanne van slechts 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt vergeten in het kortetermijngeheugen?

A

**Brown- Petersen taak **
- stelt de deelnemers ertoe letters te onthouden en terug te tellen. De afname van de geheugenprestatie gebeurt in functie van tijd.
- De belangrijkste bevinden bestond eruit da hoe verder de proefpersonen terug moesten tellen hoe minder goed ze in staat waren om de letters correct te rapporteren. —> hoge mate van spoorverval (vergeten van informatie door het niet actief onthouden).

Echter zegt Naire dat het door interferentie van andere factoren komt dat we de informatie in ons kortetermijngeheugen vergeten. Nieuwe informatie opdoen zorgt voor interferentie om de oude taak te onthouden. De informatie die Brown-petersen hebben verzameld is waarschijnlijk uitvergroot of extreem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe komen we van het KTG naar het werkgeheugen?
(Vrieger KTG, nu WG)

A

Bradley & Hitch : working memory
- Ons KT is essentieel voor de uitvoering van diverse dagemlijkse taken informatie die in ons werkgeheugen worden opgeslagen, kan gesplitst worden in twee verschillende types
1. Fonologische informatie : die in de vorm van een verbale/auditieve code onthouden kan
worden
2. Visuele en spatiale informatie

  • Ze stelden dat oorspronkelijk bestond uit deze drie componenten
    1. Centrale executieve : dit systeem controleert de werking van de andere systemen en zorgt ervoor dat we de inhoud van het werkgeheugen kunnen manipuleren, vasthouden en actualiseren indien nodig
    2. De fonologische buffer : dit systeem is betrokken bij het onthouden van auditieve informatie
    3. Het visuospatiale kladblok : dit systeem dat het onthouden van visuele en/of ruimtelijke informatie verzorgt

**Toevoeging later (2000) **
4. Episodische buffer : dit systeem is betrokken bij de tijdelijke opslag van geïntegreerde stukken informatie, in het bijzonder die betrekking heeft op persoonlijke gebeurtenissen

Componenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de componenten van het werkgeheugen.

A
  • Fonologische buffer
  • Visuopatiale kladblok
  • Episodische buffer
  • centrale executie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de fonologische buffer?

A

Het helpt ons bij het onthouden van auditieve en/of fonologische informatie. Maar ook visuele informatie representaren waneer deze geverbaliseerd moet worden.
- Fonologische opslagplaats : waar de te onthouden woorden worden opgeslagen
- Acticulatorische lus : waar de woorden door middel van een subvocale herhaling actief gehouden worden

Fonologisch simulariteitseffect

Woordlengte-effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het fonologisch simulariteitseffect?

A

= fonologie heeft een invloed op het onthouden van woorden reeksen. Wanneer woorden op elkaar lijken dan is de herinnering van de originele reeks worden minder goed onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het woordlengte effect?

A

beschrijft het verband tussen woordlengte en de hoeveel woorden die we kunnen onthouden. Hoe langer woorden zijn hoe minder we er kunnen onthouden. De capaciteit van de fonologische buffer is beperkt door de tijd die nodig is om de te onthouden woorden te herhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het visuopatiale kladblok?

A

=> Helpt ons bij het onthouden van visuopatiäle informatie. Daarbij hoort een dissociatie van het visueel geheugen en het spatiaal (visueel ruimtelijk) geheugen.

Beperkt in capaciteit
- onder normale omstandigheden kunnen we ongeveer vier objecten onthouden.
Individuele objecten kunnen onthouden worden doordat aandacht de individueleeigenschappen van objecten, zoals kleur en vorm, samenbindt en deze figuren op die wijze vasthoudt.

Onderzoeken:
- Baddeley
- Klauer en Zao

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geef het onderzoek naar het visuapatiale kladblok van Baddeley.

A

=> benadrukt dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen:

Visueel geheugen => capaciteit kan gemeten worden door de patroonspannetaak
- Proefpersonen krijgen een matrix van cellen te zien, die door de helft random gevuld zijn -
- Ze krijgen eerst een 2x2 matrix te zien en moeten dan apporteren welke cellen gevuld zijn - Er wordt steeds een grotere matrix getoond, totdat de proefpersonen niet meer in staat zijn om deze correct te reproduceren.

