Hoofdstuk 2: Interpersoonlijke communicatie. 28-39. (Trimester 1) Flashcards

1
Q

Wat betekent communicatie?

A

‘deelnemen aan’ en ‘gemeenschappelijk’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent interpersoonlijke communicatie?

A

Communicatie tussen personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat doet de zender in de communicatie?

A

Boodschap in bepaalde code zetten = encoderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet de ontvanger in de communicatie?

A

Boodschap interpreteren = decoderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ruis?

A

Een storende factor in het communicatieproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie vond de vier soorten ruis uit?

A

Joseph Devito.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de vier soorten ruis met gepaste uitleg.

A
  • Fysieke ruis = signalen buitenaf storen (harde muziek).
  • Fysiologische ruis = lichamelijke beperking bemoeilijkt (gehoorproblemen).
  • Psychologische ruis = vooroordelen en stereotypen (partner is dom).
  • Semantische ruis = partijen hebben verschillende code (andere taal).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is verbale communicatie?

A

Via woorden (geschreven of gesproken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is non-verbale communicatie?

A

Zonder woorden (lichaam, gezicht, tekens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is subverbale communicatie?

A

Ondersteunt wat je zegt (intonatie, stemkleur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent vocaal/auditief?

A

Stem/horen (= verbaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent non-vocaal/visueel?

A

Zonder stem/zien (= non-verbaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de binnenkant van communicatie?

A
  • wat in je omgaat
  • niet waarneembaar voor ander
    (- gedachten, meningen, gevoelens)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de buitenkant van communicatie?

A
  • gedrag dat ander waarneemt
    (- houding, intonatie, uitspraken)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de overkant van communicatie?

A
  • andere wordt beïnvloed door jouw buitenkant
  • wat je teweeg brengt bij ander = effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is spiegelgedrag?

A

Het gedrag van anderen spiegel/imiteren. Kan bewust en onbewust. Zorgt voor vertrouwen en verbondenheid.

17
Q

Geef de zeven socio-culturele factoren die het interpersoonlijk communicatieproces beïnvloeden.

A
  • geloof
  • scholarisatie
  • opvoedingsmilieu
  • socio-economische status
  • cultuur
  • leeftijd
  • gender