Hoofdstuk 2 - Depressieve stoornissen Flashcards

1
Q

Wat zijn de criteria om te spreken van een depressieve episode?

A

Er moeten zich tenminste 5 van de typische symptomen voordoen, bijna elke dag gedurende 2 weken en er moet een verandering zijn ten opzichte van het vroeger functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke symptomen zijn typisch voor een depressieve episode?

A
  • Depressieve stemming of irritabiliteit
  • Interesseverlies
  • Gewichtsverlies (80%) of gewichtstoename (20%)
  • Insomnie (80%) of hypersomnie (20%)
  • Psychomotore agitatie (20%) of retardatie (80%)
  • Energieverlies
  • Gevoelens van waardeloosheid of schuld
  • Concentratieverlies of besluiteloosheid
  • Gedachten aan de dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis?

A

Ernstige recidiverende woede-uitbarstingen (verbaal en in gedrag) die disproportioneel zijn t.o.v. de aanleiding. Ze komen niet overeen met het ontwikkelingsniveau en treden gemiddeld 3x per week of vaker op. De stemming tussen de uitbarstingen is prikkelbaar of boos.
Deze symptomen zijn sinds minstens één jaar aanwezig en in minstens 2 van de 3 settings (thuis, school of in contact met leeftijdsgenoten).
Deze classificatie kan niet toegekend worden < 6 jaar en > 18 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Juist of fout?

Personen met een (majeure) depressieve stoornis in het peripartum (prenataal en postnataal) reageren beperkter op antidepressiva.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan men personen met seizoensgebonden patroon van depressieve stoornis behandelen?

A

Lichttherapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer spreken we van een persisterende depressieve stoornis?

A

Wanneer de klachten > 2 jaar aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer spreken we van een premenstruele dysfore stoornis?

A

Wanneer minstens 5 klachten zich tijdens de meeste menstruatie-cycli voordoen, in de laatste week voor aanvang van de menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke somatische aandoeningen kunnen aanleiding geven tot een depressieve stoornis?

A

CVA, Huntington, Parkinson, cerebraal trauma, ziekte van Cushing, hypothyroïdie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke middelen kunnen aanleiding geven tot een depressieve stoornis?

A

Alcohol, sedativum, hyponoticum, anxiolyticum, cocaïne of aanverwanten, fencyclidine, hallucinogenen, inhalantia, opiaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke medicatie kan aanleiding geven tot een depressieve stoornis?

A

Anticholinergica, antihypertensiva (BB), corticosteroïden, orale anticonceptiva, antipsychotica, cytostatica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de prevalentie van een depessieve stoornis?

A

15.4%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer begint een depressieve stoornis vooral?

A

Van in de adolescentie tot in het late leven. 40% heeft een eerste episode tussen 15-35 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bespreek het beloop van een depressieve stoornis.

A

Bij lichte depressies is er een neiging tot spontaan opklaren binnen de 3 maanden. Bij ernstige depressie is er geen volledige remissie in 25%.
Meer dan 50% van de patiënten recidiveert, dit percentage neemt toe met iedere episode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel kans heb je om een depressieve stoornis te ontwikkelen als een eerstegraadsverwant dit heeft?

A

De kans gaat maal 2. De erfelijke bijdrage is dus veel minder groot dan bij schizofrenie of de bipolaire stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke neuro-endocriene factoren spelen een rol in het ontstaan van een depressieve stoornis?

A

Vooral de stress-as is belangrijk. Deze is hyperactief bij een depressieve stoornis. Er is een toegenomen hoeveelheid van cortisol in plasma en er is verminderde negatieve feedback hiervoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de rol van BDNF in depressieve stoornissen?

A

Het is een neuroprotectieve factor die de neuronen laat ‘bloeien en groeien’. Deze daalt in concentratie bij chronische stress, waardoor er verminderde plasticiteit is, meer neuronale atrofie optreedt en er minder synapsen worden gemaakt in de regio’s van de hersenen die verantwoordelijk zijn voor de stemming.

17
Q

Welke cognitieve factoren of denkfouten houden de depressie in stand of verergeren de depressie?

A
  • Overgeneralising memory: leuke en recente dingen worden niet herinnerd
  • Attentional bias: vooral aandacht voor negatief beladen items
  • Reduced future fluency: zeer moeilijk om te denken aan leuke toekomstige zaken
18
Q

Hoe hebben levensgebeurtenissen een invloed op het ontstaan van een depressie?

A

De kans om een depressieve stoornis te ontwikkelen in de eerste zes maanden na een ernstige levensgebeurtenis is 6x verhoogd. Deze ‘stressoren’ zijn aspecifiek en subjectief.