Spartiaal geheugen => capaciteit kan gemeten worden door de corsi block tapping task
- Er worden een reeks blokken getoond, waarvan de proefleider er twee aantikt. De proefpersonen dient daarna de sequentie te herhalen.
- Deze sequentie wordt steeds langer, totdat de proefpersoon niet meer in staat is de sequentie correct te reproduceren

Er is dissociatie tussen visuele en spatiale taken: corsi-taak werd beïnvloed door spatiale interferentie terwijl patroonspannetaak werd beïnvloed door visuele interferentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Geef het onderzoek naar het visuapatiale kladblok van Klauer en Zao.

A

in hun studie moesten proefpersonen spatiale informatie ofwel niet-spatiale informatie
onthouden. Daarna moesten de proefpersonen als secundaire taak een bewegingsdiscriminatietaak uitvoeren ofwel een kleurdetectietaak
- De bewegingsdetectietaak interfereerde met het onthouden van de patronen NIET met het onthouden van de Chinese karakters
- De keurdetectietaak interfereerde met het onthouden van de Chinese karakters NIET met het onthouden van de patronen

Er is echter een neurale basis van het visuele werkgeheugen. Er wordt activatie vastgesteld van de visuele hersengebieden wanneer we iets proberen te onthouden(visual cache). Contralateraal tegenover de locatie/spatiale plaats van de onthouden stimulus en het herhalen van de visual cache (inner scribe).

Episodische buffer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een episodische buffer?

A

= tijdelijk opslagsysteem. Belangrijk gegeven bij informatie naar het lange termijn
geheugen te brengen maar ook informatie terug ophalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Leg het werkgehegencapaciteit uit.

A

Het effect van mentale operaties gebeurt in 3 verschillende vormen:
- Leesspanne
- Operatiespanne
- N-backtaak

24
Q

Wat is de leesspanne?

A
  • Helpt ons bij het begrijpend lezen van zinnen maar ook het onthouden van het laatste woord.
  • Deze taak bestaat eruit dat proefpersonen telkens een zin begrijpend moesten lezen.
  • Daarnaast moesten ze steeds het laatste woord van de zin onthouden.
  • Werd als volgt bepaald : proefpersonen moesten steeds een variabele aantal zinnen lezen en het grootste aanval waarvan ze alle eindwoorden nog op minstens 50% van alle trials konden herinneren was de leesspanne.
  • Deel van de werkgeheugencapaciteit moest worden aangewend voor het begrijpend lezen, terwijl ze de rest van hun capaciteit konden gebruiken om de eindwoorden te onthouden.
25
Q

Wat is de operatiespanne?

A
  • Helpt ons bij het verifieëren van rekenoefeningen en woorden onthouden. Maar ook het reproduceren van woorden.
  • Bij deze taak kregen proefpersonen een serie items gerepresenteerd die bestaan uit enkelvoudige rekenopgave en een woord
  • Bv (9/3) – 2= 6? STOEL
  • De taak bestaat eruit te verifiëren of de rekensom coreect is en het woord te onthouden daarna moet de proefpersoon het eindwoord proberen te reproduceren
  • Deze taak correleert aanzienlijk met de leesspannetaak.
26
Q

Wat is de N-backtaak?

A
  • De taak werd oorspronkelijk ontworpen om te testen hoe oudere medewerkers kunnen omgaan met snel veranderende informatie.
  • Proefpersonen krijgen een reeks stimuli gepresenteerd. Van elk van deze stimuli moesten ze beslissen of die gelijk is of niet aan een stimulus die N positief terug werd getoond
  • Hoe groter N wordt, hoe zwaarder de geheugenbeslasting
  • Ons werkgeheugencapaciteit is zeer goed in de efficiëntie van filtering.
  • Werkgeheugencapaciteit en supressie van irrelevante informatie
27
Q

Leg het Werkgeheugencapaciteit en supressie van irrelevante informatie uit.

A

Proefpersonen krijgen reeksen stimuli aangeboden die bestonden uit een verzameling gekleurde blokken, waarvan ze telkens alleen maar de reeks aan één zijde van het display moesten onthouden.

Mensen met een laag werkgeheugen capaciteit presteren slecht, ze zijn niet in staat irrelevante informatie weg te kunnen filteren. De mate waarin we erin slagen irrelevante informatie te onderdrukken toont aan hoe groot ons wergeheugencapaciteit is.
- Hoge capaciteit : amplitude ERP-component nam toe in functie van het aantal te onthouden stimuli
- Lage capaciteit: amplitude nam toe in functie van het aantal stimuli in het display, zelf wanneer deze additionele stimuli niet onthouden moesten worden.

Werkgeheugencapaciteit wordt vooral bepaald door de mate waarin we erin slagen irrelevante informatie te onderdrukken.

28
Q

Wat was de invloed van objecten, eigenschappenen detail op de N-backtaak?

A
  • Een toename van het aantal eigenschappen van het visueel object dat onthouden moest worden, heeft een invloed op de capaciteitsschatting van het visueel werkgeheugen.
  • Er is een trade-off tussen verwachtingen van het aantal te
    onthouden objecten en de precisie waarmee (het aantal details) dat gedaan werd.
29
Q

Wat zijn de problemen met het idee van werkgeheugen als apart systeem?

A
  • Concept buffer : wat is een buffer en wat is de neuronale implementatie van zo een buffer? Er is namelijk hoge mate van specialisatie nodig en is evolutionair gezien onwaarschijnlijk.
  • Er is eerder sprake van hergebruik van bestaande functies. Werkgeheugen functies zijn ontstaan omdat het brein op een creatieve wijze bestaande functies gaat hergebruiken voor het tijdelijk opslaan en vasthouden van informatie. Daarom is er een sterke interactie tussen KT en LT en de perceptie en aandacht.
  • Het werkgeheugen is dus niet een losstaande module in het brein, maar eerder het resultaat van een nauwe interactie tussen aandachts-, perceptuele en langetermijngeheugenprocessen.
30
Q

Wat zijn de enkelvoudige opslagmodellen volgens de herbekeken versie van het WG?

A
  • Het basisidee is dat er tijdelijke activatie is van geheugensporen in het lange termijn geheugen. En er dus een dynamische link is tussen KT en LT.
  • Deze representaties kunnen variëren in actieniveau
  • De mate van activatie van de representatie is afhankelijk van onder andere de recentheid van het geheugenspoor en de frequentie van een gebeurtenis waarmee het geheugenspoor geassocieerd is
  • Hoe groter de activatie, hoe groter de kans dat deze geheugenrepresentatie uit het geheugen opgehaald kan worden
  • Rol van hippocampus?
31
Q

Wat is de rol van de hippocampus volgens de herbekeken versie van het werkgeheugen?

A
  • De hippocampus is betrokken bij het leggen van rationele verbanden, de effecten van relationeel leren in het KT maar is ook betrokken bij het leggen van relationele verbanden in het LT.
  • Amnesiepatiënten zouden vooral problemen ervaren met relationeel leren
  • Experiment van Hannula
32
Q

Geef het experiment van Hannula.

A

=> presenteerde afbeeldingen van computer genereerde interieurs
- Ieder aangeboden scène werd een keer herhaald : in de helft van de trials was deze herhaalde scène identiek aan de voorgaande en in de andere was een item verplaatst. - -
- Zowel amnesiepatiënten als gezonder proefpersonen nemen deel aan het experiment
- De accuratesse van de patiënten was lager dan die van de gezonde proefpersonen, zelfs wanneer ze de scène maar gedurende een korte tijd moesten onthouden.

  • Wanneer ze echter maar één scène per keer aanboden, presenteerden de amnesiepatiënten even goed als de controles
  • Deze resultaten impliceren dus dat de hippocampus niet cruciaal is voor het opslaan van relationele informatie per se, maar wel wanneer de taak een beroep doet op het LT.
33
Q

Geef het drie-componentenmodel van de herbekeken versie van het WG.