19
Q

Juist of fout?

Alleenstaand zijn geeft een grotere kans op depressie.

A

Niet zozeer het alleenstaand zijn geeft een grotere kans, maar wel het alleenstaand worden (door bv. een breuk, verlies). Dit geldt ook voor werkloosheid.

20
Q

Wanneer spreken we van therapierespons, remissie, recovery, relapse en recurrence?

A
  • Therapierespons: wanneer iemand voor de helft verbeterd is
  • Remissie: verbetering sinds < 6 maand
  • Recovery: verbetering gedurende > 6 maand na therapie
  • Relapse: herval voor recovery
  • Recurrence: herval na recovery
21
Q

Hoeveel procent van de patiënten zal therapierespons op medicatie vertonen?

22
Q

Hoeveel procent van de patiënten zal therapierespons op placebo vertonen?

23
Q

Wat gebeurt er wanneer je de medicatie stopt vanaf het moment dat er remissie is?

A

50% zal hervallen. Doorbehandelen is dus de boodschap!

24
Q

Wat is het belangrijkste instrument in de behandeling van een depressie?

A

Psycho-educatie.

25
Q

Juist of fout?

Medicatie is even effectief als CGT bij een lichte (tot matige) depressie.

26
Q

Wanneer kies je voor medicatie bij een depressie?

A
  • Positieve familiale anamnese
  • Gebrek aan sociaal steunsysteem
  • Vroegere succesvolle therapie met medicatie
  • Verband met medische ziekte of middelen
  • Zeer gebrekkig leervermogen
  • Suïcidaliteit
27
Q

Hoe werken tricyclische AD?

A

Ze verhogen de concentratie serotonine en noradrenaline in de synaptische spleet en heeft effect op de postsynaptische receptoren.

28
Q

Waarom worden tricyclische AD langzaam van de markt gehaald?

A

Ze hebben veel bijwerkingen.

29
Q

Hoe werken SSRI’s?

A

Ze verlagen de reuptake van serotonine waardoor er meer serotonine t.h.v. de synaptische spleet beschikbaar blijft.

30
Q

Wat zijn de bijwerkingen van SSRI’s?

A

Diarree, misselijkheid, maag-darmkrampen, anorexie of gewichtstoename, slapeloosheid, tremor, hoofdpijn, verlengde tijd tot ejaculatie en verminderde lubrificatie.

31
Q

Bespreek het serotonerg syndroom.

A

Het is een zeldzame urgentie die zich meestal voordoet bij hoge doses of als interactie met andere serotonerge geneesmiddelen.
Symptomen zijn hyperthermie, extrapyramidale symptomen (spierrigiditeit, tremoren), autonome functiestoornissen (tachycardie, tachypnoe, transpireren, bloeddrukschommelingen), bewustzijnsstoornissen.
Dit is een medische urgentie: medicatie moet gestopt worden, de patiënten moeten afgekoeld worden en krijgen vocht. Vaak worden ze opgenomen op IZ.

32
Q

Hoe werken SNRI’s?

A

Ze inhiberen de heropname van serotonine en noradrenaline waardoor er meer beschikbaar blijft t.h.v. de synaptische spleet.

33
Q

Bespreek esketamine.

A

Het is een zeer snel werkend middel dat een impact heeft op de neuroplasticiteit via antagonisme op glutamaat-pathway. He wordt intranasaal toegediend. Gezien de snelheid van werking kan dit middel als urgente behandeling gekozen worden bij suïcidale patiënten. Wel moet het altijd in een ziekenhuissetting toegediend worden gezien patiënten hier acuut psychotisch kunnen van worden. Om die reden wordt ook altijd een infuus gestoken zodat altijd meteen benzodiazepines kunnen toegediend worden.

34
Q

Welke neurobiologische, niet-farmacologische behandelmethoden kunnen aangewend worden bij een depressie?

A
  • Electro-convulsie therapie (ECT)
  • Repetitieve transcraniële magnetische stimulatie (rTMS)
  • Vagale zenuw stimulatie (VNS)
  • Deep brain stimulation (DBS)
35
Q

Bespreek ECT.

A

Hierbij wordt een gegeneraliseerd insult uitgelokt frontaal of temporaal. Dit vereist korte anesthesie en spierverslapping en gebeurt daarom vaak op het OK. Meestal wordt dit 3x per week gedaan en zijn er 7-12 behandelingen nodig. Het heeft een snel effect en er is remissie bij 74.7% van de behandelingen.

36
Q

Juist of fout?

Het werkingsmechanisme van ECT is onbekend.

37
Q

Wat is een indicatie voor nervus vagus stimulatie?

A

Treatment Resistant Depression (TRD).