A

Volgens Oberouer wordt het werkgeheugen gevormd door het activeren van bestaande representaties in het LT. deze representaties vormen volgens hem op dat moment je werkgeheugen.
- Brede focus van aandacht/regio van directe toegang gaat over items waar je niet actief naar op zoek bent maar wel tegenkomt

34
Q

Geef het experiment naar de nauwe focus van aandacht

A

Smalle/nauwe focus van aandacht gaat erover dat je op zoek bent naar dat
ene specifieke item. Het is minder accuraat bij zoeken naar meerder items.

35
Q

Wat is het vershcil tussen het drie-componentenmodel en het klassieke working-memory model,

A

Het verschil tussen dit en het klassieke working-memory model is dat werkgeheugen gebaseerd is op activatie van representaties in het LT en dus ook geen aparte opslagbuffers veranderstelt. Modellen die op dit principe gebaseerd zijn, zijn ook relatief goed in staat om te verklaren wanneer informatie in het werkgeheugen de aandachtsprocessen kan beïnvloeden.

36
Q

Wat zijn de niveaus van verwerking bij leren en vergeten?

A
  • Craik en Lockhart stelden dat er drie niveaus waren van verwerking hoe dieper de verwerking hoe beter de stimuli kon onthouden worden. Hoe beter je een stimulus dus verwerkt hoe beter je een stimulus kan onthouden. Maar dit is taakafhankelijk. Er is namelijjk een stuk distinciviteit (het herinneren van woorden is ook afhankelijk van de uniekheid van het stimulus materiaal) en relevantie (de mate waarin opgeslagen informatie daadwerkelijk herinnerd wordt is afhankelijk van de relevantie van het materiaal tijdens de geheugentest) in verwerkt.
  • Binnen de relevantie zien we dat de mate waarin men informatie opslaat afhangt van de relevantie van de informatie. Ook is er sprake van transfer-appropriate processing(verschillende vormen van leren resulteren erin dat specifieke aspecten van een stimulus worden gecodeerd in het geheugen op een wijze die afhankelijk is aan de taak
37
Q

Hoe kunnen wer leren door ophaling?

A
  • Het testing effect
  • Het retrieval-effort hypothese
  • gebruik van mediatoren
  • effect van predictiefouten
38
Q

Wat is het testing effect?

A

=> We onthouden veel beter informatie wanneer we de informatie regelmatig terug ophalen

39
Q

Wat is de Het retrieval-effort hypothese?

A

= de moeite die je moet doen om niet volledig onthouden (geconsolideerde) informatie terug naar boven te brengen helpt bij het onhouden van de informatie

40
Q

Leg het gebruik van mediatoren uit.

A

mediatoren zijn associaties tussen de te leren items, waarbij de associaties tijdens het testen versterkt kunnen worden. Brussel – vliegveld – vliegtuig – wolken.

41
Q

Wat is het Effect van predictiefouten?

A

actief proces van informatie bij te stellen.

42
Q

Hoe werkt vergeten?

A

Eibbinghaus’ Bespaarmethode: de proportie tijd die bespaart wordt die drastisch afneemt naarmate er meer tijd tussen het leren en het herleren van informatie verstrijkt.

vergeetcurves: tijdbesparing die uitgedrukt wordt als functie van het tijdsverloop tussen leren en herleren.

Verval: verval van geheugensporen wanneer ze niet worden gebruikt.

43
Q

Geef de interferentieteorie.

A

=> 2 vormen van interferetie die bijdragen aan het vergeten of vervormen an informatie in het langetermijngeheugen
1. Proactieve interferentie
2. Retroactieve interferentie

44
Q

Wat is proactieve retroferentie?

A
  • Oude herinneringen interfereren met een nieuwe situatie
  • Bv: Wanneer e inrichting keuken verandert, heb je toch neiging naar oude plaats te gaan
  • Kan ontstaan doordat de correcte respons relatief zwak is of de incorrecte respons relatief sterk
  • Jacob et al.
  • baumi et al
45
Q

Geef het onderzoek van Jacob et al. naar proactiefe interferentie

A

Proactieve interferentie kan ontstaan doordat de correcte respons relatief zwak
is, of de incorrecte respons relatief sterk

46
Q

Geef het onderzoek van Baumi et al. naar proactiefe interferentie

A

=> proactieve interferentie is vooral afhankelijk van de ophaling van informatie en verwachtten dat proactieve interferentie sterk gereduceerd zou worden wanneer proefpersonen een deel van het geleerde materiaal zouden vergeten.

Proef om deze hypothese te testen : proefpersonen moesten drie woordenlijsten
leren, waarna ze moesten proberen om zich nog zo veel mogelijk woorden uit de
laatste lijst te herinneren.
- Onder normale omstandigheden worden bij deze methode effecten van proactieve interferentie uit de eerste twee lijsten gevonden
- In andere conditie moesten de proefpersonen de eerste twee lijsten actief
vergeten ➔ significante afname van de hoeveelheid proactieve interferentie.

47
Q

Geef het onderzoek van Berstorm et al. naar proactiefe interferentie.

A

Bergstorm et al maakte gebruik van ERP’s en vonden dat proactieve interferentie veroorzaakt
wordt door
- Automatische ophaling van informatie
- Gecontroleerde ophaling van informatie

48
Q

Wat is retroactieve interferentie?

A
  • Nieuwe informatie interfereert met oudere herinneringen of kennis
  • Vooral wanneer er sterke overeenkomsten zijn
  • Het sterkst wanneer nieuw te leren materiaal sterke overeenkomsten heeft met het oud materiaal
49
Q

Wat is gemotiveerd vergeten?

A

Het fenomeen dat informatie in het langetermijngeheugen vergeten kan worden

Bestudeerd door Itemmethode
- Er wordt woord gepresenteerd onmiddellijk gevolgd door een instructie het woord te onthouden of te vergeten

Think/no think-paradigma van Anderson & Green (2001).

50
Q

Geef het Think/no think-paradigma van Anderson & Green (2001).

A

Proefpersonen leren lijst met woordparen. Wanneer ze erna een van de woorden cue aangeboden krijgen moeten ze oftewel zo veel mogelijk aan het geassocieerde woord denken oftewel dit juist onderdrukken

51
Q

Wie onderzocht Cue-afhankelijk vergeten?

A
  • Tulving en Thompson (1973): Coderingsspecificiteitsprincipe
  • Godden & Baddeley (1975
52
Q

Geef de Coderingsspecificiteitsprincipe van Tulving en Thompson (1973).
Wat is cue-afhankelijk vergeten volgens hen?

A
  • Vergeten t.g.v. slechte overeenkomst geheugenspoor en relevante cues
  • Stelt dat de waarschijnlijkheid dat een herinnering kan worden opgehaald toeneemt in functie van de overlap tussen de info die tijdens het ophalen beschikbaar is en de info die in het geheugen opgeslagen is
  • Verschil met Morris en transfer appropriate-processing
53
Q

Wat is het verschil tussen de Coderingsspecificiteitsprincipe van Tulving en Thompson (1973) en Morris en transfer appropriate-processing

A
  • Morris richtte zich op de processen in het geheugen
  • Tulving beschrijft welke info in het geheugen gecodeerd wordt
54
Q

Wat zeggen * Godden & Baddeley (1975) over cue-afhenkelijk vergeten

A
  • Context-afhankelijk geheugen
  • Toonde effectiviteit van externe context aan
  • Poefpersonen waren diepzeeduikers die woordenlijsten moesten leren.
  • De helft van de personen moest de woorden aan land leren, de andere helft onderwater.
  • Daarna kregen ze test die afgenomen werd in zelfde omgeving of andere omgeving.
  • Herinnering was beter in zelfde omgeving. Enkel bij herinnering, niet bij herkenning
55
Q

Wat zijn engrammen?

A
  • Literatuur spreekt over engrammen (plaats van het geheugen in de cortex).
  • Engram is nu niet gelinkt aan de plaats van het geheugen in de cortex maar eerder een geheugenspoor.
  • Geheugensporen blijven in stand door de hippocampus. Deze geheugensporen zijn dus ook dynamisch. De cortex is ook zeer fragiel wanneer deze wordt geactiveerd maar wordt in stand gehouden door de hippocampus. Er is dan ook nood voor herconsolidatie.